Tijdens het bezoek van pater John Auping SJ uit Mexico – opgegroeid in Joppe – in september 2018 aan onze geloofsgemeenschap om met ons het 150-jarig jubileumfeest te vieren is het idee geboren contact met elkaar te houden. We mochten 36 prachtige uitgebreide overwegingen ontvangen van pater Auping maar we gaan verder in een nieuwe vorm. Bij gelegenheid van een presentiële Mis zal pater Auping zijn commentaar gewijd aan de lezingen van de betreffende zondag met ons delen.
Wij zijn pater Auping zeer erkentelijk voor zijn inspirerende woorden en wensen u veel devotie bij het lezen.
Klik hier voor Een Gids voor het mediteren op het Evangelie door pater Auping
Zondag 14 augustus – 10 uur d.v.
Voorganger : pastoor H. Scheve
Maria Tenhemelopneming – hoogfeest,
in Joppe gevierd op zondag 14 augustus

Pieter Snijders.
Het bronsplastiek van Maria hangt in het kerkportaal.
Eerste lezing: Apokalyps 12, 1-7.13-16
En er verscheen een groot teken aan de hemel: een vrouw, bekleed met de zon, de maan onder haar voeten en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren. Zij was zwanger en kreet in haar weeën en barensnood. Toen verscheen aan de hemel een ander teken: een grote, vuurrode draak. Hij had zeven koppen en tien horens, en op elke kop een diadeem. En zijn staart vaagde een derde deel van de sterren des hemels weg en wierp ze op de aarde. En de draak stond vóór de vrouw die zou baren, om zodra zij gebaard had, haar kind te verslinden. En zij baarde een kind, een zoon, die alle volken zal weiden met een ijzeren staf. En haar kind werd ijlings weggevoerd naar God en zijn troon. En de vrouw vluchtte naar de woestijn, waar zij een plaats heeft van godswege bereid, om daar gespijzigd te worden twaalfhonderd en zestig dagen. Toen brak er in de hemel een oorlog uit. Michaël en zijn engelen moesten oorlogen tegen de draak. Ook de draak streed en zijn engelen. Maar zij hielden geen stand en hun plaats werd in de hemel niet meer gevonden. En de grote draak werd neergeworpen, de oude slang, die Duivel en Satan heet, die de hele wereld verleidt; neergeworpen op de aarde en zijn engelen met hem.
En zodra de draak zich op aarde zag neergeworpen, begon hij de vrouw die het mannelijk kind had gebaard, te vervolgen. Maar aan de vrouw werden de twee vleugels van de grote adelaar gegeven, om naar de woestijn te vliegen, naar de plaats voor haar bestemd, waar zij buiten het bereik van de slang wordt gespijzigd een tijd en twee tijden en een halve tijd. Toen spuwde de slang uit zijn muil de vrouw water na, een stroom gelijk, opdat die stroom haar zou meesleuren. Maar de aarde kwam de vrouw te hulp; zij opende haar mond en verzwolg de stroom die de draak uit zijn muil had gespuwd.
Tussenzang: Ps. 45 (44), 10bc, 11-12ab, 16
Refrein: Naast u staat de koningin, getooid met goud.
Prinsessen komen u daar tegemoet,
en naast u staat de koningin, getooid met goud uit Ofir.
Nu luister, dochter, wees aandachtig,
vergeet uw volk, vergeet uw vaderhuis.
Uw schoonheid wekt de liefde van de koning,
brengt hem uw hulde, want hij is uw heer.
Men haalt hen in met blijdschap en gejuich,
zij treden binnen in de koninklijke woning.
Tweede lezing: 1 Kor. 15, 20-26
Broeders en zusters, Christus is opgewekt uit de doden als eersteling van hen die ontslapen zijn. Want omdat door een mens de dood is gekomen, komt door een mens ook de opstanding der doden. Zoals allen sterven in Adam, zo zullen ook allen in Christus herleven. Maar ieder in zijn eigen rangorde: als eerste en voornaamste Christus, vervolgens, bij zijn komst die Christus toebehoren; daarna komt het einde, wanneer Hij het koningschap aan God de Vader zal overdragen, na alle heerschappijen en alle machten en krachten te hebben onttroond. Want het is vastgesteld, dat Hij het koningschap zal uitoefenen, tot Hij al zijn vijanden onder zijn voeten heeft gelegd. En de laatste vijand, die vernietigd wordt, is de dood.
