Zondag 1 mei 2022, Paaszondag
Tijdens het bezoek van pater John Auping SJ uit Mexico – opgegroeid in Joppe – in september 2018 aan onze geloofsgemeenschap om met ons het 150-jarig jubileumfeest te vieren is het idee geboren contact met elkaar te houden. We mochten 36 prachtige uitgebreide overwegingen ontvangen van pater Auping maar we gaan verder in een nieuwe vorm. Bij gelegenheid van een presentiële Mis zal pater Auping zijn commentaar gewijd aan de lezingen van de betreffende zondag met ons delen. Wij zijn pater Auping zeer erkentelijk voor zijn inspirerende woorden en wensen u veel devotie bij het lezen.
Klik hier voor Een Gids voor het mediteren op het Evangelie door pater Auping
Zondag 1 mei 10 uur d.v.
Voorganger : pastor J. Baneke
3e Zondag van Pasen,
1 mei 2022,
Feest van de kerkwijding van de kerk in Joppe

Toen Simon Petrus hoorde dat het de Heer was sprong hij in het water. Joh 21, 7
Illustration from Die Bibel in Bildern,
Engraving by Julius Schnorr von Carolsfeld (1794-1872),
Issued in 1853, Coloured chromolithograph. © Alamy / Christian Art
Eerste lezing: Handelingen 5, 27b-32. 40b-41
In die dagen ondervroeg de hogepriester de apostelen: “Hebben wij u niet uitdrukkelijk verboden in de naam van Jezus onderricht te geven? Door uw toedoen is heel Jeruzalem vol van uw leer. Bovendien wilt gij ons het bloed van die man aanrekenen.” Maar Petrus en de andere apostelen gaven ten antwoord: “Men moet God meer gehoorzamen dan de mensen. De God van onze vaderen heeft Jezus ten leven gewekt, aan wie gij u vergrepen hebt door Hem aan het kruis te slaan. Hem heeft God als Leidsman en Verlosser verheven aan zijn rechterhand om aan Israël bekering en kwijtschelding van zonden te schenken. Van dit alles zijn wij getuigen, maar ook de heilige Geest die God geschonken heeft aan wie Hem gehoorzamen.” Maar men verbood de apostelen te spreken in de naam van Jezus en stelde hen in vrijheid. Zij verlieten de Hoge Raad, verheugd dat ze waardig bevonden waren smaad te lijden omwille van Jezus’ Naam.
Tussenzang: Ps. 30 (29) 2 en 4, 5 en 6, 11 en 12a en 13b
Refrein: Alleluia.
U zal ik loven, Heer, want Gij hebt mij bevrijd,
Gij hebt mijn vijanden niet laten zegevieren.
Heer, uit het dodenrijk hebt Gij mijn ziel verlost,
Gij hebt mij losgemaakt van die ten grave dalen.
Bezingt de Heer dan met mij, al zijn vromen,
en dankt zijn Naam die hoog verheven is.
Zijn toorn duurt kort, maar zijn genade levenslang,
de avond brengt geween, de ochtend blijdschap.
Heer, luister en ontferm u over mij,
mijn God sta mij terzijde met uw hulp.
Gij hebt mijn rouwklacht in een vreugdedans veranderd,
U zal ik loven, Heer mijn God, in eeuwigheid.
Tweede lezing: Apokalyps 5, 11-14
Ik, Johannes zag toe en hoorde de stem van talloze engelen rondom de troon
en de stem van levende wezens en van de oudsten; en hun getal was tienduizenden tienduizendtallen en duizenden duizendtallen; en zij riepen luid: “Waardig is het Lam dat geslacht werd te ontvangen de macht en de rijkdom, de wijsheid en de kracht, en eer en heerlijkheid en lof.” En elk schepsel in de hemel en op de aarde en onder de aarde en in de zee, het ganse heelal hoorde ik roepen: “Aan Hem die gezeten is op de troon en aan het Lam zij de lof en de eer en de roem en de kracht in de eeuwen der eeuwen!” En de vier levende wezens zeiden. “Amen.” En de oudsten vielen in aanbidding neer.
