Tijdens het bezoek van pater John Auping SJ uit Mexico – opgegroeid in Joppe – in september 2018 aan onze geloofsgemeenschap om met ons het 150-jarig jubileumfeest te vieren is het idee geboren contact met elkaar te houden. Het voornemen van pater Auping is om ons periodiek, zo eens in de drie weken, een overweging gewijd aan een tekst uit het Evangelie met ons te delen. Wij zijn pater Auping zeer erkentelijk voor dit initiatief en wensen u veel devotie bij het lezen.
Klik hier voor Een Gids voor het mediteren op het Evangelie door pater Auping
De bruiloft van Kana
Johannes 2,1-11

“1 Op de derde dag was er een bruiloft te Kana in Galilea, waarbij de moeder van Jezus aanwezig was. 2 Jezus en zijn leerlingen waren eveneens op die bruiloft uitgenodigd. 3 Toen de wijn opraakte, zei de moeder van Jezus tot Hem: “Ze hebben geen wijn meer.” 4 Jezus zei tot haar: “Vrouw, is dat soms uw zaak? Nog is mijn uur niet gekomen.” 5 Zijn moeder sprak tot de bedienden: “Doet maar wat Hij u zeggen zal.” 6 Nu stonden daar volgens het reinigingsgebruik der Joden zes stenen kruiken, elk met een inhoud van twee of drie metreten. 7 Jezus zei hun: “Doet die kruiken vol water. Zij vulden ze tot bovenaan toe.” 8 Daarop zei Hij hun: “Schept er nu wat uit en brengt dat aan de tafelmeester.” Dat deden ze, 9 en zodra de tafelmeester het water proefde dat in wijn veranderd was (hij wist niet waar die wijn vandaan kwam, maar de bedienden die het water geschept hadden, wisten het wel), riep hij de bruidegom en zei hem: 10 “Iedereen zet eerst de goede wijn voor en wanneer men eenmaal goed gedronken heeft de mindere. U hebt de goede wijn tot nu toe bewaard.” 11 Zo maakte Jezus te Kana in Galilea een begin met de tekenen en openbaarde zijn heerlijkheid. En zijn leerlingen geloofden in Hem. 12 Daarna daalde Hij af naar Kafárnaüm. Hijzelf en zijn moeder, de broeders en zijn leerlingen; maar zij bleven daar slechts enkele dagen.”
De wijn in de bijbel
Er wordt nog al wat wijn gedronken in de bijbel. Ook werd wijn gebruikt als plengoffer. Israël had een positieve mening over wijn, als een gift van de Schepper die het mensenhart verheugt:
“Gij zijt het die hoog uit zijn zalen de bergen doet vloeien van water; de aarde leeft van de gave uwer schepping: kiemen doet Gij het gras voor het vee, het gewas opdat de mens het bewerkt, dat het brood uit de aarde zal geven. Er is wijn, die het mensenhart deugd doet, – als van olie glanst het gelaat – en brood dat het mensenhart kracht geeft” (Psalm 104,13-15).
Dat neemt niet weg dat er ook waarschuwingen zijn tegen dronkenschap, vooral in het boek van de Spreuken, bijvoorbeeld:
“Bij wie wordt wee geroepen? Bij wie ach? Bij wie is er ruzie, bij wie gejammer? Bij wie zijn er onnodige wonden? Bij wie fletse ogen? Bij hen die blijven zitten bij de wijn, bij hen die diep in het mengvat gaan turen. Kijk niet, hoe rood de wijn is, hoe hij u toelacht in de beker, hoe hij vlot naar binnen glijdt, Maar later bijt hij als een slang en spuit hij gif als een adder” (Spreuken 23,29-32).
Gezien deze waarschuwing, is het des te opmerkelijker dat Jezus dit wonder doet. De geïnviteerden aan de bruiloft hadden al gedronken, want de wijn was op. En toch verandert Jezus nu het water in wijn. Het gaat om “zes stenen kruiken, elk met een inhoud van twee of drie metreten”. Een metrete was 39 liter, dus het gaat om zo’n 500 tot 700 liter wijn in totaal!
