Pater John Auping’s commentaar op de zondagmis-lezingen van
Tijdens het bezoek van pater John Auping SJ uit Mexico – opgegroeid in Joppe – in september 2018 aan onze geloofsgemeenschap om met ons het 150-jarig jubileumfeest te vieren is het idee geboren contact met elkaar te houden. We mochten 36 prachtige uitgebreide overwegingen ontvangen van pater Auping maar we gaan verder in een nieuwe vorm. Bij gelegenheid van een presentiële Mis zal pater Auping zijn commentaar gewijd aan de lezingen van de betreffende zondag met ons delen. Wij zijn pater Auping zeer erkentelijk voor zijn inspirerende woorden en wensen u veel devotie bij het lezen.
zondag 15 augustus 2021.
Voorganger is pastor F. Zandbelt.
Klik hier voor Een Gids voor het mediteren op het Evangelie door pater Auping

Hoogfeest van Maria Tenhemelopneming
Lezingen van 15 augustus 2021: TWINTIGSTE ZONDAG DOOR HET JAAR (Jaar B)
De Kerk gedenkt vandaag dat de Maagd Maria is opgenomen in de hemel. Paus Pius XII kondigde in 1950 dit geloofsmysterie af als dogma: Tenslotte is de onbevlekte Maagd, gevrijwaard van ieder smet van de erfzonde, in het voltooien van haar aardse levensloop, met lichaam en ziel in de hemelse heerlijkheid opgenomen en door de Heer verheven tot koningin van het heelal om zo gelijkvormiger te worden aan haar Zoon, de Heer der heren en de overwinnaar van zonde en dood, aldus de paus. ‘Opgenomen met lichaam en ziel’ betekent dat de dood geen macht meer heeft over Maria. Haar overlijden is dus tevens de totale aanvaarding van haar persoon door God. Haar hemelvaart is een bijzondere deelname aan de Verrijzenis van haar Zoon en loopt vooruit op de uiteindelijke bestemming van alle mensen van goede wil.
Maria Tenhemelopneming is het patroonfeest van het bisdom Breda.
Eerste lezing:
Uit de Openbaring van de heilige apostel Johannes, 11,19+12,1-6. 10
De tempel van God in de hemel ging open, en er verscheen een groot teken aan de hemel: een Vrouw, bekleed met de zon, de maan onder haar voeten en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren. Zij was zwanger en kreet in haar weeën en barensnood. Toen verscheen aan de hemel een ander teken: een grote, vuurrode Draak. Hij had zeven koppen en tien horens en op elke kop een diadeem. En zijn staart vaagde een derde deel van de sterren des hemels weg en wierp die op de aarde. En de Draak stond vóór de Vrouw die zou baren, om, zodra zij gebaard had, haar Kind te verslinden. En zij baarde een Kind, een Zoon, die alle volken zal weiden met een ijzeren staf. En haar Kind werd ijlings weggevoerd naar God en zijn troon. En de Vrouw vluchtte naar de woestijn waar zij een plaats heeft, door God bereid. En ik hoorde een stem in de hemel roepen: Nu is gekomen het heil en de macht en het koningschap van onze God en de heerschappij van zijn Gezalfde.
Tussenzang:
Ps. 45 (44), 10bc. 11-12ab. 16.
Antifoon: Naast u staat de Koningin, met goud getooid.
Prinsessen komen u daar tegemoet,
en naast u staat de Koningin, getooid met goud uit Ofir.
Nu luister, dochter, wees aandachtig,
vergeet uw volk, vergeet uw vaderhuis.
Uw schoonheid wekt de liefde van de Koning,
breng Hem uw hulde, want Hij is uw Heer.
Men haalt hen in met blijdschap en gejuich,
zij treden binnen in de koninklijke woning.
Tweede lezing:
Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte, 15, 20-26.
Broeders en zusters, Christus is opgewekt uit de doden als eersteling van hen die ontslapen zijn. Want omdat door een mens de dood is gekomen, komt door een mens ook de opstanding der doden. Zoals allen sterven in Adam, zo zullen ook allen in Christus herleven. Maar ieder in zijn eigen rangorde: als eerste en voornaamste Christus, vervolgens, bij zijn komst, zij die Christus toebehoren; daarna komt het einde, wanneer Hij het koningschap aan God de Vader zal overdragen na alle heerschappijen en alle machten en krachten te hebben onttroond. Want het is vastgesteld dat Hij het koningschap zal uitoefenen tot Hij al zijn vijanden onder zijn voeten heeft gelegd. En de laatste vijand die vernietigd wordt, is de dood.
