Tijdens het bezoek van pater John Auping SJ uit Mexico – opgegroeid in Joppe – in september 2018 aan onze geloofsgemeenschap om met ons het 150-jarig jubileumfeest te vieren is het idee geboren contact met elkaar te houden. We mochten 36 prachtige uitgebreide overwegingen ontvangen van pater Auping maar we gaan verder in een nieuwe vorm. Bij gelegenheid van een presentiële Mis zal pater Auping zijn commentaar gewijd aan de lezingen van de betreffende zondag met ons delen. Wij zijn pater Auping zeer erkentelijk voor zijn inspirerende woorden en wensen u veel devotie bij het lezen.
Klik hier voor Een Gids voor het mediteren op het Evangelie door pater Auping
H. Mis is Aswoensdag 2 maart 19 uur d.v.
Voorganger : pastor F. Zandbelt
Aswoensdag, 2 maart 2022

Published in 2013, Printed cartoon
© Christian Art
Lezingen Aswoensdag
Eerste lezing: Joël 2, 12-18
Zo spreekt God de Heer: “Keert tot Mij terug, van ganser harte,
met vasten, met geween en met rouwklacht. Scheurt uw hart en niet uw kleren,
keert terug tot de Heer uw God, want genadig is Hij en barmhartig,
lankmoedig en vol liefde, en Hij heeft spijt over het onheil.
Wie weet, keert Hij terug en krijgt Hij spijt en laat dan zegen achter zich,
een meeloffer en een plengoffer voor de Heer, uw God!
Blaast de bazuin op Sion, kondigt een heilige vastentijd af,
roept een plechtige bijeenkomst bijeen!
Verzamelt het volk, belegt een heilige bijeenkomst, brengt de oudsten samen
en verzamelt ook de kinderen en de zuigelingen;
laat de bruidegom zijn kamer verlaten en de bruid haar bruidsvertrek.
Laat tussen de voorhal en het altaar de priesters, die de dienst van de Heer verrichten,
wenen en zeggen: spaar uw volk, Heer, laat niet met uw erfdeel spotten,
laat niet de heidenen het overheersen.
Moet men onder de volken zeggen: Waar blijft hun God?
Toen is de Heer voor zijn land opgekomen en heeft Hij zijn volk gespaard.”
Tussenzang: Psalm 51 (50), 3-4, 5-6a, 12-13, 14, 17
Refrein:
God, ontferm U over mij in uw barmhartigheid, delg mijn zondigheid in uw erbarmen.
God, ontferm U over mij in uw barmhartigheid,
delg mijn zondigheid in uw erbarmen.
Was mijn schuld volkomen van mij af,
reinig mij van al mijn zonden.
Ik erken dat ik misdreven heb,
altijd heb ik mijn vergrijp voor ogen.
Jegens U alleen heb ik gezondigd,
wat U tegenstaat heb ik gedaan.
Schep in mij een zuiver hart, mijn God,
geef mij weer een vastberaden geest.
Wil mij niet verstoten van uw Aanschijn,
neem uw heilige Geest niet van mij weg.
Geef mij weer de weelde van uw zegen,
maak mij sterk in edelmoedigheid.
Heer, maak Gij mijn lippen los,
dat mijn mond uw lof kan zingen.
Tweede lezing: 2 Kor. 5, 20-6, 2
Broeders en zusters, wij zijn gezanten van Christus, God roept u op door ons woord.
Wij smeken u in Christus’ naam: laat u met God verzoenen! Hem die geen zonde heeft gekend, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij door Hem Gods eigen heiligheid zouden worden. Als Gods medewerkers sporen wij u aan: zorgt dat ge zijn genade niet tevergeefs ontvangt. Hij zegt immers: Op de gunstige tijd heb Ik u verhoord, op de dag van het heil ben Ik u te hulp gekomen. Nu is er die gunstige tijd, vandaag is het de dag van het heil.
Vers voor het evangelie: Psalm 51 (50), 12a.14a
Schep in mij een zuiver hart, mijn God, geef mij weer de weelde van uw zegen.