Vers voor het evangelie
Alleluia.
Maria is ten hemel opgenomen: het engelenkoor jubelt.
Alleluia.
Evangelie: Lc. 1, 39-56
In die dagen reisde Maria met spoed naar het bergland, naar de stad in Juda. Zij ging het huis van Zacharias binnen en groette Elisabeth. Zodra Elizabeth de groet van Maria hoorde, sprong het kind op in haar schoot. Elisabeth werd vervuld met de heilige Geest en riep uit met luide stem: “Gij zijt gezegend onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot. Waaraan heb ik het te danken dat de moeder van mijn Heer naar mij toekomt? Zie, zodra de klank van uw groet mijn oor bereikte sprong het kind van vreugde op in mijn schoot. Zalig zij die geloofd heeft dat tot vervulling zal komen wat haar vanwege de Heer gezegd is.”
En Maria sprak: “Mijn hart prijst hoog de Heer. Van vreugde juicht mijn geest om God, mijn redder, daar Hij welwillend neerzag op de kleinheid van zijn dienstmaagd. En zie, van heden af prijst elk geslacht mij zalig, omdat Hij die machtig is aan mij zijn wonderwerken deed, en heilig is zijn Naam. Barmhartig is Hij, van geslacht tot geslacht, voor hen die Hem vrezen. Hij toont de kracht van zijn arm; slaat trotsen van hart uiteen. Heersers ontneemt Hij hun troon, maar Hij verheft de geringen. Die hongeren overlaad Hij met gaven, en rijken zendt Hij heen met lege handen. Zijn dienaar Israël heeft Hij zich aangetrokken, gedachtig zijn barmhartigheid voor eeuwig jegens Abraham en zijn geslacht, gelijk Hij had gezegd tot onze Vaderen.”
Nadat Maria ongeveer drie maanden bij haar gebleven was keerde zij naar huis terug.

Geschilderd door pastor Paul Brenninkmeijer.
Kort commentaar van Pater John Auping
Ik zal eerst kort het evangelie becommentariëren, en daarna het mysterie van Maria Tenhemelopneming.
- De visitatie
De engel laat Maria weten dat haar nicht Elizabeth zwanger is en Maria gaat op reis om Elizabeth te helpen in de laatste drie maanden van haar zwangerschap. Maria doet eenvoudige huishoudelijke bezigheden. Het is niet zozeer wat zij doet maar hoe zij doet wat ze doet, wat het mogelijk maakt dat God voor haar grote dingen doet. Het geloof van de kleine maakt het God mogelijk voor haar grote dingen te doen:
“Hij zag welwillend neer op de kleinheid van zijn dienstmaagd. En zie, van heden af prijst elk geslacht mij zalig, omdat Hij Die machtig is voor mij grote dingen deed, en heilig is zijn Naam”.
Er zijn in het mensenleven drie mogelijkheden:
- Hoogmoed
- Valse nederigheid
- Echte nederigheid (‘kleinheid’ in het Magnificat)
Hoogmoed is het als de mens zegt en voelt “Ik doe in mijn leven grote dingen”. Valse nederigheid is als de mens zegt en voelt: “Ik kan maar kleine dingen bereiken in mijn leven”. En echte nederigheid of kleinheid is die van María: “God die machtig is doet in mijn leven grote dingen”. Een echt nederig mens verwacht van God grote dingen in zijn leven, mogelijk gemaakt door het geloof van de kleine:
“Jezus antwoordde hun: “Hebt geloof in God. Voorwaar, Ik zeg u: Als iemand tot deze berg zegt: Hef u op en stort u in de zee, en als hij in zijn hart niet twijfelt, maar gelooft dat gebeuren zal wat hij zegt, voor hem zal het werkelijkheid worden. Daarom zeg Ik u: Alles wat ge in het gebed vraagt, gelooft dat ge het al verkregen hebt, en ge zult het verkrijgen” (Markus 11,22-24).
