Tijdens het bezoek van pater John Auping SJ uit Mexico – opgegroeid in Joppe – in september 2018 aan onze geloofsgemeenschap om met ons het 150-jarig jubileumfeest te vieren is het idee geboren contact met elkaar te houden. We mochten vele prachtige uitgebreide overwegingen ontvangen van pater Auping maar we gaan verder in een verkorte vorm.
Wij zijn pater Auping zeer erkentelijk voor zijn inspirerende woorden en
wensen u veel devotie bij het lezen.
Pinksteren, jaar A
H. Mis zondag 28 mei, 10:00 uur
Voorganger : pastor E. Wassink

El Greco ‘Pentocos’
Eerste lezing, Handelingen van de Apostelen 2, 1-11
Toen de dag van Pinksteren aanbrak, waren allen bijeen op dezelfde plaats. Plotseling kwam uit de hemel een gedruis alsof er een hevige wind opstak en heel het huis waar zij gezeten waren, was er vol van. Er verscheen hun iets dat op vuur geleek en dat zich, in tongen verdeeld, op ieder van hen neerzette. Zij werden allen vervuld van de Heilige Geest en begonnen in vreemde talen te spreken, naargelang de Geest hun te vertolken gaf. Nu woonden er in Jeruzalem Joden, vrome mannen, die afkomstig waren uit alle volkeren onder de hemel. Toen dat geluid ontstond, liep het volk te hoop en tot zijn verbazing hoorde iedereen hen spreken in zijn eigen taal. Zij waren buiten zichzelf en zeiden vol verwondering: “Maar zijn al die daar spreken dan geen Galileeërs? Hoe komt het dan dat ieder van ons hen hoort spreken in zijn eigen moedertaal? Parten, Meden en Elamieten, bewoners van Mesopotamië, van Judea en Kappadocië, van Pontus en Asia, van Frygië en Pamfylië, Egypte en het gebied van Libië bij Cyrene, de Romeinen die hier verblijven, Joden zowel als proselieten, Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze eigen taal spreken van Gods grote daden.
Psalm 104 (103), 1ab en 24ac, 29bc-30, 31 en 34
Refrein : Zendt Gij uw geest, dan komt er weer leven, dan maakt Gij uw schepping weer nieuw.
Verheerlijk, mijn ziel, de Heer,
wat zijt Gij groot, Heer mijn God!
Hoeveel is het wat Gij gedaan hebt, Heer,
de aarde is vol van uw schepsels. R.
Neemt Gij hun geest weg, dan komen zij om,
en keren terug tot de aarde.
Maar zendt Gij uw geest, dan komt er weer leven,
dan maakt Gij uw schepping weer nieuw. R.
De roem van de Heer blijve eeuwig bestaan,
Hij vinde zijn vreugde in al zijn schepsels;
Mogen mijn woorden Hem aangenaam zijn,
dan zal ik mij in de Heer verheugen. R.
Tweede lezing, 1 Korintiërs 12, 3b-7.12-13
Broeders en zusters, Niemand kan zeggen: “Jezus is de Heer”, tenzij door de Heilige Geest. Er zijn verschillende gaven, maar slechts één Geest. Er zijn vele vormen van dienstverlening, maar slechts één Heer. Er zijn allerlei soorten werk, maar er is slechts één God, die alles in allen tot stand brengt. Maar aan ieder van ons wordt de openbaring van de Geest meegedeeld tot welzijn van allen. Het menselijke lichaam vormt met zijn vele ledematen één geheel; alle ledematen, hoe vele ook, maken tezamen één lichaam uit. Zo is het ook met de Christus. Wij allen, Joden en Grieken, slaven en vrijen, zijn immers in de kracht van één en dezelfde Geest door de doop één enkel lichaam geworden en allen werden wij gedrenkt met één Geest.
Sequentie (verplicht op deze dag)
Kom, o Geest des Heren, kom
uit het hemels heiligdom,
waar Gij staat voor Gods gezicht.
Kom der armen troost, daal neer,
kom en schenk uw gaven, Heer,
kom wees in de harten licht.
Kom o trooster, Heil’ge Geest,
zachtheid die de ziel geneest,
kom verkwikking zoet en mild.
Kom o vrede in de strijd,
lafenis voor ’t hart dat lijdt,
rust die alle onrust stilt.