Vers voor het evangelie: Lc. 24, 26
Alleluia.
Moest de Messias dat alles niet lijden om in zijn glorie binnen te gaan?
Alleluia.
Evangelie: Johannes 21, 1-19
In die tijd verscheen Jezus andermaal aan de leerlingen bij het meer van Tiberias. De verschijning verliep als volgt: Er waren bijeen Simon Petrus, Tomas die ook Didymus genoemd wordt, Natanaël uit Kana in Galilea, de zonen van Zebedeüs en nog twee van zijn leerlingen. Simon Petrus zei tot hen: “Ik ga vissen.” Zij antwoordden: “Dan gaan wij mee.” Zij gingen dus op weg en klommen in de boot, maar ze vingen die nacht niets. Toen het reeds morgen begon te worden stond Jezus aan het strand, maar de leerlingen wisten niet dat het Jezus was. Jezus sprak hen aan: “Vrienden, hebben jullie soms wat vis?” “Neen,” zeiden ze. Toen beval Hij hun: “Werpt het net uit, rechts van de boot, daar zult ge iets vangen.” Nadat ze dit gedaan hadden, waren ze niet meer bij machte het net op te halen vanwege de grote hoeveelheid vissen. Daarop zei de leerling van wie Jezus veel hield tot Petrus: “Het is de Heer!” Toen Simon Petrus hoorde dat het de Heer was trok hij zijn bovenkleed aan – want hij droeg slechts een onderkleed – en sprong in het water. De andere leerlingen kwamen met de boot, want zij waren niet ver van de kust, slechts ongeveer tweehonderd el, en sleepten het net met de vissen achter zich aan. Toen zij aan land waren gestapt, zagen zij dat er een houtskoolvuur was aangelegd met vis erop en brood. Jezus sprak tot hen: “Haalt wat van de vis die gij juist ontvangen hebt.” Simon Petrus ging weer aan boord en sleepte het net aan land. Het was vol grote vissen, honderddrieënvijftig stuks en ofschoon het er zoveel waren, scheurde het net niet. Jezus zei hun: “Komt ontbijten.” Wetend dat het de Heer was durfde geen van de leerlingen Hem vragen: “wie zijt Gij?” Jezus trad dichterbij, nam het brood en gaf het hun en zo ook de vis. Dit was nu de derde keer dat Jezus aan de leerlingen verscheen sinds Hij uit de doden was opgestaan.
Na het ontbijt zei Jezus tot Simon Petrus: “Simon, Zoon van Johannes, hebt gij Mij meer lief dan dezen Mij liefhebben?” Hij antwoordde: “Ja Heer, Gij weet dat ik U bemin.” Jezus zei hem:” “Weid mijn lammeren.” Nog een tweede maal zei Hij tot hem: “Simon, zoon van Johannes, hebt gij Mij lief?” En deze antwoordde: “Ja Heer, Gij weet dat ik U bemin.” Jezus hernam: “Hoed mijn schapen.” Voor de derde maal vroeg Hij: “Simon, zoon van Johannes, hebt ge Mij lief?” Nu werd Petrus bedroefd, omdat Hij hem voor de derde maal vroeg: Hebt gij Mij lief? en hij zei Hem: “Heer, Gij weet alles; Gij weet dat ik U bemin.” Daarop zei Jezus hem: “Weid mijn schapen.
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Toen ge jong waart deed ge zelf uw gordel om en ging waarheen ge wilde, maar wanneer ge oud zijt zult ge uw handen uitstrekken, een ander zal u omgorden en u brengen waarheen ge niet wilt.” Hiermee zinspeelde Hij op de dood waardoor Hij God zou verheerlijken. En na deze woorden zei Hij hem: “Volg Mij.”