Ik herinner me een discussie die ik had met Mormonen, in de armenwijk in Torreón, al heel wat jaren geleden. De Mormonen consumeren geen alcohol. Ze nodigden de jongeren in die armenwijk uit zich te laten dopen in de kerk van de Mormonen, door ze een horloge cadeau te doen. Toen ik ze confronteerde met het feit dat er op de bruiloft van Kana, met medewerking van Jezus, heel wat wijn werd gedronken, bleven ze mij het antwoord schuldig. Er zijn in het optreden van Jezus, die “eet en drinkt”, en door zijn tegenstanders als “dronkaard” verguist wordt (Matteüs 11, 19-20), geen argumenten te vinden om zich van wijn te onthouden.
De zeven tekenen die Jezus doet in het Evangelie van Johannes
Jezus doet in het evangelie van Johannes minder wonderen dan in de drie sinoptiese evangelies. Het zijn er maar zeven, en het zijn ‘tekenen’ (in het Grieks, teken = σημειον). Het materiële wonder is een ‘teken’, een symbool van een diepere, geestelijke werkelijkheid, namelijk het eeuwige leven. Jezus doet deze tekenen, opdat de ooggetuigen in Hem geloven (in het Grieks: πιστευω) als de bron van eeuwig leven, als Hem die de gelovigen Gods eeuwig leven geeft. Het geloof komt dus na het teken:
“Zo maakte Jezus te Kana in Galilea een begin met de tekenen en openbaarde zijn heerlijkheid. En zijn leerlingen geloofden in Hem” (Johannes 2,11).
Het tweede teken is de genezing van het kind van een koninklijke functionaris. Ook dit teken leidt tot geloof in Jezus:
“Zijn dienaars kwamen hem onderweg reeds tegemoet met de boodschap dat zijn kind leefde. Hij vroeg hun naar het uur waarop de beterschap was ingetreden, en zij zeiden hem: “Gisteren op het zevende uur is de koorts van hem geweken.” Toen besefte de vader, dat het gebeurd was juist op het uur waarop Jezus gezegd had: “Uw zoon leeft.” Hij zelf en heel zijn gezin geloofden. Dit tweede teken deed Jezus ook weer toen Hij uit Judea naar Galilea gekomen was” (Johannes 4,51-54).
Het derde teken is de genezing van de verlamde in de badinrichting van Betesda (Johannes 5,1-9). Na dit wonder verharden sommige ooggetuigen zich in het ongeloof: ze weigeren tot Jezus te komen om het leven te vinden:
“En toch wilt gij niet tot Mij komen om het leven te vinden. Ik zoek niet door de mensen geëerd te worden, maar Ik weet dat gij in uw hart geen liefde tot God hebt. Ik ben gekomen in de naam van mijn Vader en toch aanvaardt Gij Mij niet. Komt een ander in zijn eigen naam, dan zult gij hem wel aanvaarden. Maar hoe zoudt gij ook kunnen geloven als gij van elkaar eer tracht te verwerven, terwijl gij de eer die van de enige God komt, niet zoekt? Denkt niet, dat Ik u bij de Vader zal aanklagen. Er is al iemand die u aanklaagt: Mozes, op wie gij uw hoop hebt gesteld. Want als ge Mozes zoudt geloven, zoudt ge ook Mij geloven, want juist over Mij heeft hij geschreven. Als ge niet gelooft wat Mozes schreef, hoe zoudt ge dan geloven wat Ik spreek?” (Johannes 5,40-47).
Het vierde teken is de broodvermenigvuldiging (Johannes 6,5-13). Na dit teken zien de mensen in Hem een wereldse koning, maar dit is niet het geloof dat Jezus zoekt. Ze geloven niet in Hem als de bron van eeuwig leven en Hij trekt zich van hen terug:
“Toen de mensen het teken zagen dat Hij gedaan had, zeiden ze: “Dit is stellig de profeet die in de wereld moet komen.” Daar Jezus begreep, dat zij zich van Hem meester wilden maken om Hem mee te voeren en tot koning uit te roepen, trok Hij zich weer in het gebergte terug, geheel alleen” (Johannes 6,14-15).