Licht dat vol van zegen is,
schijn in onze duisternis,
neem de harten voor U in.
Zonder uw geheime gloed
is er in de mens geen goed,
is de ziel niet rein van zin.
Was wat vuil is en onrein,
overstroom ons dor domein,
heel de ziel die is gewond,
maak weer zacht wat is verstard,
koester het verkilde hart,
leid wie zelf de weg niet vond.
Geef uw gaven zevenvoud
ieder die op U vertrouwt,
zich geheel op U verlaat.
Sta ons met uw liefde bij,
dat ons einde zalig zij,
geef ons vreugd die niet vergaat.
ofwel:
Veni, Sancte Spiritus,
et emitte caelitus
lucis tuae radium.
Veni, pater pauperum,
veni, dator munerum,
veni, lumen cordium.
Consolator optime,
dulcis hospes animae,
dulce refrigerium.
In labore requies,
in aestu temperies
in fletu solatium.
O lux beatissima,
reple cordis intima
tuorum fidelium.
Sine tuo numine,
nihil est in homine,
nihil est innoxium.
Lava quod est sordidum,
riga quod est aridum,
sana quod est saucium.
Flecte quod est rigidum,
fove quod est frigidum,
rege quod est devium.
Da tuis fidelibus,
in to confidentibus,
sacrum septenarium.
Da virtutis meritum,
da salutis exitum,
da perenne gaudium.
Alleluia
Refrein : Alleluia.
Kom, Heilige Geest, vervul de harten van uw gelovigen en ontsteek in hen het vuur van uw liefde.
Refrein : Alleluia.
Evangelie, Johannes 20, 19-23
In de avond van die eerste dag van de week, toen de deuren van de verblijfplaats der leerlingen gesloten waren uit vrees voor de Joden, kwam Jezus binnen, ging in hun midden staan en zei: “Vrede zij u.” Na dit gezegd te hebben toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde. De leerlingen waren vervuld van vreugde toen zij de Heer zagen. Nogmaals zei Jezus tot hen: “Vrede zij u. Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u.” Na deze woorden blies Hij over hen en zei: “Ontvang de heilige Geest. Aan wie ge de zonden vergeeft, zijn ze vergeven, en aan wie ge ze niet vergeeft, zijn ze niet vergeven.”
Kort commentaar van P. John Auping
Pinksteren was een machtig en indrukwekkend gebeuren:
“Plotseling kwam uit de hemel een gedruis alsof er een hevige wind opstak en heel het huis waar zij gezeten waren, was er vol van. Er verscheen hun iets dat op vuur geleek en dat zich, in tongen verdeeld, op ieder van hen neerzette. Zij werden allen vervuld van de Heilige Geest en begonnen in vreemde talen te spreken, naargelang de Geest hun te vertolken gaf.”
In feite begon Pinksteren al vijftig dagen eerder, op Paaszondag; op een meer rustige manier: “Na deze woorden blies Hij over hen en zei: Ontvang de heilige Geest” (Joh. 20,22)
Onafhankelijk van het feit of de neerdaling van de Heilige Geest over de gelovigen nu een uiterlijk indrukwekkend, of een meer innerlijk, rustiger gebeuren is, de Geest is machtig. Het is een Geest van kracht en macht.
Jezus onderwijst en handelt met gezag en macht van de Geest
We zijn eraan gewend te zeggen dat Jezus wonderen deed. In feite zijn het Jezus en de Heilige Geest die samen het wonder verrichten. Jezus, Gods geïncarneerde Woord, spreekt, de Geest handelt, binnen het lichaam van de zieke mens, en deze geneest. Het is een samenwerking tussen Jezus en de Geest. Ook als Jezus preekt, doet de Geest mee. Jezus definieert de inhoud van de woorden die Hij spreekt, de Geest vult die woorden met zijn kracht en moreel gezag. Wat de mensen in Jezus opvalt is het gezag waarmee Hij onderwijst en zonden vergeeft, en de macht waarmee hij onreine geesten uitdrijft en zieke mensen geneest. Wat hen opvalt is het gezag en de macht van de Geest. In het Grieks gebruiken de evangelisten de woorden “exousia” (ϵξουσια) ‒dat hier wordt vertaald als “gezag”, maar op andere plaatsen als “macht”, of “bevoegdheid”‒ en “dunamis” (δυναμις) ‒dat soms vertaald wordt als “kracht”, en op andere plaatsen als “wonder” of “wonderkracht”‒. Het ‘wonder’ is letterlijk (in het Grieks) ‘een daad van kracht’. Dezelfde macht waarmee Hij onreine geesten uitdrijft en zieken geneest, klinkt door in de toon van zijn stem als Hij onderricht:
“Hij onderrichtte hen niet zoals de schriftgeleerden, maar als iemand die gezag bezit” (Marcus 1,22).
