Tijdens het bezoek van pater John Auping SJ uit Mexico – opgegroeid in Joppe – in september 2018 aan onze geloofsgemeenschap om met ons het 150-jarig jubileumfeest te vieren is het idee geboren contact met elkaar te houden. We mochten 36 prachtige uitgebreide overwegingen ontvangen van pater Auping maar we gaan verder in een nieuwe vorm. Bij gelegenheid van een presentiële Mis zal pater Auping zijn commentaar gewijd aan de lezingen van de betreffende zondag met ons delen. Wij zijn pater Auping zeer erkentelijk voor zijn inspirerende woorden en wensen u veel devotie bij het lezen.
Klik hier voor Een Gids voor het mediteren op het Evangelie door pater Auping
H. Mis is zaterdag 19 februari 19 uur d.v.
Voorganger : pastor J Baneke.
7e zondag door het jaar (Jaar C), 20 februari 2022

Stencilled by Banksy (born 1974),
spray paint and acrylic on canvas, mounted on board, Executed in 2006
© Sotheby’s London, 5 October 2018 sale, lot 67
1e lezing. Uit het eerste boek Samuël. 1 Sam., 26,2.7-9.12-13.22-23
In die dagen begaf Saul zich met drieduizend uitgelezen Israëlieten op weg naar de woestijn van Zif om David daar te zoeken. David en Abisaï kwamen in de nacht bij het leger aan en daar lag Saul in het wagenkamp te slapen. Zijn lans stond bij zijn hoofdeinde in de grond gestoken. Abner en zijn mannen lagen in een kring om hem heen. Toen zei Abisaï tot David: ‘Nu levert God uw vijand aan u over. Laat mij hem met zijn eigen lans aan de grond priemen! Één stoot en hij is er geweest!’ Maar David zei tot Abisaï: ‘Neen, dood hem niet! Wie slaat ongestraft de hand aan de gezalfde van de Heer?’ David nam toen de lans en de waterkruik weg van het hoofdeinde van Saul en zij trokken zich terug. Niemand zag het, niemand merkte iets, niemand werd wakker; iedereen sliep door, want de Heer had hen in een diepe slaap gedompeld. Toen David aan de overkant gekomen was, ging hij ver weg op een berg staan, zodat er een grote afstand tussen hen was. Hij riep Saul en zei: ‘Koning, hier is uw lans, laat een van uw mannen hem maar komen halen. De Heer zal ieders rechtschapenheid en trouw vergelden. De Heer had u vandaag aan mij overgeleverd, maar ik heb de hand niet willen slaan aan zijn gezalfde.’
2e lezing. Uit de eerste brief van de apostel Paulus aan de Korintiërs. 1 Kor., 15,45-49
Broeders en zusters, de eerste mens, Adam, werd een levend wezen. De laatste Adam werd een levendmakende Geest. Maar het geestelijke komt niet het eerst; het natuurlijke gaat vooraf, daarna komt het geestelijke. De eerste mens, uit de aarde genomen, is aarde; de tweede is uit de hemel. Zoals de eerste mens van aarde, zo zijn alle aardse mensen, zoals de hemelse Mens, zo zullen alle hemelse zijn. En gelijk wij het beeld van de aardse mens hebben gedragen, zo zullen wij ook het beeld dragen van de hemelse Mens.
Evangelie. Uit het evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas. Lc., 6,27-38
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: ‘Tot u die naar Mij luistert zeg Ik: bemint uw vijanden, doet wel aan die u haten, zegent hen die u vervloeken en bidt voor hen die u mishandelen. Als iemand u op de ene wang slaat, keer hem ook de andere toe; en als iemand uw bovenkleed van u afneemt, belet hem niet ook uw onderkleed te nemen. Geef aan ieder die u iets vraagt, en als iemand wegneemt wat u toebehoort, eis het niet terug. Zoals gij wilt dat de mensen u behandelen, moet gij ook hen behandelen. Als gij bemint wie u beminnen, wat voor recht op dank hebt ge dan? Ook de zondaars beminnen wie hen liefhebben. Als gij weldoet aan wie u weldaden bewijzen, wat voor recht op dank hebt ge dan? Dat doen de zondaars ook. Als gij leent aan hen van wie ge hoopt terug te krijgen; wat voor recht op dank hebt ge dan? Ook de zondaars lenen aan zondaars met de bedoeling evenveel terug te krijgen. Neen, bemint uw vijanden, doet goed en leent uit zonder erop te rekenen iets terug te krijgen. Dan zal uw loon groot zijn, dan zult ge kinderen zijn van de Allerhoogste, die immers ook goed is voor de ondankbaren en slechten. Weest barmhartig zoals uw Vader barmhartig is. Oordeelt niet, dan zult ge niet geoordeeld worden. Veroordeelt niet, dan zult ge niet veroordeeld worden. Spreekt vrij en gij zult vrijgesproken worden. Geeft en u zal gegeven worden: een goede, gestampte, geschudde en overlopende maat zal men u in de schoot storten. De maat die gij gebruikt zal men ook voor u gebruiken.’
