Tijdens het bezoek van pater John Auping SJ uit Mexico – opgegroeid in Joppe – in september 2018 aan onze geloofsgemeenschap om met ons het 150-jarig jubileumfeest te vieren is het idee geboren contact met elkaar te houden. We mochten 36 prachtige uitgebreide overwegingen ontvangen van pater Auping maar we gaan verder in een nieuwe vorm. Bij gelegenheid van een presentiële Mis zal pater Auping zijn commentaar gewijd aan de lezingen van de betreffende zondag met ons delen. Wij zijn pater Auping zeer erkentelijk voor zijn inspirerende woorden en wensen u veel devotie bij het lezen.
Klik hier voor Een Gids voor het mediteren op het Evangelie door pater Auping
H. Mis is zaterdag 19 maart 19 uur d.v.
Voorganger : pastor F. Zandbelt

Drawn in 1934, Pencil on paper
© Lloyd Rees Estate/Licensed by Viscopy, Collection of The University of Queensland
Lezingen voor zondag 20 maart, Derde zondag in de Vastentijd
Eerste lezing: Uit het boek Exodus, 3, 1-8a. 13-15.
In die dagen hoedde Mozes de kudde van zijn schoonvader Jitro, de priester van Midjan. Eens dreef hij de kudde tot ver in de woestijn en kwam hij bij de berg van God, de Horeb. Toen verscheen hem de engel van de Heer, in een vuur dat opvlamde uit een doornstruik. Mozes keek toe en zag dat de doornstruik in lichterlaaie stond en toch niet verbrandde. Hij dacht: Ik ga er op af om dat vreemde verschijnsel te onderzoeken. Hoe komt het dat die doornstruik niet verbrandt? De Heer zag hem naderbij komen om te kijken. En vanuit de doornstruik riep God hem toe: Mozes. Hier ben ik, antwoordde hij. Toen sprak de Heer: Kom niet dichterbij, doe uw sandalen uit, want de plaats waar gij staat is heilige grond. En Hij vervolgde: Ik ben de God van uw vader, de God van Abraham, de God van Isaäk en de God van Jakob. Toen bedekte Mozes zijn gezicht want hij durfde niet naar God op te zien. De Heer sprak: Ik heb de ellende van Mijn volk in Egypte gezien, de jammerklachten om zijn onderdrukkers gehoord; ja, Ik ken zijn lijden. Ik daal af om Mijn volk te bevrijden uit de macht van Egypte. Maar Mozes sprak opnieuw tot God. Als ik nu bij de Israëlieten kom en hun zeg: De God van uw vaderen zendt mij tot u, en zij vragen: Hoe is zijn naam? wat moet ik dan antwoorden? Toen sprak God tot Mozes: Ik ben die is. En ook: Dit moet gij de Israëlieten zeggen: Hij die is, zendt mij tot u. Bovendien zei God tot Mozes: Dit moet ge de Israëlieten zeggen: De Heer, de God van uw vaderen, de God van Abraham, de God van Isaäk en de God van Jakob, zendt mij tot u. Dit is Mijn naam voor altijd. Zo moet men Mij aanspreken, alle geslachten door.
Tussenzang: Ps. 103 (102), 1-2. 3-4. 6-7. 8 en 11.
Antifoon: De Heer is barmhartig en welgezind.
Verheerlijk, mijn ziel, de Heer,
Zijn heilige Naam uit het diepst van uw wezen!
Verheerlijk, mijn ziel, de Heer,
vergeet Zijn weldaden niet!
Hij is het die u uw schulden vergeeft,
die u geneest van uw kwalen.
Hij is het die u van de ondergang redt,
die u omringt met Zijn gunst en erbarmen.
De Heer is rechtvaardig in al wat Hij doet,
Hij laat de verdrukten recht wedervaren.
Hij maakte aan Mozes Zijn wegen bekend,
Hij toonde Zijn werken aan Israëls zonen.
De Heer is barmhartig en welgezind,
lankmoedig en goedertieren.
Zo wijd als de hemel de aarde omspant,
zo alomvattend is Zijn erbarmen.
Tweede lezing: 1 Korintiërs 10, 1-6. 10-12.
Gij moet goed weten dat onze vaderen wel allen onder de wolk zijn geweest, allen door de Zee zijn getrokken; allen zijn zij door wolk en zee in Mozes gedoopt, allen aten zij hetzelfde geestelijk voedsel, allen dronken dezelfde geestelijke drank, – want zij dronken uit de geestelijke rots die met hen meeging en die rots was de Christus – maar in de meesten van hen heeft God geen welbehagen gehad; immers: zij werden neergeveld in de woestijn. Deze gebeurtenissen zijn een les voor ons, opdat wij niet zoals zij slechte dingen zouden begeren. Mort ook niet tegen God, zoals sommigen onder hen: zij zijn gedood door de verderver. Wat hun overkwam had een diepe zin en het werd te boek gesteld als een waarschuwing voor ons, tot wie het einde der tijden gekomen is. Daarom, wie meent te staan moet oppassen dat hij niet valt.
