Tijdens het bezoek van pater John Auping SJ uit Mexico – opgegroeid in Joppe – in september 2018 aan onze geloofsgemeenschap om met ons het 150-jarig jubileumfeest te vieren is het idee geboren contact met elkaar te houden. We mochten 36 prachtige uitgebreide overwegingen ontvangen van pater Auping maar we gaan verder in een nieuwe vorm. Bij gelegenheid van een presentiële Mis zal pater Auping zijn commentaar gewijd aan de lezingen van de betreffende zondag met ons delen.
Wij zijn pater Auping zeer erkentelijk voor zijn inspirerende woorden en wensen u veel devotie bij het lezen.
Klik hier voor Een Gids voor het mediteren op het Evangelie door pater Auping
Zaterdag 9 juli – 19 uur d.v.
Voorganger : pastor J. Baneke

geschilderd door Maximilien Luce (1858-1941) in 1896,
Oil on canvas © Christie’s New York
Joppe, Zondag 10 juli 2022
Eerste lezing, Deuteronomium 30,10-14
Gij moet aan Jahwe gehoorzamen en alle geboden en voorschriften onderhouden, die in dit wetboek staan opgetekend; dan moet gij met heel uw hart en heel uw ziel terugkeren tot Jahwe uw God. De geboden die ik u heden geef, zijn niet te zwaar voor u en zij liggen niet buiten uw bereik. Ze zijn niet in de hemel en ge hoeft niet te zeggen: `Wie zal naar de hemel opvaren om ze voor ons te halen en ze ons te laten horen, zodat wij ze kunnen volbrengen?’ Ze zijn niet overzee en ge hoeft niet te zeggen: `Wie zal de zee over varen om ze voor ons te halen en ze ons te laten horen, zodat wij ze kunnen volbrengen?’ Neen, het woord is dicht bij u, in uw mond en in uw hart. Gij kunt het dus volbrengen.
Tweede lezing, Kolossenzen 1,15-20
Hij is het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene van heel de schepping. Want in Hem is alles geschapen, in de hemelen en op de aarde, het zichtbare en het onzichtbare, tronen en hoogheden, heerschappijen en machten. Het heelal is geschapen door Hem en voor Hem. Hij bestaat vóór alles en alles bestaat in Hem. Hij is ook het hoofd van het lichaam dat de kerk is. Hij is de oorsprong, de eerste die van de dood is opgestaan, om in alles de eerste te zijn, Hij alleen. Want in Hem heeft God willen wonen in heel zijn volheid, om door Hem het heelal met zich te verzoenen en vrede te stichten door het bloed aan het kruis vergoten, om alles in de hemelen en op de aarde te verzoenen, door Hem alleen.
Evangelie, Lucas 10, 25-37
Daar trad een wetgeleerde naar voren om Hem op de proef te stellen. Hij zei: ‘Meester, wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?’ Hij sprak tot hem: ‘Wat staat er geschreven in de Wet? Wat leest ge daar?’ Hij gaf ten antwoord: ‘Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart en geheel uw ziel, met al uw krachten en geheel uw verstand; en uw naaste gelijk uzelf.’ Jezus zei: ‘Uw antwoord is juist, doe dat en ge zult leven.’ Maar omdat hij zijn vraag wilde verantwoorden, sprak hij tot Jezus: ‘En wie is dan mijn naaste?’ Nu nam Jezus weer het woord en zei: ‘Eens viel iemand, die op weg was van Jeruzalem naar Jericho, in de handen van rovers. Ze plunderden en mishandelden hem en toen ze aftrokken, lieten ze hem halfdood liggen. Bij toeval kwam er juist een priester langs die weg; hij zag hem wel, maar liep in een boog om hem heen. Zo deed ook een leviet; hij kwam daarlangs, zag hem, maar liep in een boog om hem heen. Toen kwam een Samaritaan die op reis was, bij hem; hij zag hem en kreeg medelijden: hij trad op hem toe, goot olie en wijn op zijn wonden en verbond ze; daarna tilde hij hem op zijn eigen rijdier, bracht hem naar een herberg en zorgde voor hem. De volgende morgen haalde hij twee denariën tevoorschijn, gaf ze aan de waard en zei: Zorg goed voor hem, en wat ge meer mocht besteden, zal ik u bij mijn terugkomst vergoeden. Wie van deze drie lijkt u de naaste van de man die in handen van de rovers gevallen is?’ Hij antwoordde: ‘Die hem barmhartigheid betoond heeft.’ En Jezus sprak: ‘Ga dan en doet gij evenzo.’
Kort commentaar van pater John Auping
Twee geboden, drie liefdes
De wetgeleerde geeft antwoord op zijn eigen vraag: ‘Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart en geheel uw ziel, met al uw krachten en geheel uw verstand; en uw naaste gelijk uzelf’,en Jezus geeft hem gelijk.