Kort commentaar van P. John Auping SJ
Jezus zegt: “Als gij bemint wie u beminnen, wat voor recht op dank hebt ge dan? Ook de zondaars beminnen wie hen liefhebben. Als gij weldoet aan wie u weldaden bewijzen, wat voor recht op dank hebt ge dan? Dat doen de zondaars ook.” Als wij beminnen wie ons beminnen, is dat geen zonde, maar het is ook geen verdienste. In de parabel van de barmhartige Samaritaan, wordt door Jezus hetzelfde idee benadrukt. Jezus zet de vraag van de wetgeleerde op zijn kop. De wetgeleerde vroeg aan Jezus: ‘En wie is dan mijn naaste?’, en Jezus vraagt hem: ‘Wie van deze drie lijkt u de naaste van de man die in handen van de rovers gevallen is?’ De vraag ‘wie is mijn naaste’ wordt vervangen door de vraag ‘van wie ben ik de naaste?’.
Dit is wat Paul Ricoeur onderstreept,[1] en ook de paus in zijn recente encycliek wijst erop hoe Jezus de vraag van de schriftgeleerde herformuleert. De vraag is niet ‘wie is mijn naaste?’, maar ‘van wie maak ik mij de naaste?’[2]
De vraag ‘wie is mijn naaste’ verdeelt de mensen in sociologische categorieën: dit soort mensen zijn mijn naaste, en hen moet ik liefhebben; maar dat soort mensen zijn niet mijn naaste, en hen hoef ik niet lief te hebben. Deze verdeling van de mensheid in hen die mijn naaste zijn en hen die het niet zijn, is de oorsprong van allerlei vormen van discriminatie. Als men zegt ‘de leden van mijn familie zijn mijn naaste’, dan is dat het begin van de discriminatie van niet-familieleden. Als men zegt ‘de mensen die van hetzelfde ras zijn als ik, zijn mijn naaste’, dan is dat de eerste stap op weg naar het racisme. Als men zegt ‘de mensen die dezelfde godsdienst belijden als ik, zijn mijn naaste’, dan kunnen de mensen van andere religies niet op jou rekenen. En als men zegt ‘de leden van mijn volk of mijn etnische groep zijn mijn naaste’, dan is men op weg naar etnocentrisme of erger nog: etnische zuivering.
Voor Jezus is het zo dat om het even welke mens die ons pad kruist en in moeilijkheden verkeert voor mij een uitnodiging is om mij de naaste van die mens te maken, door hem te helpen, geheel onafhankelijk van zijn ras, zijn godsdienst, of zijn toebehoren tot een etnische groep. Dat is wat de barmhartige Samaritaan deed met de man die in handen van rovers gevallen was en door hen mishandeld was. Hij maakt zich de naaste van die man. Deze liefdadigheid begint met medelijden, leidt tot daadwerkelijke en efficiënte hulpacties, en is onbaatzuchtig. Deze liefde komt voort uit medelijden: ‘een Samaritaan die op reis was, kwam bij hem; hij zag hem en kreeg medelijden’. Deze medelijdende liefde leidt tot efficiënte hulp en is onbaatzuchtig, want zoekt geen vergoeding, zoals Jezus duidelijk maakt in zijn aansporing de armen en zieken uit te nodigen, als u een middag of avondmaal geeft:
“Hij zei ook nog, nu tot zijn gastheer: ‘Wanneer gij een middag of een avondmaal geeft, nodig dan niet uw vrienden, broers en bloedverwanten uit en ook geen rijke buren. Het zou kunnen zijn, dat zij op hun beurt u uitnodigen en gij het dus terugkrijgt. Maar als ge een gastmaal geeft, nodig armen, gebrekkigen, kreupelen en blinden uit. Gelukkig zult ge zijn, omdat zij het u niet kunnen vergelden. Het zal u vergolden worden bij de opstanding van de rechtvaardigen’” (Lucas 14,12-14).
In het evangelie, wordt de voorkeur gegeven aan een liefde die niet gebaseerd is op verwantschap of vriendschap. In een baanbrekend boek heeft Nicholas Christiakis bewezen dat de leden van homo sapiens een aantal genetische trekken hebben die ons bewegen tot liefde voor ons echtpaar en onze kinderen; tot vriendschap; tot het scheppen van sociale netwerken; tot samenwerking; en tot voorkeur voor mensen van mijn eigen groep (group-bias). Hij noemt deze verzameling van genetische trekken onze social suite[3]. Zijn optimistische visie van homo sapiens geeft hoop voor de toekomst van de mensheid.
Maar Christiakis zelf relativeert deze optimistische visie van homo sapiens, waar hij vaststelt dat de voorkeur voor mensen van mijn eigen groep (group-bias) tot discriminatie kan leiden van leden van andere groepen, dat wil zeggen, tot racisme, etnocentrisme y xenofobie[4]. Op zijn beurt kunnen dit racisme, etnocentrisme en deze xenofobie leiden tot collectieve misdaden zoals genocide. De 20e eeuw is getuige geweest van deze genocide misdaden, op een schaal die een te groot optimisme over de ‘social suite’ ondermijnt.
