Toon Brekelmans, Kerkhistoricus
Kerkelijke schrijvers brengen het ongemak van blote voeten vaak in verband met boete. De oude en middeleeuwse kerk had een stand van boetelingen. Deze zware zondaars konden, wanneer ze berouw vertoonden en boete wilden doen, in een bepaalde stand worden opgenomen. Ze moesten dan in een boetekleed barrevoets (nudis pedibus) voor de bisschop of priester verschijnen die as op hun hoofden strooide. De blote voeten waren een teken van berouw en boete.
Vanaf de oude kerk tot in de late middeleeuwen leefden kluizenaars vaak barrevoets. Zo kennen we het leven van zuster Bertken (1426/27-1514) die zich in een kluis tegen de muur van de Buurkerk te Utrecht liet inmetselen. Ze droeg een boetekleed, onthield zich van vlees en zuivel, ‘bloet voets wesende al tijt’. Veel heiligenlevens geven andere voorbeelden. In een legendarisch verhaal over de Britse heilige Bernachius (rond 500) wordt verteld dat een hongerige koning een koe van de heilige had gestolen. Ze werd geslacht, maar het water wilde niet koken. De koning en zijn gevolg wierpen zich berouwvol en met blote voeten voor de heilige neer. Die schonk vergiffenis en de koe sprong levend uit de pan. De edelman Gerlach van Houtem (gestorven rond 1170) ondernam na zijn bekering een bedevaart naar Rome, waar hij zijn zonden beleed. Onderweg liep hij op blote voeten, gehuld in een haren kleed, waarover hij een stalen harnas droeg.
Een bedevaart op blote voeten werd soms als straf of boete zowel door kerkelijke als wereldlijke overheid opgelegd. Ook zonder bedevaart. In 1463 werden enkele Rotterdammers veroordeeld om barrevoets met een kaars in de hand voor het hof van Holland te verschijnen en vergiffenis te vragen. Daarna moesten ze in een boetekleed naar de kerk lopen om er de kaars te offeren. De deugniet Tijl Uilenspiegel werd, aldus het verhaal, vanwege zijn jeugdige leeftijd alleen veroordeeld om in zijn hemd op blote voeten en een kaars in de hand in de eerstvolgende processie achter de priesters te lopen.
Door Jezus’ woord gemotiveerd, liepen Franciscus van Assisi en ook zijn volgelingen meestal blootsvoets, wat door andere ordes is overgenomen, hoewel ze later sandalen gingen dragen. Dit betekende de navolging van de apostelen, onthechting en nederigheid. Zo heeft de symboliek van de blote voeten, vooral als boetedoening die met talloze ook hedendaagse voorbeelden geïllustreerd kan worden, een bijzondere rol gespeeld.