Het zijn twee geboden, maar drie liefdes, namelijk, in volgorde van belangrijkheid: de liefde tot God, en dan de liefde tot de naaste en de liefde tot zichzelf. Maar in de psychologische en geestelijke ontwikkeling van een mens komt eerst de liefde tot zichzelf, dan de liefde tot de naaste, en tenslotte de liefde tot God. De heilige Bernardus van Clairvaux drukt dat zo uit: oorspronkelijk had u God lief uit liefde tot u zelf, om iets van Hem te verkrijgen, maar uiteindelijk, nu uw liefde gerijpt is, hebt u uzelf lief, uit liefde tot God.[1] U zorgt goed voor uzelf, opdat God over u kan beschikken ten dienste van de naaste. De liefde tot zichzelf is nodig om de naaste lief te hebben, want u moet uw gezondheid verzorgen, uw studies bijhouden, de nodige rust voor u zelf reserveren, en werken in wat u bevredigt, om de naaste van dienst te zijn, en uw familie te onderhouden.
In deze twee geboden bestaat de essentie van de Wet en de Profeten. De heilige Augustinus heeft dit op zijn manier in een bekend spreekwoord samengevat: “Dilige et fac quod vis”[2]. Augustinus bedoelt met dit gezegde dat de mens die door zijn liefde zich de naaste maakt van een andere mens, door die andere mens geen schade toe te brengen, maar eerder goed te doen en te helpen, automatisch alle geboden vervult. De liefde maakt de vervulling van de geboden iets spontaans, vandaar: “heb lief en doe dan maar wat je wilt”.
Wie is mijn naaste?
Paul Ricoeur merkt op dat Jezus de vraag van de wetgeleerde op zijn kop zet.[3] De wetgeleerde vroeg aan Jezus: ‘En wie is dan mijn naaste?’, en Jezus vraagt hem: ‘Wie van deze drie lijkt u de naaste van de man die in handen van de rovers gevallen is?’ De vraag ‘wie is mijn naaste’ wordt vervangen door de vraag ‘van wie ben ik de naaste?’.
Ook de paus in zijn recente encycliek wijst erop hoe Jezus de vraag van de schriftgeleerde herformuleert. De vraag is niet ‘wie is mijn naaste?’, maar ‘van wie maak ik mij de naaste?’:
“Het voorstel is om aanwezig te zijn bij de persoon die hulp nodig heeft, zonder te kijken of hij of zij deel uitmaakt van zijn of haar eigen kring. In dit geval was de Samaritaan degene die de naaste van de gewonde Jood werd. Om zichzelf dichtbij en aanwezig te maken, heeft hij alle culturele en historische barrières overschreden. Jezus’ conclusie is een verzoek: “Ga dan en doet gij evenzo” (Lc. 10, 37). Dat wil zeggen, Hij daagt ons uit om alle verschillen opzij te zetten en, in het licht van het lijden, dichtbij te komen bij om het even wie dan ook. Daarom zeg ik niet langer dat ik “naasten” heb om te helpen, maar dat ik me geroepen voel om een naaste van de anderen te worden.”[4]
De vraag ‘wie is mijn naaste’ verdeelt de mensen in sociologische categorieën: dit soort mensen zijn mijn naaste, en hen moet ik liefhebben; maar dat soort mensen zijn niet mijn naaste, en hen hoef ik niet lief te hebben. Deze verdeling van de mensheid in hen die mijn naaste zijn en hen die het niet zijn, is de oorsprong van allerlei vormen van discriminatie. Als men zegt ‘de leden van mijn familie zijn mijn naaste’, dan is dat het begin van de discriminatie van niet-familieleden. Als men zegt ‘de mensen die van hetzelfde ras zijn als ik, zijn mijn naaste’, dan is dat de eerste stap op weg naar het racisme. Als men zegt ‘de mensen die dezelfde godsdienst belijden als ik, zijn mijn naaste’, dan kunnen de mensen van andere religies niet op jou rekenen. En als men zegt ‘de leden van mijn volk of mijn etnische groep zijn mijn naaste’, dan is men op weg naar etnocentrisme of erger nog: etnische zuivering.
In het evangelie, gaat het om een liefde die niet gebaseerd is op verwantschap of vriendschap. In een baanbrekend boek heeft Nicholas Christiakis bewezen dat de leden van homo sapiens een aantal genetische trekken hebben die ons bewegen tot liefde voor ons echtpaar en onze kinderen; tot vriendschap; tot het scheppen van sociale netwerken; tot samenwerking; en tot voorkeur voor mensen van mijn eigen groep (group-bias). Hij noemt deze verzameling van genetische trekken onze social suite[5]. Zijn optimistische visie van homo sapiens geeft hoop voor de toekomst van de mensheid.
