Tijdens het bezoek van pater John Auping SJ uit Mexico – opgegroeid in Joppe – in september 2018 aan onze geloofsgemeenschap om met ons het 150-jarig jubileumfeest te vieren is het idee geboren contact met elkaar te houden. Het voornemen van pater Auping is om ons periodiek, zo eens in de drie weken, een overweging gewijd aan een tekst uit het Evangelie met ons te delen. Wij zijn pater Auping zeer erkentelijk voor dit initiatief en wensen u veel devotie bij het lezen.
Klik hier voor Een Gids voor het mediteren op het Evangelie door pater Auping
De predestinatie
Johannes 17,1-26

1 Zo sprak Jezus. Toen sloeg Hij zijn ogen ten hemel en zei: “Vader, het uur is gekomen. Verheerlijk uw Zoon, opdat de Zoon U verheerlijke. 2 Gij hebt Hem immers macht gegeven over alle mensen om eeuwig leven te schenken aan allen die Gij Hem gegeven hebt. 3 En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige ware God en Hem die Gij hebt gezonden, Jezus Christus. 4 Ik heb U op aarde verheerlijkt door het werk te volbrengen dat Gij Mij hebt opgedragen te doen. 5 Gij, Vader, verheerlijk Mij thans bij Uzelf en geef Mij de heerlijkheid, die Ik bij U had eer de wereld bestond.
6 Ik heb uw Naam geopenbaard aan de mensen die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt. U behoorden ze toe; Mij hebt Gij ze gegeven en zij hebben uw woord onderhouden. 7 Nu weten zij dat al wat Gij Mij gegeven hebt van U komt. 8 Want de boodschap die Gij Mij hebt meegedeeld, heb Ik hun meegedeeld, en zij hebben ze aangenomen en naar waarheid erkend dat Ik van U ben uitgegaan, en zij hebben geloofd dat Gij Mij hebt gezonden. 9 Ik bid voor hen. Niet voor de wereld bid Ik, maar voor hen die Gij Mij gegeven hebt, omdat zij U toebehoren. 10 Al het mijne is van U en het uwe is van Mij. Zo ben Ik in hen verheerlijkt. 11 Ik blijf niet langer in de wereld, zij echter blijven in de wereld, terwijl Ik naar U toe kom. Heilige Vader, bewaar in uw Naam hen die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij één mogen zijn zoals Wij. 12 Toen Ik bij hen was, bewaarde Ik in uw Naam hen die Gij Mij hebt gegeven. Ik heb over hen gewaakt en niemand van hen is verloren gegaan, behalve de man des verderfs, want de Schrift moest vervuld worden. 13 Maar nu kom Ik naar U toe en nog in de wereld zeg Ik dit, opdat zij mijn vreugde ten volle in zich zouden bezitten. 14 Ik heb hen uw woord meegedeeld, maar de wereld heeft hen gehaat, omdat zij niet van de wereld zijn, zoals Ik niet van de wereld ben. 15 Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor het kwaad. 16 Zij zijn niet van de wereld, zoals Ik niet van de wereld ben. 17 Wijd hen U toe in de waarheid. Uw woord is waarheid. 18 Zoals Gij Mij in de wereld gezonden hebt, zo zend Ik hen in de wereld, 19 en omwille van hen wijd Ik Mij aan U, opdat ook zij in waarheid aan U toegewijd mogen zijn.
20 Niet voor hen alleen bid Ik, maar ook voor hen die door hun woord in Mij geloven, 21 opdat zij allen één mogen zijn zoals Gij, Vader, in Mij en Ik in U: dat ook zij in Ons mogen zijn opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt. 22 Ik heb hun de heerlijkheid gegeven, die Gij Mij geschonken hebt, opdat zij één zijn zoals Wij één zijn: 23 Ik in hen en Gij in Mij, opdat zij volmaakt één zijn en de wereld zal erkennen, dat Gij Mij hebt gezonden en hen hebt liefgehad, zoals Gij Mij hebt liefgehad. 24 Vader, Ik wil dat zij die Gij Mij gegeven hebt met Mij mogen zijn waar Ik ben, opdat zij mijn heerlijkheid mogen aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt, daar Gij Mij lief hebt gehad vóór de grondvesting van de wereld. 25 Rechtvaardige Vader, al heeft de wereld U niet erkend, Ik heb U erkend, en dezen hier hebben erkend dat Gij Mij gezonden hebt. 26 Uw naam heb Ik hun geopenbaard en Ik zal dit blijven doen, opdat de liefde waarmee Gij Mij hebt liefgehad, in hen moge zijn en Ik in hen.”