Het vijfde teken is dat Jezus over het water loop (Johannes 6,22-25). Na dit wonder en het vorige wonder van de broodvermenigvuldiging, zoeken de mensen Hem om het aardse brood, maar ze geloven niet dat deze tekenen naar Hem als bron van eeuwig leven verwijzen. Ze beginnen te discussiëren, in plaats van te geloven:
“Toen de mensen bemerkten dat noch Jezus noch zijn leerlingen daar waren, gingen zij in de boten en voeren in de richting van Kafárnaüm op zoek naar Jezus. Zij vonden Hem aan de overkant van het meer en zeiden: “Rabbi, wanneer bent U hier gekomen?” Jezus nam het woord en zeide: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Niet omdat gij tekenen gezien hebt, zoekt ge Mij, maar omdat gij van de broden hebt gegeten tot uw honger was gestild. Werkt niet voor het voedsel dat vergaat, maar voor het voedsel dat blijft tot het eeuwig te leven en dat de Mensenzoon u zal geven. Op Hem immers heeft de Vader, God zelf, zijn stempel gedrukt. Daarop zeiden zij tot Hem: “Welke werken moeten wij voor God verrichten?” Jezus gaf hun ten antwoord: “Dit is het werk dat God van u vraagt: te geloven in Degene, die Hij gezonden heeft.” Zij zeiden tot Hem: “Wat voor teken doet Gij dan wel, waardoor wij kunnen zien dat wij in U moeten geloven?” Wat doet Gij eigenlijk?” (Johannes 6,24-30).
Het zesde teken is de genezing van de man die vanaf zijn geboorte blind was (Johannes 9,1-12). Van de mensen die het wonder zagen, of er van horen, geloven sommigen in Hem als komend van God, onder anderen de van zijn blindheid genezen man, maar anderen zijn bang en compromitteren zich niet, onder andere zijn familie. Weer anderen verharden hun hart tegen Jezus en tegen de van zijn blindheid genezen man:
“Toen zeiden sommige Farizeeën: “Die man komt niet van God, want Hij onderhoudt de sabbat niet.” Anderen zeiden: “Hoe zou een zondig mens zulke tekenen kunnen doen?” Zo was er verdeeldheid onder hen… Zij zeiden toen smalend tot hem: “Jij bent een leerling van die man, wij zijn leerlingen van Mozes. Wij weten dat God tot Mozes gesproken heeft maar van deze weten wij niet waar Hij vandaan is.” De man gaf hun ten antwoord: “Dit is toch wel wonderlijk, dat gij niet weet vanwaar Hij is; en Hij heeft mij nog wel de ogen geopend. Wij weten dat God niet naar zondaars luistert, maar als iemand godvrezend is en zijn wil doet, dan luistert Hij naar zo iemand. Nooit in der eeuwigheid heeft men gehoord, dat iemand de ogen van een blindgeborene heeft geopend. Als deze man niet van God kwam, had Hij zoiets nooit kunnen doen” Zij voegden hem toe: “In zonden ben je geboren, zo groot als je bent, en jij wilt ons de les lezen?” Toen wierpen ze hem buiten. Jezus vernam dat men hem buiten geworpen had en toen Hij hem aantrof, zei Hij: “Gelooft ge in de Mensenzoon?” Hij antwoordde: “Wie is dat, Heer? Dan zal ik in Hem geloven.” Jezus zei hem: “Gij ziet Hem, het is Degene, die met u spreekt.” Toen zei hij: “Ik geloof, Heer.” En hij wierp zich voor Hem neer” (Johannes 9,16.28-38).
