Tijdens het bezoek van pater John Auping SJ uit Mexico – opgegroeid in Joppe – in september 2018 aan onze geloofsgemeenschap om met ons het 150-jarig jubileumfeest te vieren is het idee geboren contact met elkaar te houden. We mochten vele prachtige uitgebreide overwegingen ontvangen van pater Auping maar we gaan verder in een verkorte vorm.
Wij zijn pater Auping zeer erkentelijk voor zijn inspirerende woorden en
wensen u veel devotie bij het lezen.
14e zondag door het jaar (A)
Viering zaterdagavond 8 juli, 19:00 uur
Voorganger : pastor J. Baneke

bron: Instagram Street Art
Eerste lezing: Zacharías 9, 9-10
Zo spreekt de Heer: “Jubel luid, gij dochter Sion, juich, gij dochter, Jeruzalem! Zie uw koning komt tot u, rechtvaardig en zegevierend; hij is deemoedig, hij rijdt op een ezel, op een veulen, het jong van een ezelin. Ik vaag de strijdwagens weg uit Efraïm, de paarden uit Jeruzalem; de strijdboog wordt gebroken. Dan kondigt hij de vrede af onder de volken, dan gaat zijn heerschappij van zee tot zee, van de Rivier tot de grenzen der aarde.”
Tussenzang: Psalm 145 (144)
Refrein: Uw Naam wil ik verheerlijken voor altijd, mijn God en Koning.
U wil ik loven, mijn God en Koning, uw Naam verheerlijken voor altijd.
U wil ik prijzen iedere dag, uw Naam verheerlijken voor altijd.
De Heer is vol liefde en medelijden, lankmoedig en zeer goedgunstig.
De Heer is bezorgd voor iedere mens, barmhartig voor al wat Hij maakte.
Uw werken zullen U prijzen, Heer, uw vromen zullen U loven.
Zij roemen de glorie van uw heerschappij, uw macht verkondigen zij.
Waarachtig is God in al zijn woorden en heilig in al wat Hij doet.
De Heer ondersteunt, die dreigen te vallen, richt al wie gebukt gaat weer op.
Tweede lezing: Romeinen 8, 9. 11-13
Broeders en zusters, Uw bestaan wordt niet beheerst door de zelfgenoegzaamheid, maar door de Geest, omdat de Geest van God in u woont. Zou iemand de Geest van Christus niet hebben, dan behoort hij Hem niet toe. Als de Geest van God, die Jezus van de doden heeft opgewekt, in u woont, zal Hij die Christus Jezus van de doden heeft doen opstaan, ook uw sterfelijk lichaam eenmaal levend maken door de kracht van zijn Geest, die in u verblijft.
Broeders en zusters, wij hebben dus verplichtingen, maar niet aan onszelf, om zelf-genoegzaam te leven. Als gij zelfzuchtig leeft, zult gij zeker sterven. Maar als gij door de Geest de praktijken van de zelfzucht versterft, zult gij leven.
Vers voor het evangelie: Matteüs 24, 42a en 44
Alleluia.
Weest dus waakzaam, want gij weet niet op welk uur de Mensenzoon komt.
Alleluia.
Evangelie: Matteüs 11,25-30
In die tijd sprak Jezus: “Ik prijs U, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat Gij deze dingen verborgen gehouden hebt voor wijzen en verstandigen, maar ze hebt geopenbaard aan kinderen. Ja, Vader, zo heeft het U behaagd. Alles is Mij door mijn Vader in handen gegeven. Niemand kent de Zoon, tenzij de Vader, en niemand kent de Vader, tenzij de Zoon en hij aan wie de Zoon Hem wil openbaren. Komt allen tot Mij, die uitgeput zijt en onder lasten gebukt, en Ik zal u rust en verlichting schenken. Neemt mijn juk op uw schouders en leert van Mij: Ik ben zachtmoedig en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen, want mijn juk is zacht en mijn last is licht.”
Kort commentaar van P. John Auping
Jezus jubelt het uit, omdat God de geheimen van het Rijk aan de kleinen (νηπιοι) geopenbaard heeft: “Ik prijs U, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat Gij deze dingen hebt geopenbaard aan kleinen” (Mt. 11,26). Jezus juicht van vreugde over de kleinen die Hem begrijpen, en de kleinen juichen Jezus toe, terwijl de groten die zichzelf belangrijk vinden Hem verwerpen:
“Toen de hogepriesters en schriftgeleerden de wonderen zagen die Hij deed en de kinderen die in de tempel waren bleven roepen: “Hosanna Zoon van David!” waren ze verontwaardigd, en voegden Hem toe: “Hoort Gij wat die daar zeggen?” Jezus antwoordde hun: “Zeker! Maar hebt gij nooit gelezen: Uit de mond van kleine kinderen (νηπιοι) en zuigelingen hebt gij u een lofzang bereid?” (Mt. 21,15-17).
