Tijdens het bezoek van pater John Auping SJ uit Mexico – opgegroeid in Joppe – in september 2018 aan onze geloofsgemeenschap om met ons het 150-jarig jubileumfeest te vieren is het idee geboren contact met elkaar te houden. Het voornemen van pater Auping is om ons periodiek, zo eens in de drie weken, een overweging gewijd aan een tekst uit het Evangelie met ons te delen. Wij zijn pater Auping zeer erkentelijk voor dit initiatief en wensen u veel devotie bij het lezen.
Klik hier voor Een Gids voor het mediteren op het Evangelie door pater Auping.
De barmhartige Samaritaan
Lucas 10,25-37

“25 Daar trad een wetgeleerde naar voren om Hem op de proef te stellen. Hij zei: ‘Meester, wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?’ 26 Hij sprak tot hem: ‘Wat staat er geschreven in de Wet? Wat leest ge daar?’ 27 Hij gaf ten antwoord: ‘Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart en geheel uw ziel, met al uw krachten en geheel uw verstand; en uw naaste gelijk uzelf.’ 28 Jezus zei: ‘Uw antwoord is juist, doe dat en ge zult leven.’ 29 Maar omdat hij zijn vraag wilde verantwoorden, sprak hij tot Jezus: ‘En wie is dan mijn naaste?’ 30 Nu nam Jezus weer het woord en zei: ‘Eens viel iemand, die op weg was van Jeruzalem naar Jericho, in de handen van rovers. Ze plunderden en mishandelden hem en toen ze aftrokken, lieten ze hem halfdood liggen. 31 Bij toeval kwam er juist een priester langs die weg; hij zag hem wel, maar liep in een boog om hem heen. 32 Zo deed ook een leviet; hij kwam daarlangs, zag hem, maar liep in een boog om hem heen. 33 Toen kwam een Samaritaan die op reis was, bij hem; hij zag hem en kreeg medelijden; 34 hij trad op hem toe, goot olie en wijn op zijn wonden en verbond ze; daarna tilde hij hem op zijn eigen rijdier, bracht hem naar een herberg en zorgde voor hem. 35 De volgende morgen haalde hij twee denariën tevoorschijn, gaf ze aan de waard en zei: Zorg goed voor hem, en wat ge meer mocht besteden, zal ik u bij mijn terugkomst vergoeden. 36 ‘Wie van deze drie lijkt u de naaste van de man die in handen van de rovers gevallen is?’ 37 Hij antwoordde: ‘Die hem barmhartigheid betoond heeft.’ En Jezus sprak: ‘Ga dan en doet gij evenzo’.”
Twee geboden, drie liefdes
De wetgeleerde geeft het antwoord op zijn eigen vraag: ‘Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart en geheel uw ziel, met al uw krachten en geheel uw verstand; en uw naaste gelijk uzelf’,en Jezus geeft hem gelijk.
Het zijn twee geboden, maar drie liefdes, namelijk, in volgorde van belangrijkheid: de liefde tot God, de liefde tot de naaste, en de liefde tot zichzelf. De liefde tot zichzelf is nodig om de naaste lief te hebben, want u moet uw gezondheid verzorgen, uw studies bijhouden, de nodige rust voor u zelf reserveren, en werken in wat u bevredigt, om de naaste van dienst te zijn, en uw familie te onderhouden. En als uw intentie zuiver is, hebt u de naaste lief uit liefde tot God, om haar te helpen God te vinden. Maar in de psychologische en geestelijke ontwikkeling van een mens komt eerst de liefde tot zichzelf, dan de liefde tot de naaste, en tenslotte de liefde tot God. De heilige Bernardus van Clairvaux drukt dat zo uit: oorspronkelijk had u God lief uit liefde tot u zelf, om iets van Hem te verkrijgen, maar uiteindelijk, nu uw liefde gerijpt is, hebt u uzelf lief, uit liefde tot God.[1] U zorgt goed voor uzelf, opdat God over u kan beschikken ten dienste van de naaste.
In deze twee geboden bestaat de essentie van de Wet en de Profeten. De heilige Augustinus heeft dit op zijn manier in een bekend spreekwoord samengevat: Dilige et fac quod vis[2]. Het gaat hier om een preek waarin hij commentaar geeft op een tekst uit de eerste brief van Johannes: “Vrienden, laten wij elkander liefhebben, want de liefde komt van God. Iedereen die liefheeft is een kind van God, en kent God. De mens zonder liefde kent God niet, want God is liefde” (1 Johannes 4,7-8). Augustinus bedoelt hiermee dat de mens die door zijn liefde zich de naaste maakt van een andere mens, door die andere mens geen schade toe te brengen, maar eerder goed te doen en te helpen, automatisch alle geboden vervult. De liefde maakt de vervulling van de geboden iets spontaans, vandaar: “heb lief en doe dan wat je wilt”.
Wie van deze drie lijkt u de naaste van de man die in handen van de rovers gevallen is?