Vers voor het Evangelie: Mt. 4, 17.
Bekeert u, zegt de Heer, want het Rijk der hemelen is nabij.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas, 13, 1-9.
In die tijd waren er bij Jezus enkele mensen die Hem vertelden wat er gebeurd was met de Galileeërs, van wie Pilatus het bloed met dat van hun offerdieren had vermengd. Daarop zei Jezus: Denkt ge, dat onder alle Galileeërs alleen deze mensen zondaars waren, omdat zij dat lot ondergaan hebben? Volstrekt niet, zeg Ik u. Maar als gij u niet bekeert, zult ge allen op een dergelijke manier omkomen. Of die achttien die gedood werden doordat de toren bij de Siloam op hen viel: denkt ge dat die alleen schuldig waren onder alle mensen die in Jeruzalem woonden? Volstrekt niet, zeg Ik u. Maar als gij niet tot bekering komt, zult ge allen op eenzelfde wijze omkomen. Toen vertelde Hij de volgende gelijkenis: Iemand had een vijgenboom die in zijn wijngaard geplant stond; hij kwam zoeken of er vrucht aan zat, maar vond niets. Toen zei hij tot de wijngaardenier: Al sinds drie jaar kom ik aan deze vijgenboom vruchten zoeken, maar ik vind er geen. Hak hem om! Waartoe put hij nog de grond uit? Maar de man gaf hem ten antwoord: Heer, laat hem dit jaar nog staan; laat mij eerst de grond er omheen omspitten en er mest op brengen. Misschien draagt hij het volgend jaar vrucht; zo niet, dan kunt ge hem omhakken.
Kort commentaar van Pater John Auping
In het geval van Mozes, daalt God af om zijn volk te bevrijden, dat wil zeggen, het Woord van God incarneert op mystieke wijze in Mozes:
“‘Ik ben de God van uw vader, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob.’ Toen bedekte Mozes zijn gezicht want hij durfde niet naar God op te zien. Jahwe sprak: `Ik heb de ellende van mijn volk in Egypte gezien, de jammerklachten om zijn onderdrukkers gehoord; ja, Ik ken zijn lijden. Ik daal af om mijn volk te bevrijden uit de macht van Egypte, om het weg te leiden uit dit land naar een land dat goed en ruim is, een land van melk en honing” (Exodus 3,6-8).
God draagt nu aan Mozes een menselijkerwijze onmogelijke zending op:
“Het geweeklaag van de Israëlieten is nu tot Mij doorgedrongen en Ik heb ook gezien hoezeer de Egyptenaren hen onderdrukken. Ga er dus heen, Ik zend u naar Farao. Gij moet mijn volk, de Israëlieten, uit Egypte leiden’” (Exodus 3,9-10).
Mozes voelt zich onmachtig, niet in staat deze opdracht uit te voeren. Hij is maar een zwakke mens, en wie is hij tegenover Farao en al zijn macht. In zijn antwoord, zegt God hem dat hij niet zozeer moet letten op wat hij niet kan, maar op wat God wél kan, en dat die almachtige God met hem zal zijn:
“Maar Mozes sprak tot God: `Wie ben ik dat ik naar Farao zou gaan en dat ik de Israëlieten uit Egypte zou leiden?’ God antwoordde hem: `Ik zal met u zijn’” (Exodus 3,11-12).
Wat menselijkerwijze onmogelijk is, wordt mogelijk, want `Ik zal met u zijn’. God stuurt Mozes naar farao om zijn volk te bevrijden. De evangelist Lucas ontwikkelt in zijn evangelie een bevrijdingstheologie. Het woord ‘bevrijding’ (in het Grieks: afesis, αφεσις) komt in het evangelie van Lucas vijf keer voor, en het werkwoord ‘bevrijden’ (in het Grieks: afiemi, αφιημι), dertig keer. In de vertaling merk je dat niet zo, want het wordt op zeven verschillende manieren vertaald. Maar in de grondtekst zie je dat ‘bevrijding’ en ‘bevrijden’ een rode draad zijn in het evangelie van Lucas, een centraal onderdeel van zijn blijde boodschap. Deze bevrijding heeft twee componenten: 1) sociaaleconomische bevrijding in de lijn van de Oudtestamentische bevrijding; en 2) bekering en vergeving.