Painting by Francisco de Zurbarán (1598-1664),
Painted in 1629, Oil on canvas, © Prado museum, Madrid
Kort commentaar van Pater John Auping
Berouw en vergeving
Twee details verbonden de geschiedenis van de verloochening van Jezus door Petrus (Johannes 18,18-27) met de derde verschijining van Jezus aan de apostelen (Johannes 21,1-23):
- Het houtskoolvuur (Grieks: ανθρακια) (Johannes 18,18 en 21,9)
- Petrus verloochent Jezus driemaal (Johannes 18,17.25.27) en Jezus vraagt hem driemaal of Petrus Hem liefheeft (Johannes 21,15.16.17).
Petrus begrijpt dat heel goed en zijn verloochening herinnerend, voelt hij verdriet:
“Nu werd Petrus bedroefd, omdat Hij hem voor de derde maal vroeg: Hebt gij Mij lief? en hij zeide Hem: “Heer, Gij weet alles; Gij weet dat ik U bemin” (Johannes 21,17).
Dit berouw van Petrus is nodig vóórdat Jezus hem herstelt en zijn verkiezing als eerste paus: “Weid mijn lammeren; hoed mijn schapen; weid mijn schapen” (Johannes 21.15.16. 17). Als God aan de gezaghebbers in de Kerk hun ernstige zonden vergeeft, dan houdt die vergeving ook in dat zij geheel hersteld worden in het ambt dat ze door hun zonden verloren hadden.
Dat is niet alleen waar voor de gezaghebbers, maar ook voor alle leden van de kerk. Bijvoorbeeld, al een man of een vrouw door ontrouw zijn vrouw of haar man verliest, dan zal de vergeving van die ernstige zonde, in de biecht, en van de kant van het echtpaar, het verloren huwelijk restaureren. Het is duidelijk, dat de echtbreuk de eerste keer vergeven mag worden, maar de twee keer niet meer.
De volgende keer, niettegenstaande de druk van de vervolging en de bekoring om te vluchten, blijft Petrus trouw, zoals Jezus hem voorspelt:
“’Toen ge jong waart, deed ge zelf uw gordel om en ging waarheen ge wilde, maar wanneer ge oud zijt zult ge uw handen uitstrekken, een ander zal u omgorden en u brengen waarheen ge niet wilt.’ Hiermee zinspeelde Hij op de dood waardoor Hij God zou verheerlijken” (Johannes 21,18-19). Toen Johannes dit schreef was Petrus al in Rome de marteldood gestorven.
De overvloedige visvangst en het werk van de evangelisatie
De eerste vrucht van de ontmoeting met de Verrezene is het berouw, De tweede vrucht is de succesvolle evangelisatie. Eerst vingen ze niets (Johannes 21,3). Het was nacht (Grieks: νυχ). De nacht is in Johannes het symbool van de macht van de tegenstander zoals in het uur van Jezus´ dood op het kruis (Johannes 13,30). Maar nu ze in contact staan met de macht van de verrezen Jezus, is de oogst overvloedig: de 153 grote vissen zijn een toespeling op de 153 lokale kerken die bestonden toen Johannes dit scheef. Zo zal het altijd gaan: eerst hebben we in het apostolaat deel aan het lijden en de ogenschijnlijke mislukking van Jezus’zending, en daarna hebben we deel aan zijn overwinning, ook in het apostolaat. Deze zekerheid geeft hoop voor de situatie van de Kerk in Nederland.
Gezag en liefde in de Kerk
In het verhaal van het Lijden, de Dood en de Verrijzenis van Jezus volgens Johannes, zien we een voorbeeldige interactie tussen Johannes en Petrus, tussen de beide apostelen die respectievelijk de liefde en het gezag in de Kerk vertegenwoordigen. Maar liefst vijf keer zegt Johannes dat hij de apostel was die Jezus liefhad (in het Grieks, liefhebben is αγαπαω, φιλεω: Johannes 13,23; 19,26; 20,2; 21,7; en 21,20). Gedurende het laatste avondmaal, erkent Petrus deze bijzondere positie van Johannes en Johannnes doet wat Petrus hem vraagt:
“Een van de leerlingen, degene die door Jezus bemind werd, lag dicht tegen Jezus aan. Simon Petrus gaf hem een teken en vroeg hem: ‘Wie bedoelt Hij?’ Toen leunde deze tegen Jezus’ borst en zei tot Hem: ‘Heer, wie is het?’” (Johannes 13,23-25).
