
door Jaap van Kranenburg, pastoraal werker
Pinksteren is in het christendom het feest van de heilige Geest. De heilige Geest wordt in de drie-eenheid van God gezien als de werkzame kracht en kan ook worden gezien als de goddelijke liefdesband tussen God de Vader en Jezus Christus, zijn eniggeboren Zoon. Het Pinksterfeest is de bekroning én de afsluiting van de Paastijd, de periode van vijftig dagen vanaf Pasen. Het Griekse woord voor Pinksteren, Pentecostes, betekent dan ook “vijftigste”.
Pinksteren was (en is) een bestaand joods feest (“Sjavoeot”): het feest van de gave van de Tora. In het bijbelboek ‘Handelingen der Apostelen’ wordt door de schrijver ervan, de evangelist Lucas, de zaak zo voorgesteld dat bij de eerste leerlingen op die vijftigste dag na Pasen de Bijbel echt voor hen open ging: dat toen tot hen doordrong wie Jezus eigenlijk was en wat zijn Boodschap inhield. Hoe die doorbraak van dit geloof zich precies voltrokken heeft, weten we niet. De leerlingen hebben na de dood van Jezus van Nazareth gesproken over verschijningen van Jezus, over een storm die het huis waar zij verbleven vervulde en over vurige tongen die zich op ieder van hen neerzette: mooie beelden van een overweldigende ervaring van Gods Geest zoals die zich in Jezus leven en sterven gemanifesteerd heeft (Handelingen 2).
Pinksteren en Maria
In de uitbeelding van het Pinksterwonder zoals het in Handelingen beschreven staat duikt, of het nu om oosterse iconen of westerse schilderijen gaat, heel vaak Maria op. Zij neemt meestal zelfs een centrale plaats in: zij wordt afgebeeld in het midden van de kring van twaalf apostelen; boven elk hoofd zweeft een tongvormige vlam, soms ook een stralenbundel.
Dat Maria onderdeel uit maakt van het ‘begeesterde’ gezelschap, is niet zo vreemd. Maria symboliseert namelijk de Kerk, die bij Pinksteren geboren wordt. Haar plaats in de gebeurtenissen van Pinksteren staat niet letterlijk in het Pinksterverhaal. Voor de plaats van Maria moeten we een hoofdstuk teruggaan: Handelingen 1. Daar wordt verteld hoe de apostelen na Jezus’ hemelvaart terugkeren naar Jeruzalem, naar de bovenzaal waar ze gewoonlijk verbleven: “Zij bleven allen trouw en eensgezind in gebed, samen met de vrouwen, met Maria, de moeder van Jezus, en zijn broers” (Handelingen 1, 12-14). Maria, zo maakten kunstenaars uit deze tekst op, verbleef blijkbaar in het gezelschap van de apostelen, en kon dus met het volste recht in hun midden worden afgebeeld.
Pinksteren nu
Om de leerlingen goed te kunnen begrijpen moeten we ook kijken naar onze eigen ervaringen. Ook wij kunnen tot op vandaag geraakt worden als het over God gaat, schepper van hemel en aarde. Ook wij hebben onze gevoelens als het over Jezus Christus gaat die gruwelijk geleden heeft en omwille van liefde en gerechtigheid gestorven is. Ook wij kunnen ‘begeesterd’ raken bij het horen én verkondigen van die prachtige Boodschap dat het bij die dood niet gebleven is maar dat die overwonnen is door het Leven. Soms kunnen we zelfs een beetje jaloers worden op die kerkgenootschappen en groepen waarbij die heftige blijheid in de verkondiging de gewoonste zaak van de wereld is. Hoe staan wij zélf in ons gelovig getuigen? Hoe gaan wij de toekomst in als geloofsgemeenschappen van die grote parochie HH. Twaalf Apostelen?, Die Geest, die heeft daar alles mee te maken, ook vandaag!
Een toepasselijk en bemoedigend lied daarover is ‘Wat altijd is geweest’ (GvL 541).
Het eerste couplet is als volgt:
Wat altijd is geweest,
het waaien van de geest
gebeurt aan ons vandaag.
Dat vuur van het begin,
wij ademen het in,
Gods woord dat antwoord vraagt.
Die in de stilte sprak,
het noodlot onderbrak
en nieuwe wegen baande,
Hij is nog niet verstomd,
Hij zwaait ons toe en komt
en zegt: Ik ben uw Vader.
Laten we vertrouwen op die Geest!