Paul Ricoeur merkt op dat Jezus de vraag van de wetgeleerde op zijn kop zet.[1] De wetgeleerde vroeg: ‘En wie is dan mijn naaste?’, en Jezus vraagt: ‘Wie van deze drie lijkt u de naaste van de man die in handen van de rovers gevallen is?’ De vraag ‘wie is mijn naaste’ wordt vervangen door de vraag ‘van wie ben ik de naaste?’.
De vraag ‘wie is mijn naaste’ verdeelt
de mensen in sociologische categorieën: dit soort mensen zijn mijn naaste en hen
moet ik liefhebben en dat soort mensen, zijn niet mijn naaste en hen hoef ik
niet lief te hebben. Deze verdeling van de mensheid in hen die mijn naaste zijn
en hen die het niet zijn, is de oorsprong van allerlei vormen van discriminatie.
Als men zegt ‘de leden van mijn famile zijn mijn naaste’, dan is dat het begin
van de discriminatie van niet-familieleden.
Als men zegt ‘de mensen die van hetzelfde ras zijn als ik, zijn mijn naaste’,
dan is dat de eerste stap op weg naar het racisme.
Als men zegt ‘de mensen die dezelfde godsdienst belijden als ik, zijn mijn
naaste’, dan kunnen de mensen van andere religies niet op jou rekenen.
En als men zegt ‘de leden van mijn volk of mijn etnische groep zijn mijn
naaste’, dan is men op weg naar etnocentrisme of erger nog: etnische zuivering.
Voor Jezus is het zo dat om het even welke mens die ons pad kruist en in moeilijkheden verkeert voor mij een uitnodiging is om mij de naaste van die mens te maken, door hem te helpen, geheel onafhankelijk van zijn ras, zijn godsdienst, of zijn toebehoren tot een etnische groep. Dat is wat de barmhartige Samaritaan deed met de man die in handen van rovers gevallen was en door hen mishandeld was. Hij maakt zich de naaste van die man. Deze liefdadigheid begint met medelijden, leidt tot daadwerkelijke en efficiënte hulpacties, en is bateloos. Deze liefde komt voort uit medelijden: ‘een Samaritaan die op reis was, kwam bij hem; hij zag hem en kreeg medelijden’. Deze liefde geeft efficiënte hulp:
‘Hij goot olie en wijn op zijn wonden en verbond ze; daarna tilde hij hem op zijn eigen rijdier, bracht hem naar een herberg en zorgde voor hem. De volgende morgen haalde hij twee denariën tevoorschijn, gaf ze aan de waard en zei: Zorg goed voor hem, en wat ge meer mocht besteden, zal ik u bij mijn terugkomst vergoeden.’
En deze liefde is bateloos, want zoekt geen vergoeding, zoals Jezus duidelijk maakt in zijn aansporing de armen en zieken uit te nodigen, als u een middag of avondmaal geeft: “Hij zei ook nog, nu tot zijn gastheer: ‘Wanneer gij een middag of een avondmaal geeft, nodig dan niet uw vrienden, broers en bloedverwanten uit en ook geen rijke buren. Het zou kunnen zijn, dat zij op hun beurt u uitnodigen en gij het dus terugkrijgt. Maar als ge een gastmaal geeft, nodig armen, gebrekkigen, kreupelen en blinden uit. Gelukkig zult ge zijn, omdat zij het u niet kunnen vergelden. Het zal u vergolden worden bij de opstanding van de rechtvaardigen’” (Lucas 14,12-14).
In het evangelie, gaat het om een liefde die niet gebaseerd is op verwantschap of vriendschap. Nicholas Christakis heeft bewezen dat de leden van homo sapiens een aantal genetische trekken hebben die ons bewegen tot liefde voor ons echtpaar en onze kinderen; tot vriendschap; tot het scheppen van sociale netwerken; tot samenwerking; en tot voorkeur voor mensen van mijn eigen groep (group-bias). Hij noemt deze verzameling van genetische trekken onze ‘social suite’[1]. Zijn optimistische visie van homo sapiens geeft hoop voor de toekomst van de mensheid.
Christiakis zelf relativeert echter deze optimistische visie van homo sapiens, waar hij vaststelt dat de voorkeur voor mensen van mijn eigen groep (group-bias) tot discriminate kan leiden van leden van de andere groepen, dat wil zeggen, tot racisme, etnocentrisme y xenofobie[2]. Op zijn beurt kunnen dit racisme, etnocentrisme en deze xenofobie leiden tot collectieve misdaden zoals genocide. De 20e eeuw is getuige geweest van deze genocide misdaden, op een schaal die een te groot optimisme over de ‘social suite’ ondermijnt.