“Een nieuwe leer met gezag! Hij geeft bevel aan de onreine geesten en ze gehoorzamen Hem.” (Marcus 1,27).
“Wat is gemakkelijker, tot de lamme te zeggen: Uw zonden zijn u vergeven, of: Sta op, neem uw bed op en loop? Welnu, opdat ge zult weten, dat de Mensenzoon macht heeft op aarde zonden te vergeven, sprak Hij tot de lamme: Ik zeg u, sta op, neem uw bed mee en ga naar huis.” Hij stond op, nam zijn bed en voor aller ogen ging hij onmiddellijk naar buiten. Iedereen stond er versteld van, en ze verheerlijkten God en zeiden: “Zoiets hebben wij nog nooit gezien” (Marcus 2,9-12).
“Jezus was zich bewust dat er een kracht van Hem was uitgegaan” (Marcus 5,30).
“Toen het sabbat was, begon Hij te onderrichten in de synagoge. De talrijke toehoorders vroegen verbaasd: “Waar heeft Hij dat vandaan? En wat is dat voor een wijsheid die Hem geschonken is? En wat zijn dat voor wonderen, die zijn handen verrichten? (Marcus 6,2)
“Toen koning Herodes nu over Hem hoorde, want zijn naam was bekend geworden, zei hij: ‘Johannes de Doper is verrezen uit de doden en daarom werken die wonderkrachten in hem’.” (Marcus 6,14).
“De hogepriesters en oudsten traden op Hem toe en vroegen Hem: “Welke bevoegdheid hebt Gij om dit alles te doen? En wie heeft U die bevoegdheid dan daartoe gegeven?” Jezus antwoordde: “Ik zal u een enkele vraag stellen en als gij Mij daar antwoord op geeft, zal Ik u op mijn beurt zeggen krachtens welke bevoegdheid Ik dit alles doe. Het doopsel van Johannes, kwam dat van de hemel of van de mensen? Geeft Mij daar een antwoord op” … Zij gaven Jezus ten antwoord: “Wij weten het niet.” Toen zei Jezus tot hen: “Dan zeg Ik u evenmin krachtens welke bevoegdheid Ik zo handel” (Marcus 11,27-33).
Jezus geeft dit gezag, deze kracht en deze energie door aan zijn apostelen, aan zijn kerk:
“Jezus ging de berg op en riep tot zich die Hij zelf wilde; en zij kwamen bij Hem. Hij stelde er twaalf aan om Hem te vergezellen en door Hem uitgezonden te worden om te prediken, met de macht de duivels uit te drijven” (Marcus 3,13-15).
“Jezus ging rond door de dorpen in de omtrek, waar Hij onderricht gaf. Hij riep de twaalf bij zich en begon hen twee aan twee uit te zenden. Hij gaf hun macht over de onreine geesten” (Marcus 6,7).
Aan Petrus geeft Hij de macht om de mensen op aarde de deur van de hemel te sluiten of te openen:
“Jezus hernam: “Zalig zijt gij Simon, zoon van Jona, want niet vlees en bloed hebben u dit geopenbaard maar mijn Vader die in de hemel is. Op mijn beurt zeg ik u: Gij zijt Petrus; en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen. Ik zal u de sleutels geven van het Rijk der hemelen en wat gij zult binden op aarde, zal ook in de hemel gebonden zijn en wat gij zult ontbinden op aarde, zal ook in de hemel ontbonden zijn” (Matteüs 16,17-19).
Ook aan de apostelen in het algemeen en hun opvolgers geeft Hij dezelfde macht als aan Petrus: “Voorwaar, Ik zeg u: wat gij zult binden op aarde zal ook in de hemel gebonden zijn, en wat gij zult ontbinden op aarde zal ook in de hemel ontbonden zijn” (Matteüs 18,18).