Jezus ervaart de dingen die Hij doet als een genadegift van zijn Vader
Jezus heeft de ervaring dat zijn werk, vooral de vorming van zijn apostelen en leerlingen, Hem door zijn Vader gegeven is (in het Grieks, geven = διδωμι). Wat Hij doet, ervaart Hij als een geschenk van zijn Vader, zodat ook zijn apostelen, en in het algemeen de mensen die in Hem geloven, dank zij zijn werk, voor Hem een geschenk zijn van zijn Vader: “allen die Gij Hem gegeven hebt (vers 2); “de mensen die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt” (vers 6); “U behoorden ze toe; Mij hebt Gij ze gegeven” (vers 6);“Ik bid voor hen die Gij Mij gegeven hebt” (vers 9); “bewaar in uw Naam hen die Gij Mij gegeven hebt”(vers 11);“Ik bewaarde in uw Naam hen die Gij Mij hebt gegeven”(vers 12);“zij die Gij Mij gegeven hebt”(vers 24, 2x). Ook Jezus’ evangeliserende activiteit wordt door Hem ervaren als een gave van God: “Nu weten zij dat al wat Gij Mij gegeven hebt van U komt. Want de boodschap die Gij Mij hebt meegedeeld, heb Ik hun meegedeeld (vers 7 en 8).” Deze ervaring van Jezus is ook onze ervaring als we met God verenigd leven. Juist wanneer we actief zijn, in het werk wat we doen, en in de menselijke relaties die we cultiveren, is er voor de geestelijke mens een passiviteit waarin we die dingen die we doen ervaren als een gave van God. We ontvangen als een genade van Hem wat we voor Hem en onze naaste doen. Deze passiviteit in onze activiteit, deze mystieke dimensie in het werk en de relaties, maakt het ons mogelijk om in ons werk, en te midden van de problemen, ontspannen te zijn, vrij van ongeordende bezorgdheid en stress, en tegelijk effectiever:
“Komt allen tot Mij die uitgeput zijt en onder lasten gebukt, en Ik zal u rust en verlichting schenken. Neemt mijn juk op uw schouders en leert van Mij: Ik ben zachtmoedig en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen, want mijn juk is zacht en mijn last is licht”
(Matteüs 11,28-30).
De christelijke predestinatie leer
In deze overweging wil ik echter deze punten van de passiviteit in de activiteit, en van de dankbaarheid, niet verder uitwerken. Dat heb ik al gedaan in twee vorige meditaties[1]. Hier wil ik meer ingaan op het mysterie van de predestinatie. Als Jezus zegt dat Hij alles wat Hij doet van zijn Vader heeft ontvangen, dan is dat ook een manier om te zeggen dat alles wat Hij en de mensen doen door zijn Vader gepredestineerd is. Of zoals Jezus vaak zegt: “het staat geschreven in de Schrift” (zie vers 12). Volgen Ignatius van Loyola, is de predestinatie (in het Spaans van de Geestelijke Oefeningen: ‘predestinación’, ook vertaald als ‘voorbestemming’[2] of ‘voorbeschikking’[3]), een feit, al is het een mysterie dat niet gemakkelijk te begrijpen is en zich leent tot misverstanden:
“366 Veertiende richtlijn. Ook al is het zeer waar dat niemand gered kan worden zonder gepredestineerd [voorbestemd, voorbeschikt] te zijn en zonder het geloof en de genade te hebben, toch moet men er ten zeerste op letten hoe men dit alles behandelt en aan anderen voorhoudt.
Het is een mysterie dat men niet te vaak moet behandelen, maar, als men het behandelt, moet dat op heel duidelijke wijze gebeuren, om niet het misverstand te wekken dat het goed of het kwaad dat een mens doet, niets zal veranderen aan het feit dat hij of zij gered of verdoemd wordt, omdat dat al vast ligt:
367 Vijftiende richtlijn. Wij moeten er geen gewoonte van maken veel over de predestinatie [voorbestemming, voorbeschikking] te spreken. Maar als men er een enkele keer en op een of andere manier toch over spreekt, dan moet men er zo over spreken dat het gewone volk niet tot dwaling komt. Wat wel eens gebeurt wanneer men zegt: “Of ik gered of verdoemd word, ligt al vast, en of ik nu goed doe of kwaad, zal er niets aan veranderen.” Zo worden zij laks en verwaarlozen zij de werken die bijdragen tot het heil en de geestelijke vooruitgang van hun ziel.”