De liefde van Johannes blijkt op verschillende momenten in het lijdensverhaal volgens Johannes. En als Jezus op Witte Donderdag gevangengenomen is en in het huis van de hogepriester ondervraagd wordt, gaat Johannes naar binnen, zonder vrees herkend te worden, ofschoon hij een bekende van de hogepriester was (Johannes 18,15). De liefde is moedig. Johannes staat met Maria aan de voet van het kruis. Hij was de enige apostel die niet vluchtte (Johannes 19,25-27).
In de derde verschijning is het Johannes die als eerste Jezus herkent, en daarna Petrus. Het gezag volgt hier de aanwijzing van de liefde:
“Daarop zei de leerling van wie Jezus veel hield tot Petrus: “Het is de Heer!”
Toen Simon Petrus hoorde dat het de Heer was trok hij zijn bovenkleed aan
– want hij droeg slechts een onderkleed – en sprong in het meer.” (Johannes 21,7).
En tenslotte, als Jezus aan Petrus zijn marteldood voorspelt, wordt Petrus nieuwsgierig en vraagt aan Jezus wat er met Johannes zal gebeuren, en Jezus laat hem weten dat dat hem niet aangaat (Johannes 21,20-22).
In al deze historische anekdoten, zien we van de ene kant dat de liefde respect heeft voor het gezag in de Kerk en het zijn plaats geeft, maar van de andere kant zien we dat het gezag de liefde nodig heeft om vrucht te dragen. De liefde respecteert het gezag en geeft het zijn plaats. Dat zien we als Johannes Petrus aanwijzing volgt (Johannes 13,24-25), en als Johannes wacht op Petrus totdat eerst Petrus het lege graf binnengaat en dan pas Johannes (Johannes 20,2-9). En we zien het bij de derde verschijning: Johannes is de eerste die de verrezen Jezus herkent, maar geeft zijn plaats aan Petrus, die als eerste bij Jezus aankomt aan het strand. Van de andere kant, is het dank zij de liefde dat de Kerk trouw blijft, aan de voet van het kruis (Johannes 19,6), en is het de liefde die als eerste, bij het zien van het lege graf, gelooft in de verrijzenis (Johannes 20,8-10) en is het de liefde die als eerste de verrezen Jezus herkent (Johannes 213-7).
We kunnen hieruit een aantal praktische conclusies trekken:
- De liefde in de Kerk moet nooit misbruik maken van haar voorkeursplaats in Gods ogen om het gezag te minachten. Zo zien we dat de heilige Teresa van Lisieux, haar voorkeursplaats in het hart van de Kerk, de plaats van de liefde, aanvaardt, maar altijd gehoorzaam was aan haar oversten.
- Er is geen tegenstelling tussen Christus en de Kerk. Je kunt niet uit liefde Jezus volgen en dan de Kerk verwerpen. Alleen in het uitzonderlijke geval dat een gezagsdrager Jezus direct verloochent, moet de liefde haar ignoreren, zoals in het geval van Petrus, Johannes en de apostelen als ze geen acht slaan op het verbod van de hogepriesters Jezus te verkondigen (eerste lezing).
- Het zou goed zijn dat in de vergaderingen en bijeenkomsten van de gezagsdragers, ook leden van de Kerk aanwezig zijn en deelhebben aan de discussies, in wie het gezag herkent dat zij een mystieke, intieme Godskennis hebben.
- Zonder liefde, zal het gezag niet stand houden in het uur van de beproeving: de liefde van de mystici die heel dicht bij de Liefde staan, en de liefde van de gezagsdragers zelf.
- Het gezag in de Kerk heeft het nodig genoeg tijd te besteden aan het gebed en de innerlijke onderscheiding der geesten, om goede beslissingen te nemen.
