door Wim Verholt
Een tocht door de onderaardse gangen van de St. Pietersberg is een bijzondere belevenis, vooral in de wintertijd als in de gangen allerlei soorten vleermuizen, hangende aan muren en plafonds, hun winterslaap houden.
Het is merkwaardig dat al deze vleermuizen van enkele honderden kilometers ver naar deze mergelgrotten trekken en daar, ieder naar gelang de soort, zijn plaatsje opzoekt.
In de gangen van de St. Pietersberg heerst een voor vleermuizen aangename temperatuur voor de winterslaap, die varieert van + 4 tot 9 gr. C, ook de vochtigheidsgraad van de mergelgrotten is belangrijk voor deze diertjes. Van heinde en ver, soms honderden kilometers, trekken de vleermuizen naar de gangen van de Limburgse berg, die tot in België doorlopen. Daar zoeken de vleermuizen ieder jaar opnieuw hun vaste plaatsje op. Ze blijven daar maanden op dezelfde plaats hangen, de ene soort blijft vooraan, vlak bij de ingang, terwijl anderen allerlei bochten maken tot ze in een verre uithoek van een zijgang het juiste plaatsje bereiken. Iedere soort heeft voorkeur voor een bepaalde temperatuur, zelfs een paar graden verschil is van belang.
Als we na een poosje de eerste vleermuizen ontdekken in het helle licht van onze lampen, zien we hoe ze roerloos met de kopjes naar beneden hangen en hoe ze ondanks hun ogenschijnlijke gelijkvormigheid, toch in vele details onderling verschillen. Ook de wijze waarop ze zich vasthechten is vaak al verschillend. De ene soort hangt met het lichaam tussen de samengevouwen vlerken met een poot als ’n peer met ’n steeltje, aan het plafond, terwijl de ander zich met beide pootjes als een harig bolletje aan de muur vast kleeft.
Het ontwaken uit de winterslaap duurt 10-20 minuten en i.v.m. de bloedsomloop en voedselreserve is ’t niet aan te bevelen om ze te storen. Tijdens het tellen hebben we ze dan ook, dank zij de hulp van ’n deskundige, zo snel mogelijk geïnventariseerd en gedetermineerd. Vroeger hingen ze bij duizenden in de grotten. Nu zien we ze hier en daar als laatste overblijfselen van het vleermuizenrijk.
Als ze overwinteren zij de vleermuizen volwassen. Vleermuizen werpen alleen in ’t voorjaar en niet zoals de “laag bij de grondse” muizen met een zekere regelmaat. Ook is de productie beperkt tot een of twee jongen. De paring vindt in het najaar plaats, doch de samenvoeging van ei- en zaadcel geschiedt in het vroege voorjaar. De jongen worden tijdens de geboorte opgevangen in de vliesdunne huidplooi die een verbinding vormt tussen staartvlak en vleugels. De wijfjes hangen daarbij met de kopje naar beneden en vlak bij elkaar. Op deze wijze wordt ook de omgevende lucht op temperatuur gehouden. De kraamkamers bevinden zich op oude zolders en in kerktorens. Na de geboorte klauteren de jongen vanuit het “vangzeil” door de harige vacht naar de tepeltjes, waar ze zich vastzuigen en zo met moeder tijdens de insectenjacht kennis maken met de schemerige natuur. Van deze bijzondere diertjes wil ik bij gelegenheid nog eens meer vertellen.