De evangelist Matteüs heeft een theologie van Gods voorkeursliefde voor de kleinen. In het evangelie volgens Lukas is het verloren geraakte schaap een symbolische weergave van de zondaar:
“Deelt in mijn vreugde, want mijn schaap dat verloren was geraakt, heb ik gevonden. Ik zeg u: zo zal er in de hemel meer vreugde zijn over één zondaar die zich bekeert, dan over negenennegentig rechtvaardigen, die geen bekering nodig hebben (Lukas 15,6-7)
Maar in het evangelie volgens Matteüs staat het verdwaalde schaap voor de kleine:
“Wat dunkt u? Wanneer een man honderd schapen heeft en een daarvan verdwaalt, zal hij dan niet de negenennegentig in de bergen alleen laten om op zoek te gaan naar het verdwaalde? En gelukt het hem dat te vinden, voorwaar Ik zeg u, dan zal hij over dat ene meer verheugd zijn dan over de negenennegentig die niet verdwaald waren. Zo ook wil uw hemelse Vader niet dat een van deze kleinen verloren gaat” (Mt. 18, 12-14).
God laat niet toe dat de kleine verloren raakt. Hij zoekt de kleine tot Hij hem vindt. Vandaar dat het belangrijk is in ons contact met God klein te worden als een klein kind. Het is de wereld op zijn kop: in de wereld willen de kleinen groot worden, in het Evangelie wil Jezus dat de volwassenen klein worden (παιδιον, παισ):
“In diezelfde tijd richtten de leerlingen tot Jezus de vraag: “Wie is nu wel de grootste in het Rijk der hemelen?” Hij riep een klein kind, zette het in hun midden en zei: “Voorwaar, Ik zeg u: als gij niet opnieuw wordt als de kleine kinderen, zult gij het Rijk der Hemelen zeker niet binnengaan. Wie dus zichzelf gering acht zoals dit kind is de grootste in het Rijk der hemelen” (Mt. 18,1-4).
“Toen werden er kleine kinderen bij Hem gebracht, opdat Hij hun handen zou opleggen en een gebed over hen spreken. Maar bars wezen de leerlingen ze af. Jezus echter zei hen: “Laat die kinderen toch begaan en verhindert ze niet bij Mij te komen. Want aan hen die zijn zoals zij, behoort het Rijk der hemelen” (Mt. 19,13-14).
Hoe moet dat nou in de praktijk, klein worden als een kind? Het gaat om een bepaalde houding tegenover God. De kleine heeft een Geest van nederigheid en vertrouwen in God, juist zoals een kind er zich nederig van bewust is dat hij van zijn vader en moeder afhankelijk is, en vertrouwen heeft in zijn vader en moeder, zodat het gewoon niet bij hem opkomt dat zijn ouders hem in de steek zouden laten. Om die reden stelt Jezus ons het vertrouwen en de nederigheid van een klein kind (μικρος) ten voorbeeld (Matteüs 18,2).
Een anekdote kan een en ander verhelderen. Ik geef iedere maand therapie aan groepen van echtparen. Elke eerste zaterdagmiddag van de maand, één groep, elke derde zaterdagmiddag van de maand, een andere groep. Vijf jaar geleden nodigde een groep van jonge echtparen met kleine kinderen mij uit voor het feest van “Las Posadas”. Ze vieren daarin de reis van Jozef en María naar Betlehem, en de slechte ontvangst in de herberg. De kinderen slaan daarbij met een stok op een kartonnen bal vol snoepjes, “la piñata”. Ze waren daar zo mee bezig, en ik zat op een stoel tegen de wand van de muur van de binnenplaats. Op twee meter afstand van mij zat Paula, een klein kind van vijf jaar, op haar knieën te spelen met blokken en poppen, die op een houten kist geplaatst waren. Ik keek daarnaar met een gevoel van tederheid en welbehagen. Op een gegeven moment, keek zij omhoog, en zag dat ik naar haar keek met tederheid en welbehagen. Zij glimlachte toen van troost door het feit dat ik met die gevoelens naar haar keek. En daarna ging ze door met spelen. Jezus’ commentaar is: “Voorwaar, Ik zeg u: als u niet opnieuw wordt als die kleine Paula, zult u het Rijk van God zeker niet binnengaan”.