Het zevende teken is de verrijzenis van Lazarus. Na dit wonder, geloven er velen in Hem, als de verrijzenis en het leven, onder hen Marta en Maria en zijn leerlingen, maar anderen verharden zich tegen Hem, en besluiten Hem te doden:
“Daarom zei Jezus hun toen ronduit: “Lazarus is gestorven, en omwille van u verheug ik Mij dat Ik er niet was, opdat gij moogt geloven… Jezus zei haar: “Ik ben de verrijzenis en het leven. Wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven… Hij riep met luider stem: “Lazarus, kom naar buiten!” De gestorvene kwam naar buiten, voeten en handen met zwachtels omwonden en met een zweetdoek om zijn gezicht. … Vele Joden, die naar Maria waren gekomen en zagen wat Hij gedaan had, geloofden in Hem. Enigen van hen gingen echter naar de Farizeeën om hun te vertellen wat Jezus gedaan had. De hogepriesters en Farizeeën belegden daarop een zitting van het Sanhedrin en zeiden: “Wat doen we?” Want die man verricht veel wonderen. Als wij Hem zijn gang laten gaan, zullen ze allemaal in Hem geloven… Van die dag af waren ze besloten Hem te doden” (Johannes 11,14-15.25.43-48.53).
De betekenis van het geloof in het evangelie van Johannes is dus heel verschillend van het geloof in de sinoptiese evangelies van Matteüs, Marcus en Lucas. In de sinoptici heeft Jezus het geloof van de mensen nodig om het wonder te kunnen doen. Het geloof gaat aan het wonder vooraf, zoals in volgende voorbeelden. Daarom “sprak Hij tot haar: ‘Dochter, uw geloof heeft u genezen; ga in vrede’.” (Lucas 8,48). Hij heeft dat geloof nodig om te handelen: “Toen Jezus hun geloof zag, zeide Hij tot de lamme: “Hebt goede moed, mijn zoon, uw zonden zijn u vergeven.”… Welnu, opdat ge zult weten, dat de Mensenzoon macht heeft op aarde zonden te vergeven – en nu sprak Hij tot de lamme –: Sta op, neem uw bed en ga naar huis.” En hij stond op en ging naar huis” (Matteüs 9,3.6-7). En vice-versa, als Hij geen geloof vindt, kan Hij geen wonder doen: “Hij kon daar geen enkel wonder doen…. en Hij stond verwonderd over hun ongeloof” (Marcus 6,5-6). In de sinoptici, komt het geloof dus vóór het wonder.
Maar bij Johannes is het net omgekeerd. Het geloof (of ongeloof) komt na het wonder. Bij Johannes gaat het niet zozeer om het geloof dat Jezus nodig heeft om een wonder te doen, want Hij heeft het wonder al gedaan. Het gaat om een geloof van mensen die het wonder dat ze gezien hebben begrijpen als een teken van iets wat veel verder gaat dan wijn, brood en gezondheid, namelijk een teken dat Jezus de bron is van eeuwig leven voor wie in Hem gelooft als de Zoon van God, dat Hij van God gekomen is om ons naar God te brengen.
Het geloof vóór en na het wonder
Dit brengt ons terug naar het wijn-wonder op de bruiloft van Kana.
Het water is symbool van een grijs en gefrustreerd leven.
De wijn is symbool van een leven dat op een veel dieper niveau bevredigend is, een leven met God, van God en voor God.
Jezus kan het water van uw leven in wijn veranderen. Hij kan uw leven veranderen.
Mensen kunnen er soms onder lijden dat ze het niet meer zien zitten. Of mensen hebben een aantal diepe teleurstellingen maar half verwerkt, ze zijn gedesillusioneerd. Ze zijn soms uitgedoofd, zoals de architect in Graham Greene’s A Burnt-out Case van 1960, of de alcoholische priester in Graham Green’s The Power and the Glory van 1940. Het kan ook zijn dat mensen door anderen bedrogen, of slecht behandeld zijn. De architect wordt vals beschuldigd de vader van het kind van zijn vriend te zijn, en de priester wordt door de autoriteit vervolgd gedurende de kerkvervolging in Mexico. Maar in beide gevallen is er toch ook nog een vonk van geloof en liefde, genoeg om ondanks alles toch dóór te ploeteren.
