Zalige Petrus Donders kreeg zijn bekendheid door zijn zendingswerk in Suriname en het bestieren van een melaatsenkolonie aldaar. Door zijn werkzaamheden kreeg hij de bijnaam “de Apostel der Melaatsen”.

Zijn feestdag is 14 januari.
23 mei 1982 door paus Johannes Paules II zalig verklaard.
Droom
Petrus – Peerke -, geboren op 27 oktober 1809 te Heikant bij Tilburg had er van jongs af aan van gedroomd priester te worden. Maar daar was geen kans op. Thuis hadden ze het arm. Zijn vader was thuiswever. Moeder stierf, toen Peerke zes was. Vader hertrouwde met een lieve vrouw. Zodra Peerke dat kon, moest hij, zo klein als hij was, meehelpen om aan de kost te komen. Intussen hield hij hele gesprekken met God. Buiten tegen het huisje had hij een altaartje nagemaakt van leem: daar speelde hij voor priestertje. Vanuit de wastobbe van zijn moeder hield hij preken tot de kinderen uit de buurt. Het schijnt, dat zijn biechtvader hem heeft gezegd: ‘Jij moet je vader helpen: dat is jóúw priesterschap.’ Toch bleef het priesterschap hem trekken. In een brief aan zijn pastoor vertelde hij waarom hij dat zo graag wilde; hij verzweeg niet, dat hij niet goed kon leren. Zijn pastoor deed een goed woordje voor hem. Peerke mocht het proberen. Hij was toen 22 jaar.
Studie
Op het seminarie (priesteropleidingshuis) van Sint-Michielsgestel zeiden ze hem dat de studie waarschijnlijk te moeilijk voor hem was. Hij werd huisknecht-student. De priesterprofessoren raakten onder de indruk van zijn uitstraling. Zijn gebrek aan intelligentie werd vergoed door opvallende goedheid. Zo begon hij aan zijn priesterstudie op een moment dat anderen ze afsloten.
Doorzetter
Ook al was hij veel ouder dan zijn klasgenoten en lang niet zo slim, Peerke hield vol en haalde zijn examens. Tijdens zijn studie was er een bisschop uit Suriname langsgekomen. Die had verteld over de erbarmelijke situatie van de negerslaven (de slavernij werd in de Nederlandse kolonies pas in 1863 officieel afgeschaft), de inlandse Indianen en de melaatsen. De bisschop was geëindigd met een pathetische oproep tot de priesterstudenten: “God zal u straks niet vragen of u resultaat hebt gehad, maar met hoeveel inzet u voor Hem hebt gewerkt. Zeg niet: Wat heeft Suriname ons nou te bieden? Je hebt daar alleen maar narigheid. Gods woord verzekert u dat het lijden van deze wereld niet opweegt tegen de beloning in de hemel!” Niet bepaald een aantrekkelijk vooruitzicht. Voor Peerke juist wel. Hij was de enige die zich aanmeldde.
Op 5 juni 1841 werd hij te Oegstgeest priester gewijd.
Rivierenpater in Suriname
Op 16 september 1842 arriveerde hij in Paramaribo. Zijn werkterrein werd al gauw het oerwoud: hij werd rivierenpater. Omgeven door muskieten en allerhande ongedierte trok hij naar de nederzettingen van de bosnegers, naar de dorpjes van de negerslaven die door de Hollanders uit Afrika naar Suriname waren gesleept en nu van de plantages waren gevlucht tot diep in de oerwouden; hij besteedde zijn zorgen aan de Indianen. Daar moest hij soms zeven dagen voor in zijn wankele tentboot over verraderlijke rivieren varen.
Redemtoristen
In 1865 werd de Surinaamse missie toevertrouwd aan de paters Redemptoristen. Op zijn oude dag (56 jaar) trad Peerke toe tot deze Congregatie, en legde van harte de drie religieuze geloften af van armoede, kuisheid en gehoorzaamheid. In wezen betekende dit voor hem geen enkele verandering. Hij zijn hele leven al bezig in de geest van deze geloften.
Melaatsenkolonie
Peerke Donders is bekend geworden om zijn werk in de melaatsenkolonie ‘Batavia’, een eind buiten Paramaribo. Dat melaatsendorp grensde aan drie kanten aan een ondoordringbaar oerwoud, en de voorkant lag aan een brede rivier. Ontvluchten was onmogelijk. Aan deze eenzame, verstoten en vergeten mensen heeft hij de meeste toewijding besteed. Hij verzorgde de walgelijkste ziektegevallen, aanhoorde hun klachten en verhalen, probeerde ze op te beuren, en legde hun uit dat de zonde veel en veel erger is dan de melaatsheid. En dat God er juist op de eerste plaats voor hen was. Dat was het diepste ideaal van Pater Peerke: de mensen laten voelen dat er voor hen liefde en genade was. Ook, ja juist als anderen je opzijschoven en isoleerden, dan was in ieder geval God er voor jou. Pater Peerke heeft er 27 jaar gewerkt en beschouwde het als zijn roeping dat zichtbaar te maken. Hij maakte geen onderscheid tussen rang of stand. Vol mededogen bood hij de helpende hand tot aan zijn dood in Suriname.
Hem schijnt ooit gevraagd te zijn of hij nu meer van God hield of van de mensen. Zijn antwoord herinnerde aan het beroep dat hij ooit geleerd had: ‘Je vraagt toch ook niet aan een wever of de schering belangrijker is dan de inslag?’
Slavernij
Peerke was in armoede opgegroeid, werkte als kind als wever hjuis en in de textielfabriek, in zijn piepklein ouderlijk huis was geen stromend water, douche of wc. Hij kende dus uit eigen ervaring de toestand van gewone mensen, arbeiders in Nederland. In Suriname kwam de missionaris in een andere harde wereld terecht, die van de slavenhouders. Peerke was volkomen ontdaan van het ellendige lot van de slaafgemaakten en het brute optreden van de autoriteiten. We weten daarvan door de brieven die hij aan allerlei personen in Nederland heeft geschreven. Aan Mgr. Van Someren in 1846: “O, had men hier zooveel zorg voor het behoud en welzijn der slaven, als men in Europa voor de lastdieren heeft, dan zou het er beter uitzien (…) en wil mij dus liever bepalen met een diep medelijden uit te roepen: “Wee! Wee!, Suriname in de grooten Oordeelsdag!!. Wee! Wee!, Ja, duizendmaal wee den Europeanen, den eigenaren van plantageslaven, den administrateuren, den directeuren en blank-officieren, die allen over de slaven heerschen!!! Ongelukkig zij, die zich met het zweet en bloed verrijken van die arme slaven, die geen verdedigers vinden dan God!”.
De ellende en het onrecht dat de slaafgemaakten werd aangedaan was voor Peerke moeilijk te verteren. Zijn verzet daartegen leverde hem de vijandschap op van bepaalde slavenhandelaars en plantagehouders.
Einde van zijn leven
In de melaatsenkolonie heeft hij zijn laatste dagen doorgebracht. Op 12 januari vroeg men hem hoe het ging. Peerke antwoordde: ‘Ik heb niet te klagen, maar heb nog weinig geduld met mij, want vrijdagmiddag om drie uur zal ik sterven.’ Dat was een voorspelling. Twee dagen later, op vrijdag 14 januari 1887 om drie uur, overleed hij, tot het laatste moment bij kennis en in stilte biddend.
Zalig verklaard
Petrus Donders is op 23 mei 1982 door paus Johannes Paulus II zalig verklaard.
Zijn graf is in de kathedraal van Paramaribo, Suriname.
bron: Peerke Donders (heiligen.net)