Er zijn twee wijzen waarop Jezus’ leerlingen macht en gezag hebben. De eerste wijze hangt af van de positie die iemand heeft in de hiërarchie van de kerk: ouders hebben de patria potestad over hun kinderen; een priester heeft de macht om brood en wijn te consecreren en om de zonden te vergeven in de biecht; een bisschop heeft de macht een seminarist tot priester te wijden en hem als pastoor te benoemen in een parochie; de paus heeft de macht een priester bisschop te maken, en dogma’s te verklaren. De kardinalen hebben de macht om de volgende paus te kiezen. Hier gaat het om een formele autoriteit, verbonden aan een hiërarchische positie in de kerk.
De tweede wijze waarop de leerlingen van Jezus macht, gezag en kracht ontvangen is als een gave van de Heilige Geest, onafhankelijk van onze positie of functie in de kerk. De Geest van God stort zijn gaven, zijn kracht en energie uit in een ontvankelijk hart.
Een voorbeeld uit de praktijk
Ik zal een voorbeeld geven uit mijn eigen ervaring als priester. Het gaat om de bekering van een jonge, potentiële moordenares. Al heel wat jaren geleden kwam er bij mij voor therapie een adolescente van vijftien jaar. Laten we haar Anna noemen. Ze was lid van een disfunctioneel gezin, waar soms de moeder, als ze boos was op haar man (Anna’s vader), hem met een mes achternaging. Anna was heel ongegeneerd en vertelde in de therapie zonder enige remming dingen die andere mensen met schaamte vervuld zouden hebben. In de tweede of derde sessie vertelde ze me het volgende. Ze was gedeserteerd van de middelbare school, en had zich geïntegreerd in een criminele jeugdgroep. In Mexico zijn er miljoenen jongeren die noch studeren, noch werken: ze heten “ninis” (“ni estudian, ni trabajan”). Via die jeugdige straatbende was ze lid geworden van een plaatselijke groep van drughandelaars en in de hiërarchie opgeklommen tot minnares van de leider. Op school was ze niemand, maar in deze groep van drughandelaars was ze nummer twee.
Op zekere dag zat ze in de auto, naast de leider van de bende, haar minnaar, die de bestuurder van de auto was. Opeens zag hij vóór hen een andere auto met de leider van de andere lokale groep van drughandelaars, en hij zag een gelegenheid om de concurrentie te elimineren. Hij gaf haar zijn pistool, instrueerde haar het raampje aan de rechterzijde van de auto te openen, en de bestuurder van de auto vóór hen dood te schieten. Ze schoot de pistool leeg, en het feit dat ze er niet in slaagde de leider van de concurrentie te elimineren, was niet door gebrek aan motivatie, maar door gebrek aan vaardigheid.
In de volgende therapiesessie was ze een ander verhaal aan het vertellen. Ik voelde toen hoe God de bron van levend water, de bron van de Heilige Geest, in mijn hart opende, en uit die diepte welde in mij een stroom van tederheid en medelijdende liefde voor haar op die zij opmerkte. Ofschoon ik niets zei, was mijn lichaamstaal eloquent en ze vroeg mij toen: “Waarom houd je zoveel van mij?”. Verrast dat ze dit opmerkte, legde ik haar uit: “Ik denk dat God veel van je houdt en mij voor jou iets laat voelen van wat Hij zelf voor jou voelt”. Ik kon merken dat deze boodschap over Gods liefde goed bij haar aankwam.
Dit soort indirecte Godservaringen zijn heel machtig. Anna ging niet terug naar haar criminele minnaar, maar koos de goede weg. In andere therapiesessies had ze het veel over haar belangstelling voor de biologie van dieren die in de zee leven, en de daarmee verwante ecologische problemen. Ze ging terug naar de middelbare school, beëindigde die en ging toen naar de universiteit, waar ze biologie studeerde.
Wat we in dit voorbeeld kunnen vaststellen is de macht van de Geest van liefde die in God haar oorsprong heeft en via ons hart naar anderen uitgaat. De macht van de Geest kan iemand veranderen, en haar ervan overtuigen dat God bestaat en haar wil helpen.