Misschien kent u zo´n mens, of misschien bent u zo´n mens. U hebt dan twee keer geloof nodig. Eerst het geloof van de sinoptische evangelies, dat het mogelijk maakt dat Hij iets voor u doet. Vraag Hem in uw leven in te grijpen, met moedig geloof, misschien met de moed van de wanhoop, een geloof dat het mogelijk maakt dat God zich in uw leven zó duidelijk manifesteert dat Hij u overtuigt van zijn bestaan en zijn liefde voor u. God heeft dat geloof nodig want Hij respecteert uw vrije beslissing in Hem te geloven of niet in Hem te geloven.
Waarom moeten we aan God iets vragen, als Hij al bij voorbaat weet wat we nodig hebben? De H. Augustinus, in zijn bekende brief aan de rijke weduwe Proba, zegt dat het smeekgebed ons hart doet groeien zodat we van God kunnen ontvangen wat Hij ons wil geven:
“Het kan vreemd lijken dat onze Heer ons aanspoort tot het smeekgebed, als Hij toch onze noden al kent vóórdat wij ze Hem voorleggen. De reden is niet dat Hij onze wensen niet kent, maar dat door ons smeekgebed het vermogen van ons hart om te wensen groter wordt, zodat we op die manier meer in staat zijn te ontvangen wat Hij ons wil geven. Zijn gaven zijn heel groot, en wij zijn erg klein en beperkt in ons vermogen om te ontvangen… Maar naar de mate van de vastheid van ons geloof, de fermheid van onze hoop, en de vurigheid van ons verlangen naar Gods gave, groeit ons vermogen die gave te ontvangen.”[1]
[1] H. Augustinus, Brief aan Proba, brief no. 130, van het jaar 412, hoofstuk 8, nr. 7, mijn vertaling.
Hierbij is de voorspraak van Maria belangrijk. In Kana waren het niet de pas getrouwden, maar was het Maria die Jezus om wijn vroeg. Omdat Maria´s geloof en hart zo groot zijn, kan “Hij die machtig is aan haar grote wonderwerken doen” (Lucas 1.49). Daarom kon Jezus zo edelmoedig zijn bij het overvloedig vervullen van de wens van de pasgetrouwden, omdat die door Maria onder woorden gebracht was.
Daarom helpt het u haar te vragen bij Hem voor u vóór te spreken: “Ze hebben geen wijn meer”.
Zij ziet uw nood, heeft medelijden en vraagt God u te helpen.
Uw kleine geloof verenigd met haar grote geloof, maakt uw eigen hart groter en meer in staat Gods gave overvloedig te ontvangen.
Soms lijdt een familie aan situaties die een bittere smaak hebben. Er is een grens aan wat men kan doen, want wat men kan doen hangt ook af van wat andere mensen of instanties willen doen of niet willen doen. In zulk soort situaties helpt het veel om op God een beroep te doen, met een gelovig hart, met de voorspraak van María, zodat Gods voorzienigheid zich op wondere wijze kan manifesteren.
Al u eenmaal van die nieuwe wijn gedronken hebt, dat wil zeggen als u eenmaal die troostende ervaring van Gods wondere voorzienigheid hebt meegemaakt, dan hebt u daarna dat andere geloof nodig, dat diepere geloof uit het evangelie van Johannes, het geloof dat na het wonder komt.
Dit geloof betekent, dat u heel uw leven op Hem oriënteert, dat u zich helemaal aan Hem geeft, dat Hij de diepe zin van uw leven wordt, zodat uw leven het vijfde evangelie wordt, het evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens …. en daar vult u dan uw eigen naam in.

Heeft u vragen of wilt u iets delen met pater Auping, mailt u naar [email protected]