Bovendien kan de ‘social suite’ niet verklaren wat wij liefdadigheid noemen (in latijn: caritas), want liefdadigheid gaat juist uit naar mensen die niet van mijn eigen groep zijn: niet mijn familie; niet mijn vrienden zijn; niet mijn sociale samenwerkingsverband, zodat ze niet op mijn voorkeursliefde van de ‘social suite’ kunnen rekenen. Jezus heeft het nu juist over de liefde tot die mensen die niets hebben waarmee ze onze liefde kunnen vergoeden. Het enige wat mij aan zulke mensen bindt is mijn medelijdende liefde als we zien dat ze in grote moeilijkheden zijn en mijn beslissing ze te helpen. Deze onbaatzuchtige liefde kan dus niet verklaard worden door deze hierboven vermelde genetische karaktertrekken. Deze liefde is de vrucht van een beslissing die iemand neemt.
Een voorbeeld kan dit duidelijk maken. Gedurende de Tweede Wereldoorlog, werden in alle Europese landen die door de nazi’s bezet waren, de Joden vervolgd en vermoord. Er waren toen drie soorten Europeanen: duizenden mensen die met de nazi’s meewerkten in de vervolging van de Joden; miljoenen mensen die niet met de nazi’s meewerkten, maar ook niets deden om de Joden te helpen; en duizenden mensen die hun eigen vrijheid en leven riskeerden, door de Joden te helpen. Samuel Oliner en zijn vrouw Pearl hebben na de oorlog 6.000 Europeanen geïdentificeerd die gedurende de oorlog de Joden geholpen hadden. Uit die groep trokken zij een steekproef van 124 “rescuers” (redders) wier motivatie zij via interviews te weten kwamen en die zij vergeleken met een controlegroep van 123 “bijstanders” (toekijkende omstanders).[1] Wat ze vonden is dat de ‘redders’ iets in gemeen hadden, namelijk “extensivity”, dat wil zeggen, een solidaire liefde die verder gaat dan de eigen familie, de eigen etnische groep, de eigen ras, de eigen godsdienst, of de eigen sociale klasse, en uitgaat naar mensen wier leven in gevaar is. Het zijn de ‘barmhartige Samaritanen’ uit Jezus’ parabel.
In de geschiedenis van de katholieke kerk, zien we veel heiligen die door Gods liefde bewogen werden om ordes en congregaties te stichten die de naasten zijn van mensen in nood: ze administreren goede werken voor de armen, de zieken, de gevangenen en de hongerigen. De katholieke kerk heeft bewonderenswaardige statistieken. In totaal heeft de katholieke kerk 5.287 ziekenhuizen; 15.937 medische centrums met gratis medicijnen; 610 tehuizen voor melaatsen; 15.722 tehuizen voor oude mensen, chronische zieken en gehandicapten; 9.552 weeshuizen; 3.506 rehabilitatie centrums voor ex-gevangenen; en 35.746 andere caritatieve instituties, die niet behoren tot de opgenoemde categorieën.[2] Dit is het soort werken waartoe Jezus aanspoort in de parabel over het laatste oordeel:
“Dan zal de Koning tot die aan zijn rechterhand zeggen: Komt, gezegenden van mijn Vader, en ontvangt het Rijk dat voor u gereed is vanaf de grondvesting der wereld. Want Ik had honger en gij hebt Mij te eten gegeven. Ik had dorst en gij hebt Mij te drinken gegeven. Ik was vreemdeling en gij hebt Mij opgenomen, Ik was naakt en gij hebt Mij gekleed, Ik was ziek en gij hebt Mij bezocht, Ik was in de gevangenis en gij hebt Mij bezocht. Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden en zeggen: Heer, wanneer hebben wij U hongerig gezien en U te eten gegeven, of dorstig en U te drinken gegeven? En wanneer zagen wij U als vreemdeling en hebben U opgenomen, of naakt en hebben U gekleed? En wanneer zagen we U ziek of in de gevangenis en zijn U komen bezoeken? De Koning zal hun ten antwoord geven: Voorwaar, Ik zeg u: al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan” (Matteüs 25,34-40).
[1] Heilige Bernardus van Clairvaux, God liefhebben (De diligendo Deo), vertaald door Vincent Hunink, ingeleid door Wim Verbaal Kok, Kampen 2010; tweede druk 2011.
[2] Sint Augustinus, Preek over 1 Johannes 4,7-8, in: Homilies on the First Epistle of John, Volume III/14, van: The Works of Saint Augustine: A New Translation for the 21st Century, 42 volumes, Boniface Ramsey et al. editors, New City Press, 2008.
[3] Paul Ricoeur, “The Socius and the Neighbor”, in: History and Truth, Ed. Northwestern University, 1965, blz. 98-109, vertaald uit het Frans: Histoire et Vérité, Ed. Du Seuil, 1964.
[4] Nicholas Cristiakis, Blueprint. The evolutionary origins of a good society, Little Brown Spark, 2019.
[5] Ibidem, blz. 266.
[6] Samuel & Pearl Oliner, The Altruistic Personality: Rescuers of Jews in Nazi Europe, New York: Free Press, 1988.
[7] Vatican, Catholic Chruch Statistics 2018.

Heeft u vragen over de tekst of wilt u iets delen met pater Auping, dan kunt u mailen naar: [email protected]