door Wim Verholt
Een van de eerste zangvogels, die in het voorjaar de natuur opluisteren, is de Roodborst. Van vroeg tot laat hoor je zijn liedje waarmee hij zijn territorium aan wil geven.
In een boekje dat ik op mijn verjaardag van een schoolvriendje kreeg, stonden sagen en legenden over vogels om ons huis.
Daar hoorde het Roodborstje natuurlijk ook bij.
Ik moest er aan denken nu we deze weken de kruisdood van Christus overwegen. In het boekje stond de sage vermeld over de ontmoeting van het Roodborstje met Christus aan het kruis. “Ach Heer, ik ben maar een eenvoudig vogeltje met een onopvallende verenkleur, maar ik kan wel mooi zingen en daarmee wil ik U troosten”.
Jezus zei: “Richt je omhoog naar mij” en terwijl het vogeltje dat deed, viel er een druppel bloed van Jezus op de borstveren van het vogeltje. Een fraaie rode kleur sierde zijn groen-grijze verenkleed. Sindsdien zingt het Roodborstje uit volle borst zijn prachtig liedje.
Als je een Roodborstje ziet en hij kijkt je aan met die schrandere kraaloogjes, dan denk je “Wat een aardig vogeltje is dat, maar dat is schijn, want tegenover soortgenoten en andere kleine vogels, kan hij venijnig om zijn broedgebied vechten. Het zingen zit in de familie, ze behoren tot de lijsters en die kunnen een keel opzetten. Het zijn zogenaamde partiële trekkers, een deel blijft hier en de rest gaat naar het zuiden. De noordelijke vogels komen dan hier en nemen de open plaatsen in bezit.In een schuurtje bij ons in de buurt, heeft een Roodborst al een nestplaats uitgezocht boven op een takkenbezem die in de hoek staat. Het is een groot nest, gemaakt van takjes, droge grassprieten en mos. Per jaar hebben ze èèn legsel, meestal 5 licht rood-bruine eitjes met kleine donkere stipjes. De jongen hebben nog niet meteen een rode borst, maar eerst is deze gestreept.
Velen zullen het liedje over de Roodborst kennen, waarvan de tekst verwarring kan geven. Het klinkt als volgt:
“Het Roodborstje tikt tegen het raam, laat mij er in, laat mij er in”.
Maar dat is ons op een dwaalspoor brengen, want het Roodborstje wil er helemaal niet in, het wil eten en dat is voor een insecteneter volop tegen de ruiten te vinden. Overal liggen dode vliegen en in alle hoeken zijn tussen de sponningen door de spinnen webben gemaakt. De Roodborstjes hebben het maar voor het oprapen.
Er kunnen allerlei mooie liedjes in onze fantasie ontstaan, maar de nuchtere werkelijkheid is anders.