Het geloof van Maria was de deur waardoor God binnen kon komen in onze wereld. Uw geloof is de deur waardoor God binnen kan komen in uw leven.
Maria combineert in dit zes maanden durende bezoek een liefdevolle, helpende hand, met een groot geloof dat haar hart opent voor een intiem contact met God. Op het Concilie van Efeze (431) is Maria uitgeroepen tot moeder van God. Zij is de moeder van God, de moeder van God die in onze wereld werkzaam is, die in u aanwezig is, die in uw ziel geboren wil worden en wil opgroeien. Dicht bij haar leert u dit geheim te onderkennen, te eerbiedigen en te cultiveren. U neemt deel aan de moederlijke gevoelens van Maria voor Jezus, en zij helpt u een groot geloof en een zuiver hart te bewaren, het geloof dat Elisabet loofde:
“Zie, zodra de klank van uw groet mijn oor bereikte, sprong het kind van vreugde op in mijn schoot. Zalig zij die geloofd heeft, dat tot vervulling zal komen wat haar vanwege de Heer gezegd is” (Lucas 1,44-45)
2. Maria Tenhemelopneming
Na Pinksteren, begon Satan Maria “te vervolgen” (Apocalyps 12,13). Maria week uit naar “de woestijn, waar zij buiten het bereik van de slang wordt gespijzigd” (Apocalyps 12,14). Toen Johannes dit schreef, leefde Maria nog bij hem in. Maria’s lijdensweg heeft niet bestaan in het martelaarschap, maar in de jarenlange eenzaamheid die zij leed in de woestijn, waar zij van de ene kant niet meer van deze aarde was, en van de andere kant nog niet definitief met God en haar Zoon verenigd was. Dit is de laatste etappe van het geestelijk leven, in de woorden van Penning de Vries:
“Hoe dichter bij de vereniging, des te pijnlijker wordt het gemis voelbaar. Deze diepe en doordringende eenzaamheid, die door de Godservaring niet wordt opgeheven maar juist geaccentueerd, is een troosteloze vereniging te noemen. Beide woorden schijnen elkaar op te heffen, maar hier scheppen zij in elkaar een nieuwe diepte. Deze troosteloosheid doet denken aan die van de Gekruisigde: Hij kon niet anders dan troost zoeken en gezelschap, maar Hij vond ze noch bij de mens noch bij God: hangend tussen hemel en aarde in. De bijzondere Godskennis verhevigt de troosteloosheid”.[1]
Tenslotte, aangekomen op het einde van haar leven op aarde, wordt het verlangen van Maria om bij God en haar Zoon te zijn vervuld. In 1950 kondigde paus Pius XII het dogma van Maria’s ten hemel opneming af:
“Tot glorie van de Almachtige God, die met bijzondere welwillendheid zijn gaven aan de Maagd Maria heeft uitgedeeld: ter ere van zijn Zoon, de onsterfelijke Koning der eeuwen en de overwinnaar op zonde en dood; tot grotere roem van Christus’ eerbiedwaardige Moeder en tot blijdschap en jubel van heel de Kerk; op gezag van Onze Heer Jezus Christus, van de Zalige Apostelen Petrus en Paulus en dat van Onszelf: roepen Wij uit, verklaren en definiëren Wij, dat het een door God geopenbaard dogma is: dat de Onbevlekte Moeder Gods altijd Maagd Maria, na het voltooien van haar aardse levensbaan, met lichaam en ziel tot de hemelglorie is opgenomen”.[2]
Maria en Jezus zijn ons vóórgegaan. Door hun hemelvaart,
hebben zij voor ons de deur van de hemel geopend,
zodat ook wij, in het uur van onze dood,
de hemel binnen kunnen gaan.
[1] Piet Penning de Vries, Gebed en Leven, Uitgave “De Heraut”, Nijmegen, 1969, p. 73.
[2] Paus Pius XII, in de Apostolische Constitutie Munificentissimus Deus.