Evangelie: Matteüs 6, 1-6.16-18 In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
“Denkt er om: beoefent uw gerechtigheid niet voor het oog van de mensen,
om de aandacht te trekken; anders hebt gij geen recht op loon bij uw Vader, die in de hemel is. Wanneer gij dus een aalmoes geeft, bazuin het dan niet voor u uit, zoals de huichelaars doen in de synagoge en op straat, opdat zij door de mensen geprezen worden. Voorwaar, Ik zeg u: Zij hebben hun loon al ontvangen. Als gij een aalmoes geeft, laat uw linkerhand dan niet weten wat uw rechter doet, opdat uw aalmoes in het verborgene blijve; en uw Vader, die in het verborgene ziet zal het u vergelden.
Wanneer gij bidt, gedraagt u dan niet als de schijnheiligen, die graag in de synagogen en op de hoeken van de straten staan te bidden om op te vallen bij de mensen. Voorwaar, Ik zeg u: Zij hebben hun loon al ontvangen! Maar als gij bidt, ga dan in uw binnenkamer, sluit de deur achter u en bid tot uw Vader, die in het verborgene is; en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden.
Wanneer gij vast, zet dan geen somber gezicht, zoals de schijnheiligen; zij verstrakken hun gezicht om de mensen te tonen dat zij aan het vasten zijn. Voorwaar, Ik zeg u: Zij hebben hun loon al ontvangen. Maar als gij vast, zalf dan uw hoofd en was uw gezicht om niet aan de mensen te laten zien, dat gij vast, maar vast voor uw Vader, die in het verborgene is en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden.”
Kort commentaar van P. John Auping
In de lijn van de waarschuwingen tegen de huichelarij van afgelopen zondag (zie het commentaar op de lezingen van zondag 27 februari), drukt Jezus hier zijn afkeer uit tegen aalmoezen, gebed en vasten die de intentie hebben de mensen te laten zien dat we aalmoezen geven, en aan het bidden en vasten zijn. Als de bedoeling zuiver is, zoeken we door God gezien te worden, als we deze dingen doen, en niet door de mensen.
Toch is er een schijnbare tegenspraak. Van de ene kant zegt Jezus: “beoefent uw gerechtigheid niet voor het oog van de mensen, om de aandacht te trekken; anders hebt gij geen recht op loon bij uw Vader, die in de hemel is” (Matteüs 6,1). En van de andere kant zegt Hij: “Zo moet ook uw licht stralen voor het oog van de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader verheerlijken die in de hemel is” (Matteüs 5,16). Van de ene kant moet je je gerechtigheid niet doen voor het oog van de mensen, van de andere kant moet je goede werken doen voor het oog van de mensen. Deze ogenschijnlijke tegenspraak kunnen we begrijpen, als we in aanmerking nemen wie de persoon is op wie een en ander van toepassing is. En ijdele mens moet zich de waarschuwing ter harte nemen “beoefent uw gerechtigheid niet voor het oog van de mensen”. Maar een timide persoon die aarzelt om een goed werk te doen, uit angst dat ze hem zullen kritiseren, moet die andere tekst ter harte nemen “Zo moet ook uw licht stralen voor het oog van de mensen, opdat zij uw goede werken zien” (Matteüs 5,16).
Laten we nu het belangrijkste vers uit het evangelie wat nader bekijken: “als gij bidt, ga dan in uw binnenkamer, sluit de deur achter u en bid tot uw Vader, die in het verborgene is; en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden” (Matteüs 6,6). Het gaat hier over het persoonlijk gebed, niet over de liturgie. De liturgie is een collectieve viering van de geloofsgemeenschap. In de mis zien we elkaar wel zitten, dat is eigen aan de liturgie. Maar je afzonderen in de binnenkamer is nodig voor het persoonlijk gebed. Het persoonlijk gebed is per definitie innerlijk gebed. Ook is het zo dat in de vooruitgang van het geestelijk leven, het gebed steeds meer innerlijk wordt. De mystici onderscheiden het zinnelijke deel van de ziel en, meer naar binnen, het geestelijk deel van de ziel. Het geestelijke deel ligt meer in het centrum van de persoon, het zinnelijke deel meer aan de buitenkant. In de groei van het geestelijk leven begint ons gebed meer aan de buitenkant van de ziel, en slaat dan naar binnen, naar het geestelijke deel van de ziel. Laten we deze evolutie in het gebed wat nader bekijken.