Dit door Ignatius vermelde misverstand is eigen aan de calvinistische theologie van de predestinatie, waar ik verderop in deze overweging zal ingaan, maar ik zal nu eerst proberen de katholieke predestinatie leer uit te leggen.
Predestinatie betekent dat God van alle eeuwigheid heeft voorzien en gewild wat er in de geschiedenis van het heelal en van de mensheid, en van iedere mens in het bijzonder, gebeurt. De predestinatie is onscheidbaar verbonden aan de voorkennis van God. God wil dat gebeurt wat Hij voorziet dat gebeuren zal, en maakt dat gebeuren zo mogelijk. Dit betekent niet dat Hij de zonde en haar destructieve effecten wil, maar dat Hij die voorzien heeft en aanvaardt als een negatieve vrucht van de menselijke vrijheid. Hij voorzag van alle eeuwigheid het goede of slechte gebruik dat iedere mens in het bijzonder maakt van zijn vrije wil, en hoe die mens, en andere mensen, zo de gevolgen van zijn daden zullen ondervinden, en zei toen “zo zij het”. In die zin is het leven en de eeuwige bestemming van elke mens door God voorzien en gewild, dat is ‘gepredestineerd’.
Deze predestinatie kan men op heel menselijke wijze begrijpen, als we een ogenblik ervan uitgaan alsof God een en ander tweemaal voorbestemde. De eerste keer bepaalde God de Vader dat alle mensen gered zouden worden, en dat Christus aan het kruis voor alle mensen zou sterven om zo vergeving van hun zonden te verdienen. Maar Hij voorzag toen, in tweede instantie, dat sommige mensen in hun hoogmoed Gods door Christus verdiende vergeving zouden verwerpen, en verloren zouden gaan, en zei toen, in tweede instantie, onze menselijke vrijheid respecterend, “het zij zo”. Deze tweede predestinatie sluit de menselijke vrijheid niet uit, maar voorziet en wil dat ons gebruik of misbruik van onze vrijheid hun gevolgen zullen hebben. God is in die zin als een niet over beschermende en niet over controlerende moeder, die toelaat dat haar kinderen de gevolgen van hun daden ervaren, ten goede en ten kwade, om van die gevolgen te leren. Het is natuurlijk niet écht zo dat God de dingen in eerste en toen in tweede instantie predestineerde, maar deze wijze van spreken is een manier om te begrijpen wat er in de predestinatie gebeurt. Deze overweging kan ons ook helpen om te begrijpen waarom de Kerk een aantal jaren geleden de woorden van de consecratie in het eucharistisch gebed veranderde.
Vóór die verandering, zei de priester, bij de consecratie van de wijn “dit is mijn bloed dat voor u en alle mensen vergoten is”, maar na die verandering zegt de priester “dit is mijn bloed dat voor u en voor velen vergoten is”. Eerst was het voor allen, toen voor velen. Dit laatste houdt in dat sommigen verloren gaan. Mensen vragen zich soms af hoe een God van liefde mensen naar de hel laat gaan. Het is echter niet zo, dat God zo iemand niet zou willen vergeven. God staat jaren lang klaar met al zijn goedheid en barmhartigheid, om mensen te vergeven, maar sommige mensen willen die niet, zoals we zagen in het geval van Richard Kuklinski (1935-2006)[4]. Gods liefde en vergeving voor een persoon hebben per definitie alleen maar effect als deze persoon ze wil ontvangen. Liefde en vergeving kan men iemand niet opleggen, als iemand die niet wil aanvaarden. Op deze wijze gaan sommige mensen verloren.