In Lukas’ evangelie is de sociale bevrijding heel belangrijk: “Hij heeft mij gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen, aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken, en aan blinden, dat zij zullen zien; om verdrukten te laten gaan in vrijheid” (Lucas 4,18). Deze sociale bevrijding realiseert zich in de context van een ‘genadejaar’ of ‘jubeljaar’ (Lucas 4,19). Dit ‘genadejaar’ of ‘jubeljaar’ was een instelling van de Joodse godsdienst. Iedere zeven jaar was er een ‘sabbat jaar’. In het sabbat jaar schold een broer de schuld kwijt van zijn broer of van zijn naaste in het algemeen (Deuteronomium 15,1-2) en werd de aarde niet gecultiveerd, zodat zij zich kon herstellen en de armen konden oogsten wat er, ook zonder dat er gezaaid was, toch ontlook en groeide. Elk zevende sabbat jaar, dus elke vijftig jaar, waren de armen die hun werkkracht hadden verhuurd aan een werkgever, zonder van werkgever te kunnen veranderen (een soort halve slavernij), vrij om naar huis terug te keren, en kregen ze ook het land terug dat ze hadden moeten verkopen, gedwongen door nood en honger (Levíticus 25,10-13). Deze geïnstitutionaliseerde sociale bevrijding was voor de armen in Israël heel belangrijk. Al moesten zij soms uit nood hun werkkracht en hun land verkopen, ze koesterden altijd de hoop hun vrijheid en hun land terug te krijgen in het genadejaar.
Deze instelling van het genadejaar of jubeljaar is, mutatis mutandis, van de joodse godsdienst op het katholicisme overgedragen. Wij hebben ook elke vijftig jaar een jubileum. Eens bracht Bono, een Ierse popzanger, een bezoek aan Paus Johannes Paulus II, en suggereerde aan de paus dat deze in het volgende jubileum de rijke landen zou uitnodigen de buitenlandse schuld van de armste landen kwijt te schelden. De paus deed dat, en inderdaad waren er rijke landen die deze goede raad in praktijk brachten. Bijvoorbeeld, president Clinton van de Verenigde Staten schold de schuld kwijt die de armste landen van de wereld de Verenigde Staten schuldig waren.
In het algemeen hebben in de katholieke kerk het idee en de praktijk van sociale bevrijding wortel geschoten en veel vrucht gedragen. Denken we slechts aan het sociale apostolaat van honderden religieuze ordes en congregaties, vooral zustercongregaties: ze hebben duizenden scholen, ziekenhuizen, parochie-apotheken, weeshuizen, en missies in de armste zones van de arme landen. We kunnen ook denken aan de collectes die gedaan worden in de parochies van de rijke landen om projecten te ondersteunen van de kerk in arme landen, en aan internationale hulporganisaties zoals Caritas.
Een tweede, niet minder belangrijk onderdeel van de bevrijdingstheologie in het Lucas evangelie is de bekering als gevolg van de zondevergeving waar Jezus het over heeft in het evangelie:
“Maar als gij u niet bekeert, zult ge allen op een dergelijke manier omkomen. Of die achttien die gedood werden doordat de toren bij de Siloam op hen viel: denkt ge dat die alleen schuldig waren onder alle mensen die in Jeruzalem woonden? Volstrekt niet, zeg Ik u. Maar als gij niet tot bekering komt, zult ge allen op eenzelfde wijze omkomen.”
Een voorbeeld van iemand die zich bekeert is boetvaardige zondares in het huis van de farizeeër:
“Ik zeg u: haar zonden zijn haar vergeven, al waren ze vele, want zij heeft veel liefde betoond. Aan wie weinig wordt vergeven, hij betoont weinig liefde.’ Daarop sprak Hij tot haar: ‘Uw zonden zijn vergeven.’ De medeaanliggenden vroegen zich af: ‘Wie is deze man, die zelfs zonden vergeeft?’ (Lucas 7,47-49).
Het evangelie ziet vergeving als een bevrijding. Vergeving is bevrijdend, zowel voor wie vergeeft ‒ want hij bevrijdt zich van rancune en wraak ‒ als voor degene die vergeven wordt ‒ want die wordt bevrijd van de onderdrukkende schuld die hij had in relatie met degene die hem vergeeft ‒.
De geschiedenis van vergeving en genezing als een bevrijdingservaring, maakt het ons ook mogelijk de rol van wraak en vergeving op collectief niveau te begrijpen. In de mensen geschiedenis is wraak ongelooflijk destructief, zoals in het geval van Poetin, die, vol wrok en ressentiment vanwege de ontbinding van het Sovjet regime in de jaren negentig van de vorige eeuw, Oekraïne aanvalt. Vergeving daarentegen heelt diepe sociale wonden in de samenleving.
Wij zijn soms een beetje nonchalant met betrekking to het christendom, alsof alle godsdiensten hetzelfde zijn. Zonder uit het oog te verliezen dat er ook in andere godsdiensten diepe waarden te vinden zijn, en wegen om met God in contact te treden, zou het goed zijn als we zouden begrijpen en waarderen wat een schatten van wijsheid God ons geschonken heeft in de leer en het voorbeeld van Jezus, heel in het bijzonder, de wijsheid die bevat is in zijn leer over bekering en vergeving.