In de eerste fase van het geestelijk beoefenen we de meditatie en het affectieve gebed, beide gebedsvormen nemen plaats in het meer oppervlakkige deel van de ziel. De eerste stap van het gebed is voor God, God zet de eerste stap, en dat doet Hij telkens opnieuw. Het nieuwe licht dat het geloof op al het geschapene werpt, lokt ons tot bezichtigen en bewonderen, zodat wij langer bij Hem blijven dan Hij van onze zwakke liefde zou mogen verwachten. Een tekort aan liefde, dat wij in bescheidenheid moeten erkennen, wordt langs een omweg aangevuld door tenminste te overdenken, hoe beminnelijk God is, via de meditatie over het Evangelie, of de beschouwing van Gods schepselen, die ons iets van de Schepper onthullen. Is het onvermogen om onze gedachten op God te richten maar een voorbijgaande zwakte, dan is het soms een verandering van spijs die weer doet eten. Wij kunnen proberen de meditatiestof aan te passen aan onze goeie of kwaaie zin: God die naar onze liefde dingt, voegt zich naar ons. Of liever: Hij heeft erin voorzien, Hij is de Verrezene, de Opgewekte, zoals wij opgewekt zijn of willen worden; zijn wij in moeilijkheden en droefheid, Hij is in doodstrijd. Maar er zit ook wel eens niets anders op dan wachten, bijvoorbeeld totdat een lichamelijke ongesteldheid voorbij is.
De vrucht van de meditatie is een affectief en spontaan gesprek met God. In dat gesprek zeggen wij Hem wat wij denken en voelen, maar ook zijn er pauzes waarin wij naar Hem luisteren. Wij gaan niet persoonlijk met God om als wij nooit luisteren en stil worden, als wij bidden alsof wij alleen waren, alsof God er niet was. Zelfs wanneer het lijkt dat God het woord niet neemt, niet antwoordt, zelfs wanneer het lijkt dat God zwijgt, past het tussen onze woorden een pauze te leggen: de stilte van het wachten of de Ander misschien toch nog iets wil zeggen. Een gebed zonder momenten van stilte verlaagt God en mens beneden het persoonlijke peil; het berooft ons van Gods antwoord, dat is: van de beïnvloeding door onze goddelijke levenspartner.
Hoe weet men dat men echt naar God luistert? In het affectieve gebed, helpen ons de affectieve ervaringen van troost en troosteloosheid. De vrome voornemens die een bekoring verbergen, maken een mens troosteloos, en de vrome voornemens die echt van God zijn, vervullen een mens van troost. Troosteloosheid is bijvoorbeeld: zich schuldig voelen, vrees en angst, onmacht, moedeloosheid, gevoelens van boosheid en tegenzin. Troost is bijvoorbeeld, blijdschap, diepe vrede, kracht, vertrouwen op God, berouw over mijn zonden, medelijden met de medemens en met Christus in zijn lijden, gevoelens van liefde voor God en van liefde voor de naaste in God en om God.
In het algemeen helpen ons, in deze fase van het affectieve gebed in ons geestelijk leven, de schepselen om met de Schepper in contact te komen: een afbeelding of een boek kunnen helpen; een mooie of indrukwekkende natuurscène, een preek of een geestelijk gesprek, muziek die mij kalmeert en ontroert. In ons gesprek met God laat Hij zich vinden in zijn schepselen. Wij voelen hoe Hij, door middel van zijn schepselen, ons zoveel schenkt! En blij zijn met het geschenk brengt ons tot liefde voor de Schenker-Schepper, en een verlangen iets voor Hem te doen. Dit verlangen is op zichzelf troostrijk.
Als elk gesprek gekenmerkt wordt door stilte, door de stilte van het naar een ander luisteren, de stilte van geloof, hoop en liefde, dan is het gebed het gesprek bij uitstek. Want welk gesprek kent zoveel en zo absolute stilte als het gebed?
Het gebed maakt zelf deze stilte. De ontmoeting met de Onnoembare doet iets in ons zwijgen. Ook voor Jezus Christus is de ruimte van het gebed een woestijn, de woestijn van het veertigdaagse vasten, waar hij de bekoringen onderkent en weerstaat: het verlangen om te beschikken over ons bestaan, om op handen gedragen te worden, en te heersen in plaats van te dienen, deze begeerten die een zoon niet passen, legt Hij het zwijgen op door Zich naar zijn Vader te keren: de mens leeft van God, God moet men niet op de proef stellen, men moet God aanbidden en Hem alleen dienen.