De social suite kan niet verklaren wat wij liefdadigheid noemen (in latijn: caritas), want liefdadigheid gaat juist uit naar mensen die niet van mijn eigen groep zijn: niet mijn familie; niet mijn vrienden; niet mijn sociale samenwerkingsverband; zodat ze niet op mijn tot de social suite behorende sympathie kunnen rekenen. Jezus heeft het nu juist over de medelijdende liefde tot die mensen die niets hebben waarmee ze onze liefde kunnen vergoeden. Het enige wat u aan zulke mensen bindt is uw medelijdende liefde als u ziet dat ze in grote moeilijkheden zijn en uw consequente beslissing ze te helpen. Deze onbaatzuchtige liefde kan dus niet verklaard worden door deze hierboven vermelde genetische trekken. Deze liefde is de vrucht van een beslissing die iemand neemt.
Een voorbeeld kan dit duidelijk maken. Gedurende de Tweede Wereldoorlog, werden in alle Europese landen die door de Nazi´s bezet waren, de Joden vervolgd en vermoord. Er waren toen drie soorten Europeanen: duizenden mensen die met de Nazi´s meewerkten in de vervolging van de Joden; miljoenen mensen die niet met de nazi´s meewerkten, maar ook niets deden om de Joden te helpen; en duizenden mensen die hun eigen vrijheid en leven riskeerden, door de Joden te helpen. Samuel Oliner en zijn vrouw Pearl hebben na de oorlog 6,000 Europeanen geïdentificeerd die gedurende de oorlog de Joden geholpen hadden. Uit die groep trokken zij een steekproef van 124 rescuers (redders) wier motivatie zij via interviews te weten kwamen en die zij vergeleken met een controlegroep van 123 bystanders (toekijkende omstanders).[5] Wat ze vonden is dat de ‘redders’ iets in gemeen hadden, namelijk de extensivity van hun liefde, dat wil zeggen, een solidaire liefde die verder gaat dan de eigen familie, de eigen etnische groep, de eigen ras, de eigen godsdienst, of de eigen sociale klasse, en uitgaat naar mensen wier leven in gevaar is. Het zijn de barmhartige Samaritanen uit Jezus’ parabel.
In zijn recente encycliek wijst ook paus Franciscus op deze drie groepen, waar hij de parabel van de barmhartige Samaritaan becommentarieert: de barmhartige Samaritanen; de bandieten en slechte mensen die andere schade toedoen; en degen die langskomen, maar geen medelijden hebben, en niet van hun weg afwijken om mensen in nood te helpen.[6] De mensen die beminnen wie ons niet beminnen, doen de goede werken waartoe Jezus ons aanspoort in de parabel over het laatste oordeel:
“Dan zal de Koning tot die aan zijn rechterhand zeggen: Komt, gezegenden van mijn Vader, en ontvangt het Rijk dat voor u gereed is vanaf de grondvesting der wereld. Want Ik had honger en gij hebt Mij te eten gegeven. Ik had dorst en gij hebt Mij te drinken gegeven. Ik was vreemdeling en gij hebt Mij opgenomen, Ik was naakt en gij hebt Mij gekleed, Ik was ziek en gij hebt Mij bezocht, Ik was in de gevangenis en gij hebt Mij bezocht…. Voorwaar, Ik zeg u: al wat gij gedaan hebt voor een dezer kleinsten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan” (Matteüs 25,34-40).
En hier kunnen we de liefde voor onze vijanden aan toevoegen. De armen, de zieken en de mensen in de gevangenis kunnen maar moeilijk aan onze onbaatzuchtige liefde beantwoorden, want ze hebben gewoon de middelen niet om dat te doen. Maar mijn vijanden hebben wel de middelen, maar ze willen niet aan mijn liefde corresponderen. Dat is de liefde die David beoefende toen hij het leven van zijn vijand, Saul, spaarde, ofschoon hij hem had kunnen doden. David was zijn tijd ver vooruit. Hij is een voorbeeld van de liefde die Jezus ons duizend jaar later voorhield.
Hier is het moment om in uzelf te treden en uw geweten te onderzoeken. Van wie heb ik mij in mijn leven de naaste gemaakt, door mijn beslissing hem (haar, hen) te helpen? En als u hier een leegte in uw leven ontdekt, met een leeg gevoel, dan is het nu het moment een voornemen te maken daar iets aan te doen.
[1] Paul Ricoeur, “The Socius and the Neighbor”, in: History and Truth, Ed. Northwestern University, 1965, blz. 98-109, vertaald uit het Frans: Histoire et Vérité, Ed. Du Seuil, 1964.
[2] Paus Franciscus, Fratelli Tutti, Hoofdstuk twee, paragraaf 80 en 81.
[3] Nicholas Cristiakis, Blueprint. The evolutionary origins of a good society, Little Brown Spark, 2019.
[4] Ibidem, blz. 266.
[5] Samuel & Pearl Oliner, The Altruistic Personality: Rescuers of Jews in Nazi Europe, New York: Free Press, 1988.
[6] Paus Franciscus, Fratelli Tutti, Hoofdstuk twee, paragraaf 67.