De eindbestemming van Judas Iskariot
Het feit van de predestinatie wordt heel duidelijk in het geval van Judas Iskariot. Jezus zegt over hem: “Ik heb over hen [de apostelen] gewaakt en niemand van hen is verloren gegaan, behalve de man des verderfs, want de Schrift moest vervuld worden” (vers 12). En voegt daar aan toe:
“Voorwaar, Ik zeg u: een van u zal Mij overleveren… Wel gaat de Mensenzoon heen, zoals van Hem geschreven staat, maar wee de mens door wie de Mensenzoon wordt overgeleverd! Het zou beter voor hem zijn als hij niet geboren was, die mens!” Judas, zijn verrader, nam ook het woord en zei: “Ik ben het toch niet, Rabbi?” Hij antwoordde hem: “Gij zegt het” (Matteüs 26,21.24-25).
Als Jezus zegt dat Hij en Judas vervullen wat in de Schrift geschreven staat, dan klinkt dat als predestinatie, en het is ook predestinatie. Maar dit betekent niet, dat Judas niet vrij was om Jezus niet te verraden. In feite was hij wél vrij, maar God voorzag van alle eeuwigheid dat hij van deze vrijheid misbruik zou maken.

Het is Desiderius Erasmus (1466-1536) die, in een discussie met Luther over de predestinatie, het geval Judas Iskariot goed uitlegt[5].
Ik vertaal uit het Latijn[6], met een oog op de Engelse[7] vertaling, omdat ik de Nederlandse vertaling niet online kon vinden. Erasmus argumenteert dat de predestinatie van het verraad van Judas Iskariot op geen enkele wijze uitsloot of verhinderde dat Judas vrij was om te doen wat hij deed.
“Niet alle noodzakelijkheid sluit de vrije wil uit, bijvoorbeeld God de Vader brengt noodzakelijkerwijze de Zoon voort, maar Hij brengt Hem dat willend en vrij voort, zonder gedwongen te zijn. Zo kan men ook in menselijke zaken een zekere noodzakelijkheid vaststellen, maar die sluit de vrijheid van onze wil niet uit. God voorzag ̶ en wat Hij voorzag wilde Hij in zekere zin ook ̶ , dat Judas de Heer zou verraden. Hieruit volgt, als je kijkt naar de onfeilbare voorkennis van God en zijn onveranderlijke wil, dat het noodzakelijk was dat Judas zijn Heer zou verraden, maar dat neemt niet weg dat Judas vrij was zijn om zijn wilsbeschikking te veranderen, en zijn zondige voornemen niet ten uitvoer te brengen. U zegt: Wat dan, als hij zijn voornemen had veranderd? Dan zou Gods voorkennis niet weerlegd geweest zijn, noch ook de volbrenging van zijn wil verhinderd zijn, want Hij zou dan die verandering van Judas’ wil hebben voorzien en gewild.”
De predestinatie sluit dus ons gebruik van de vrije wil niet uit, maar impliceert die, zodat Gods genade en wat wij besluiten te doen, met Gods genade, of die genade verwerpend, beide nodig zijn voor wat God, sinds alle eeuwigheid, met betrekking tot onze eeuwige bestemming heeft besloten, dat wil zeggen, gepredestineerd.
De predestinatie in het calvinisme en het hindoeïsme
Voor Calvijn was het idee dat de mens op een of andere wijze zijn eeuwige verkiezing of verwerping zou meebepalen, bijvoorbeeld door het goede te doen en het kwade te laten, een ontoelaatbare beperking van Gods soevereiniteit. Zowel Calvijn als Luther houden dat God vooraf heeft bepaald wie zalig wordt, en wie niet, de zogenaamde ‘dubbele predestinatie’ leer. Deze eeuwige bestemming zou onafhankelijk zijn van het goede of het kwaad dat iemand in zijn leven doet. Calvijn noemde dit besluit van God decretum horribile. In Nederland was de interpretatie van Calvijns predestinatie leer in de 17e eeuw de oorsprong van de strijd tussen de remonstranten, die de predestinatie interpreteerden als Gods verkiezing van personen van wie Hij het geloof en de goede werken voorzag (een gezichtspunt dat overeenkomt met de katholieke interpretatie), en de contra-remonstranten, die Calvijns leer handhaafden. In de Synode van Dordrecht wonnen de contra-remonstranten, vandaag bekend als de Gereformeerde Kerk van Nederland.