Ook wanneer wij het Onze Vader bidden, bereiken wij ergens een grens. Ons vertrouwen op onze Vader groeit en zet uit: Onze Vader die in de hemel zijt. Ons vertrouwen op Hem mag dus de hoogte van de hemel hebben, de lengte en breedte van de oneindigheid. Ergens kan het verstand dit niet meer volgen en moet je alleen verder.
Elk gebed loopt uit op dit geheim van Gods ruimte. Daar schiet ons mensenverstand tekort. Er zit niets anders op dan het ook maar los te laten, je te verliezen in de bewondering, zwemmen in die zee tot je geheel doorweekt wordt van zijn vrede; verdwalen op de vlakte die je niet kunt overzien, maar waar zijn licht schijnt. Elk gebed loopt hier op uit, dat onze gedachten verbleken. Wij moeten onze fantasie en ons verstand niet wegjagen, maar ze rustig laten uitebben.
Maar waar gaat het naar toe? Naar wat voor land trekken wij door deze ongebaande woestijn? Als een vergaande onthechting niet alleen in het denk-arme en troost-dorre gebed maar ook buiten de gebedstijden zijn bevrijdende werk heeft verricht, blijft ons alleen Degene voor wie wij ons zoveel ontzeggen. Want zo’n voortdurende versterving en zelfverloochening in alles dwingt ons wel, ons vaak te binnen te brengen voor Wie wij van alles afstand doen. Wij houden Hem alleen over, en Hij kan zich aldus dieper en blijvender in onze ziel drukken. Als een man zich grote offers getroosten moet voor zijn vrouw thuis, dan zal hij de liefdevolle gedachte aan haar door de dag nodig hebben en met zich dragen. Evenzo resteert uit onze onthechting geen leegte maar een blijvend gevoel van Gods tegenwoordigheid. Dit is wat men in de geestelijke literatuur het gebed van ingetogenheid en het gebed van rust noemt, dieper in onszelf, in het geestelijke deel van onze ziel.
Tenslotte nog een woord over het vasten: “als gij vast, zalf dan uw hoofd en was uw gezicht om niet aan de mensen te laten zien, dat gij vast, maar vast voor uw Vader, die in het verborgene is en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden” (Matteüs 6,7-18). In de katholieke kerk wordt er maar weinig gevast. Er zijn maar twee officiële vastendagen: Aswoensdag en Goede Vrijdag. Op die dagen kunt u, als uw lichaam het verdraagt, uw maaltijden beperken tot water en brood. Zieke mensen en oude mensen moeten dat maar beter niet doen, want het kan een decompensatie veroorzaken.
Ook afgezien van Aswoensdag en Goede Vrijdag, kan iemand soms een maaltijd overslaan, als hij moeilijkheden heeft in zijn leven, of als er gevaar is dat hij valt in een bekoring. Dat zijn heel persoonlijke beslissingen, die anderen niet hoeven te weten, maar God de Vader wel ziet: “uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden” (Matteüs 6,18).
In het algemeen, is heel actueel wat de profeet Jesaja zo´n 3,000 jaren geleden zei:
“Is dit niet het vasten zoals Ik het verkies: … de geknechte de vrijheid hergeven, en alle jukken door te breken? Is vasten niet dit: uw brood delen met wie honger heeft; arme zwervers opnemen in uw huis; een naakte kleden die gij ziet en u niet onttrekken aan de zorg voor uw broeder? Dan breekt uw licht als de dageraad door en groeien uw wonden spoedig dicht” (Jesaja 58,6-8).
Op deze hulp aan armen heeft Jezus het als Hij zegt: “Als gij een aalmoes geeft, laat uw linkerhand dan niet weten wat uw rechter doet, opdat uw aalmoes in het verborgene blijve; en uw Vader, die in het verborgene ziet zal het u vergelden”(Matteüs 6,3-4). Met dit inzicht is de hermeneutisch cirkel voltooid en neem ik afscheid van de lezer.