Maar Christiakis zelf relativeert deze optimistische visie van homo sapiens, waar hij vaststelt dat de voorkeur voor mensen van mijn eigen groep (group-bias) tot discriminatie kan leiden van leden van andere groepen, dat wil zeggen, tot racisme, etnocentrisme y xenofobie[6]. Op zijn beurt kunnen dit racisme, etnocentrisme en deze xenofobie leiden tot collectieve misdaden zoals genocide. De 20e eeuw is getuige geweest van deze genocide misdaden, op een schaal die een te groot optimisme over de ‘social suite’ ondermijnt.
De social suite kan niet verklaren wat wij liefdadigheid noemen (in latijn: caritas), want liefdadigheid gaat juist uit naar mensen die niet van mijn eigen groep zijn: niet mijn familie; niet mijn vrienden; niet mijn sociale samenwerkingsverband; zodat ze niet op mijn tot de social suite behorende sympathie kunnen rekenen. Jezus heeft het nu juist over de medelijdende liefde tot die mensen die niets hebben waarmee ze onze liefde kunnen vergoeden. Het enige wat u aan zulke mensen bindt is uw medelijdende liefde als u ziet dat ze in grote moeilijkheden zijn en uw consequente beslissing ze te helpen. Deze onbaatzuchtige liefde kan dus niet verklaard worden door deze hierboven vermelde genetische trekken. Deze liefde is de vrucht van een beslissing die iemand neemt.
Een voorbeeld kan dit duidelijk maken. Gedurende de Tweede Wereldoorlog, werden in alle Europese landen die door de Nazi´s bezet waren, de Joden vervolgd en vermoord. Er waren toen drie soorten Europeanen: duizenden mensen die met de Nazi´s meewerkten in de vervolging van de Joden; miljoenen mensen die niet met de nazi´s meewerkten, maar ook niets deden om de Joden te helpen; en duizenden mensen die hun eigen vrijheid en leven riskeerden, door de Joden te helpen. Samuel Oliner en zijn vrouw Pearl hebben na de oorlog 6,000 Europeanen geïdentificeerd die gedurende de oorlog de Joden geholpen hadden. Uit die groep trokken zij een steekproef van 124 rescuers (redders) wier motivatie zij via interviews te weten kwamen en die zij vergeleken met een controlegroep van 123 bystanders (toekijkende omstanders).[7] Wat ze vonden is dat de ‘redders’ iets in gemeen hadden, namelijk de extensivity van hun liefde, dat wil zeggen, een solidaire liefde die verder gaat dan de eigen familie, de eigen etnische groep, de eigen ras, de eigen godsdienst, of de eigen sociale klasse, en uitgaat naar mensen wier leven in gevaar is. Het zijn de barmhartige Samaritanen uit Jezus’ parabel.
In zijn recente encycliek wijst ook paus Franciscus op deze drie groepen, waar hij de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan becommentarieert:
“Deze gelijkenis is een verlichtend icoon, dat in staat is om de basisoptie te benadrukken die we moeten maken om deze wereld, die ons pijn doet, opnieuw op te bouwen. Bij zoveel pijn, zoveel wonden, is de enige uitweg de barmhartige Samaritaan te zijn. Elke andere keuze leidt ofwel naar de kant van de bandieten ofwel naar de kant van degenen die langskomen zonder medelijden te hebben met de pijn van de gewonde man langs de weg.[8]
Hier is het moment om in uzelf te treden en uw geweten te onderzoeken. Van wie heb ik mij in mijn leven de naaste gemaakt, door mijn beslissing hem (haar, hen) te helpen? En als u hier een leegte in uw leven ontdekt, met een leeg gevoel, dan is het nu het moment een voornemen te maken daar iets aan te doen.
[1] Heilige Bernardus van Clairvaux, God liefhebben (De diligendo Deo), vertaald door Vincent Hunink, ingeleid door Wim Verbaal Kok, Kampen 2010; tweede druk 2011.
[2] De heilige Augustinus, Preek over 1 Johannes 4,7-8, in: Homilies on the First Epistle of John, Volume III/14, van: The Works of Saint Augustine: A New Translation for the 21st Century, 42 volumes, Boniface Ramsey et al. editors, New City Press, 2008.
[3] Paul Ricoeur, “The Socius and the Neighbor”, in: History and Truth, Ed. Northwestern University, 1965, blz. 98-109, vertaald uit het Frans: Histoire et Vérité, Ed. Du Seuil, 1964.
[4] Paus Franciscus, Fratelli Tutti, Hoofdstuk twee, paragraaf 80 en 81.
[5] Nicholas Cristiakis, Blueprint. The evolutionary origins of a good society, Little Brown Spark, 2019.
[6] Ibidem, blz. 266.
[7] Samuel & Pearl Oliner, The Altruistic Personality: Rescuers of Jews in Nazi Europe, New York: Free Press, 1988.
[8] Paus Franciscus, Fratelli Tutti, Hoofdstuk twee, paragraaf 67.