Niet alleen in Nederland, maar ook in calvinistische kerken in andere landen was deze discussie soms heel intens. In de Verenigde Staten brak de Presbyteriaanse kerk in twee delen: de door Charles Finney gestichte New School Presbyterians, die in feite (zonder dat zo te zeggen) de katholieke predestinatie leer belijdt, en de ortodox-calvijnse Old School Presbyterians. Daarover heb ik meer gezegd in mijn boek over de invloed van de Godservaring op de afschaffing van de slavernij in Noord-Amerika.[8] De door Charles Finney veroorzaakte charismatische beweging van de jaren dertig van de 19e eeuw was een beslissende invloed voor de afschaffing van de slavernij in de Verenigde Staten.
Tot de dag van vandaag gaat deze discussie door. Een patiënt van mij, Alex, die lid was van de Presbyteriaanse kerk, wilde op een zeker moment katholiek worden. Ik zei hem dat het goed zou zijn dat hij eerst de calvinistische leer van zijn kerk, en een aantal hoofdstukken van de katholieke catechismus zou lezen. Toen hij de orthodoxe leer van zijn kerk voor het eerst in detail bestudeerde, schrok hij er van, ook toen hij ontdekte dat zijn oom, en een aantal voorgangers in zijn kerk nog letterlijk geloofden in Calvijns predestinatieleer, ofschoon anderen het niet meer geloofden. Hij heeft toen besloten katholiek te worden, en is door mij in de katholieke kerk gedoopt en, daarna, getrouwd. De hindoes geloven dat de ellende van de armen een straf is voor zonden die zij in hun vorige leven begaan hebben. De hogere kaste van de brahmanen instigeerden de leden van de middelbare kasten de verpleeghuizen voor daklozen, die door de heilige Teresa van Calcutta waren gesticht, te verbranden, omdat Teresa ze niet aan hun lot overliet, en zich over hen ontfermde, en ze zo beroofde van hun ‘karma’, hun in hun vorige leven gepredestineerde lot. Ook deze predestinatieleer, zoals de calvinistische, is pervers.
De predestinatie is voor ons een troostvol geheim
Mensenvinden de predestinatie soms een griezelig geheim, bijvoorbeeld Calvijn, die het had over het “decretum horribile” Maar goed begrepen, is voor ons katholieken de predestinatie een troostvol geheim. Uw eeuwige redding en de goede daden die u met Gods hulp ten uitvoer brengt, zijn door God voorzien en gewild. Ze staan geschreven in het boek van het leven: “En de boeken werden geopend. Nog een ander boek werd geopend, het boek des levens. En de doden werden geoordeeld naar hun daden, zoals die in de boeken beschreven stonden” (Apokalyps 20,12-13).
Soms laat God u een bladzijde lezen van wat er over uw leven geschreven staat in het boek des levens. Dat is in feite een heel troostvolle ervaring, en omdat u dan ervaart dat het toekomstig succes van een goed werk geschreven staat in het boek des levens alsof het al gebeurd is. En zo is het ook, de goede afloop is van alle eeuwigheid door God voorzien en gewild, en daar kunnen de machten van deze wereld niets aan veranderen. Op deze wijze baant u zich een weg door alle moeilijkheden heen, terwijl u voortdurend, zonder enige bekommering, vol blijdschap geniet van de goede afloop, alsof het al gebeurd is. En zo is het ook. Van alle eeuwigheid staat het allemaal geschreven in het boek des levens. In de moraaltheologie heet dit vergaande en zich een weg banende Godsvertrouwen “geanticipeerde dankbaarheid”. Zo wist ik van te voren dat Deborah, die onschuldig veroordeeld was tot 27 jaar gevangenis straf, bevrijd zou worden, en huilde van dankbaarheid, vóórdat het hogere gerechtshof haar vrijsprak.[9] Zo wist ik ook van te voren dat mijn vader, die op sterven lag, dank zij het hem door mij toegediende sacrament van de zieken, beter zou worden en nog vele jaren zou leven.[10] Zo wist ik ook van te voren dat ik veertigduizend dollar zou winnen aan de roulette in een casino in Atlantic City, om met dat geld de uit de gevangenis bevrijdde Deborah te helpen tot zij zou trouwen, en om bouw van een Centro Comunitario y Cultural in de armenwijk te voltooien.[11]
Daarom zeg ik dat de predestinatie een troostvol geheim is dat ons tot de deugd van geanticipeerde dankbaarheid beweegt. In het geestelijk leven komt een moment dat u door de genade van de Heilige Geest omgevormd wordt in Christus. Het eindpunt van dit proces is de mystieke incarnatie, u bent een nieuwe uitgave van de eeuwige Christus. Zo iemand is door Gods genade vergoddelijkt. U denkt en begrijpt situaties en problemen zoals God ze begrijpt. U voelt voor mensen wat God voor ze voelt. U wenst en wil doeleinden zoals God die wil. En u handelt zoals God handelt, dat wil zeggen, voortdurend, te midden van grote problemen en obstakels, zonder enige bekommering, vol blijdschap genietend van de goede afloop, alsof het al gebeurd is, wat in feite, in God, ook zo is. Zo handelt God en zo handelt u, als u handelt als een andere Jezus.