God kijkt zo naar ons, met tederheid en welbehagen, als we met goede intenties ergens mee bezig zijn. Je moet je die blik bewust maken: “Jij bent mijn zoon / mijn dochter, mijn veelgeliefde, in wie Ik welbehagen heb” (Matteüs 3,17). U bent niet alleen, God is daar voor jou, Hij kijkt naar jou, klaar om je een helpende hand te lenen, wanneer je die nodig hebt. Je moet aandacht hebben voor die liefdevolle blik van God. Als jij die blik bewust wordt, voel je de troost van zo door God gezien te zijn, en daarna ga je door met wat je doet, maar zonder bezorgdheid, onbekommerd, zoals een kind dat speelt aan de voeten van God zijn Vader. Werk dat normalerwijze moeilijk en vermoeiend is, wordt zo omgevormd in een zachte en lichte last:
“Komt allen tot Mij die uitgeput zijt en onder lasten gebukt, en Ik zal u rust en verlichting schenken. Neemt mijn juk op uw schouders en leert van Mij: Ik ben zachtmoedig en nederig van hart; en u zult rust vinden voor uw zielen, want mijn juk is zacht en mijn last is licht” (Matteüs 11,28-30).
Kleine kinderen en grote mensen hebben heel verschillende manieren om hun last te dragen. De grote mensen dragen hun verantwoordelijkheid, alsof alles van hen afhangt, zodat ze vaak gespannen en soms overspannen zijn. De kleinen doen hun taak, bijv. het schoolwerk, of een spelletje met andere kinderen, zonder er gespannen over te worden, wetend dat hun ouders daar zijn om ze een helpende hand aan te bieden, als ze in het schoolwerk vastlopen.
In de activiteit van de kleinen is er een onderliggende passiviteit, waar ze zich ervan bewust zijn dat ze van hun ouders afhangen en dat hun ouders zullen ingrijpen als ze dat nodig hebben. Zo gaat het de kleine de van God afhangt en op Hem vertrouwt: hij is onbezorgd:
“Als de Heer het huis niet wil bouwen, vergeefs zwoegen daaraan de bouwers; wil de Heer de stad niet bewaken, vergeefs staat de wachter op wacht. Vergeefs is het dat gij vroeg opstaat, vergeefs dat ge laat pas u rust gunt, dat gij het brood eet der smarten: Hij toch schenkt het brood aan die Hij lief heeft in zijn slaap” (psalm 127,1-2).
Zo klein worden is een levenskunst. Je kunt die veroveren door je dag door te brengen onder Gods blik, in zijn tegenwoordigheid. Als iemand zo klein is, en vol geloof en vertrouwen iets aan God vraagt, bijvoorbeeld, iets wat hij nodig heeft om Hem te dienen, kan Hij moeilijk nee zeggen. Het geloof van de kleine beschikt op mysterieuze wijze over Gods wil, zodat Hij aan de kleine geeft wat die Hem vraagt. En de kleine beschikt op mysterieuze wijze over Gods macht, zodat de kleine, door geloof en vertrouwen in God, kan ondernemen wat menselijkerwijze onmogelijk lijkt.[1]
Dit vertrouwen gaat zover dat de biddende mens al bij voorbaat ervaart dat God hem heeft verhoord, en daarom God bij voorbaat dankzegt voor iets wat nog niet gebeurd is:
“Jezus zei hun: “Hebt geloof in God. Voorwaar, Ik zeg u: Als iemand tot deze berg zegt: Hef u op en stort u in de zee, en als hij in zijn hart niet twijfelt, maar gelooft dat gebeuren zal wat hij zegt, voor hem zal het werkelijkheid worden. Daarom zeg Ik u: Alles wat ge in het gebed vraagt, gelooft dat ge het al verkregen hebt, en ge zult het verkrijgen”(Markus 11,22-24).
Als je dit begrijpt, en beleeft, is Jezus heel blij om jou, omdat God de geheimen van het Rijk aan jou geopenbaard heeft: “Ik prijs U, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat Gij deze dingen hebt geopenbaard aan kleinen” (Mt. 11,26).
[1] “Ama Dios tanto esta virtud de la fe que el alma que la posee dispone por decirlo así de la voluntad de Dios, inclinándolo a conceder lo que desea: es una virtud a la cual Dios no puede resistir, a la que tiene dado su poder; pero, se entiende, la fe del alma humilde” (Beata Concepción Cabrera de Armida, De las virtudes y de los vicios, La fe, Ed. La Cruz)