Jezus begaf zich naar een eenzame plaats, waar Hij bleef bidden
Dit gezag en deze energie en kracht van Jezus komen van Gods Geest. In het gebed ontvangt Jezus deze energie en kracht van de Heilige Geest. Zijn gebed is de plaats van herbronning. We zien in het evangelie dat Jezus bidt (in het Grieks is het werkwoord: proseuchomai, προσευχομαι), en Hij is daarin ons voorbeeld:
“Vroeg, nog diep in de nacht, stond Hij op, ging naar buiten en begaf zich naar een eenzame plaats, waar Hij bleef bidden” (Marcus 1,35).
“Onmiddellijk hier op dwong Hij zijn leerlingen in de boot te gaan en alvast naar de overkant te varen, naar Betsaïda, terwijl Hij het volk naar huis zou zenden. Na afscheid van hen genomen te hebben ging Hij de berg op om te bidden” (Marcus 6,46).
“Zij kwamen nu aan een landgoed dat Getsemane heette. Daar zei Hij tot zijn leerlingen: “Blijft hier zitten, terwijl Ik bid.”… Nadat Hij een weinig verder was gegaan, wierp Hij zich ter aarde en bad dat dit uur, als het mogelijk was, aan Hem mocht voorbijgaan. “Abba, Vader,” zo bad Hij, “voor U is alles mogelijk; laat deze beker Mij voorbijgaan. Maar toch: niet wat Ik maar wat Gij wilt.” … Waakt en bidt, dat gij niet op de bekoring ingaat. De geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak.” Opnieuw verwijderde Hij zich en bad met dezelfde woorden” (Marcus 14,32-39).
Wie erin geïnteresseerd is dit gezag, en deze kracht, van de Heilige Geest te ontvangen, om zo anderen beter te kunnen helpen, moet leren bidden en door de volharding in het gebed op een diepte komen waar in hem of haar die bron van levend water opwelt, de Heilige Geest zelf, met zijn gaven:
“Op de laatste en grootste dag van het feest stond Jezus daar en riep met luider stem: “Als iemand dorst heeft, hij kome tot Mij; wie in Mij gelooft, hij drinke! Zoals de Schrift zegt: “Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien.” Hiermee doelde Hij op de Geest, die zij, die in Hem geloofden, zouden ontvangen” (Johannes7,37-39).
Je moet niet te gauw denken: ‘dat is niet voor mij, het gaat mij te boven’. Zo denken is geen blijk van nederigheid, maar van valse nederigheid. Wie aan God deze genade vraagt, en bij Hem aandringt, zal de Geest en diens gaven ontvangen, door middel van zijn groei in het geestelijk leven. Onderweg, leert God zelf ons hoe we moeten bidden:
“Op een keer was Hij ergens aan het bidden. Toen Hij ophield, zei een van zijn leerlingen tot Hem: ‘Heer, leer ons bidden… Hij sprak tot hen…: ‘Stel, iemand van u heeft een vriend. Midden in de nacht gaat hij naar hem toe en zegt: Vriend, leen mij drie broden, want een vriend van mij is van een reis bij mij aangekomen en ik heb niets om hem voor te zetten. Zou die ander van binnenuit dan antwoorden: Val me niet lastig, de deur is al op slot en mijn kinderen en ik liggen in bed; ik kan niet opstaan om het je te geven? Ik zeg u: als hij al niet opstaat en het hem geeft omdat hij zijn vriend is, zal hij toch opstaan en hem geven al wat hij nodig heeft, om zijn onbescheiden aandringen. Tot u zeg Ik hetzelfde: Vraagt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en er zal worden opengedaan. Want al wie vraagt, verkrijgt; wie zoekt, vindt; en voor wie klopt, wordt opengedaan. Is er soms onder u een vader die aan zijn zoon een steen zal geven, als deze hem om brood vraagt? Of als hij om vis vraagt, zal hij hem toch in plaats van vis geen slang geven? Of als hij een ei vraagt, zal hij hem toch geen schorpioen geven?
Als gij dus, ofschoon ge slecht zijt, goede gaven aan uw kinderen weet te geven, hoeveel te meer zal dan uw Vader in de hemel de heilige Geest geven aan wie Hem erom vragen” (Lucas 11,1.5-13).