[1]13e Meditatie op het Evangelie door pater Auping, Het smeekgebed (Lucas 11,5-13) en de 20e Overweging op het Evangelie door pater Auping, De dankbaarheid (Lucas 17,11-19).
[2] Ignatius van Loyola, Geestelijke Oefeningen, nummers 366 en 367, vertaling, inleiding en noten van Mark Rotsaert SJ, e.a., Altiora, Averbode, 2010
[3] Ignatius van Loyola, Geestelijke Oefeningen, nummers 366 en 367, vertaling, inleiding en noten, van Piet Penning de Vries, Lannoo, Tielt, 1968.
[4] 22e Meditatie op het Evangelie door pater Auping, De nieuwe wet (Matteüs 5,20-48)
[5] Latijns origineel, “De libero arbitrio diatribē, sive collatio”, en Spaanse vertaling in: Erasmo de Rotterdam, Discusión sobre el libre arbitrio. Respuesta a Martín Lutero, Edición bilingüe, vertaling en noten van Ezechiel Rivas, Buenos Aires, 2012. Engelse vertaling in: E. Gordon Rupp, Luther and Erasmus. Free Will and Salvation. Westminster Press, 1969.
[6] Non omnis necessitas excludit liberum voluntatem, quemadmodum deus pater necessario gignit filium, et tamen volens ac libere gignit quia non coactus. Potest in humanis rebus aliqua poni necessitas, quae tamen non excludat libertatem nostrae voluntatis. Praesciebat deus, et quod praesciebat aliquo modo volebat fore, ut iudas proderet dominum. Itaque, si spectes dei praescientiam infallibelem, et voluntatem inmutabilem, necessario eventurum est, ut iudas prodat dominum, et tamen iudas poterat mutare voluntatem suam, aut certe poterat non suscipere voluntatem impiam. Dices: Quid si mutasset? Non fuisset falsa dei praescientia, nec impedita voluntas, cum hoc ipsum praesciturus fuerit ac voliturus, quod esset mutaturus voluntatem. Erasmo de Rotterdam, ibidem, blz. 114.
[7] “Not all necessity excludes free will, since God the Father necessarily begets the Son, and yet begets him freely and willingly, for he is not forced to do so Some necessity can also be posited of human affairs which nonetheless does not exclude a liberty of our will. God foreknew (and what he foreknew he in some way intended) that Judas would betray the Lord. Thus, if you look at the infallible foreknowledge of God, and his immutable will, Judas was necessarily going to turn traitor to his Lord, and yet Judas could change his intention, and certainly he had it in his power to refuse to undertake his treacherous design. You say, “What if he had changed his mind?” The foreknowledge of God would not have been falsified, nor his will hindered, since He himself would have foreknown and intended beforehand that Judas should change his mind”, E. Gordon Rupp, ibidem, blz. 68.
[8] John A. Auping, Religion and Social Justice, The Case of Christianity and the Abolition of Slavery in America, Universidad Iberoamericana, 1994.
[9] Zie de 9e Meditatie op het Evangelie door pater Auping, Ongeloof en onmacht (Markus 9,14-28; Matteüs 17,20[1]; Markus 9,29); en ook de 13e Meditatie op het Evangelie door pater Auping, Het smeekgebed (Lucas 11,5-3).
[10] Zie de 16e Meditatie op het Evangelie door pater Auping, De roeping van de rijke jongeman (Matteüs 19,16-29).
[11] Zie de 10e Meditatie op het Evangelie door pater Auping, Gods voorzienigheid (Matteüs 6,24-34)