Alleluia:
Alleluia. Maria is ten hemel opgenomen: het koor der engelen jubelt. Alleluia.
Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas, 1, 39-56.
In die dagen reisde Maria met spoed naar het bergland, naar een stad in Juda. Zij ging het huis van Zacharias binnen en groette Elisabet. Zodra Elisabet de groet van Maria hoorde, sprong het kind op in haar schoot. Elisabet werd vervuld met de heilige Geest en riep uit met luide stem: Gij zijt gezegend onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot. Waaraan heb ik het te danken, dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt? Zie, zodra de klank van uw groet mijn oor bereikte, sprong het kind van vreugde op in mijn schoot. Zalig zij die geloofd heeft, dat tot vervulling zal komen wat haar vanwege de Heer gezegd is. En Maria sprak: Mijn hart prijst hoog de Heer. Van vreugde juicht mijn geest om God, mijn redder: daar Hij welwillend neerzag op de kleinheid zijner dienstmaagd. En zie, van heden af prijst elk geslacht mij zalig, omdat Hij die machtig is aan mij zijn wonderwerken deed, en heilig is zijn Naam. Barmhartig is Hij, van geslacht tot geslacht, voor hen die Hem vrezen. Hij toont de kracht van zijn arm; slaat trotsen van hart uiteen. Heersers ontneemt Hij hun troon, maar Hij verheft de geringen. Die hongeren overlaadt Hij met gaven, en rijken zendt Hij heen met lege handen. Zijn dienaar Israël heeft Hij zich aangetrokken, gedachtig zijn barmhartigheid voor eeuwig jegens Abraham en zijn geslacht, gelijk Hij had gezegd tot onze Vaderen. Nadat Maria ongeveer drie maanden bij Elisabet gebleven was, keerde zij naar huis terug.

Kort commentaar van pater John Auping SJ
Vandaag is het ons parochiefeest: María ten Hemel Opneming. Ter ere van María wil ik daar met u wat over nadenken. Na het dogma van de onfeilbaarheid van de Paus, zijn er maar twee dogmas afgekondigd, die het begin en het einde van de menselijke existentie van Maria op aarde betreffen: het dogma van haar onbevlekte ontvangenis en het dogma van haar ten hemel opneming met lichaam en ziel.
De onbevlekte ontvangenis
In de groet van de engel Gabriel aan María (“Verheug u, vol van genade, de Heer is met u!”, Lucas 1,28), wordt impliciet het mysterie van Maria’s Onbevlekte Ontvangenis geopenbaard, al was dat voor veel theologen niet onmiddellijk duidelijk. Er zijn namelijk twee interpretaties mogelijk: iemand kan ‘vol van genade’ zijn, omdat al zijn zonden vergeven zijn, en hij geheel gezuiverd is;
of iemand kan vol van genade zijn, omdat God voorkomen heeft dat hij ooit in zonde zou vallen, zodat hij van meet af aan zonder zonde en zonder smet van zonde geleefd heeft. In het geval van María is de tweede interpretatie de juiste, al hebben vele katholieke theologen gedurende eeuwen gedacht dat niet alleen in het geval van om het even welke mens, maar ook in het geval van María de eerste interpretatie de enige was.
Paulus zegt: “Allen hebben gezondigd en allen zijn verstoken van de goddelijke heerlijkheid. En allen worden zij om niet door zijn genade gerechtvaardigd, krachtens de verlossing die in Christus Jezus is (Romeinen 3,23-24). Omdat Paulus bevestigt dat allen gezondigd hebben en allen door Christus gerechtvaardigd zijn, waren vele katholieke theologen van mening dat ook María, oorspronkelijk, na haar ontvangenis, de gevolgen van de erfzonde in zichzelf had ondervonden, en daarna door de verdiensten van Christus gezuiverd en geheiligd was. Er waren invloedrijke theologen en geestelijke schrijvers, zoals de heilige Bernardus van Clairvaux, in de 12e eeuw, en de heilige Thomas van Aquino, in de de 13e eeuw, die de thesis verdedigden dat María na haar ontvangenis de smet van de erfzonde had gekend, en daana, vóór haar geboorte, gezuiverd was. Zo zei Thomas van Aquino:
“Men leest in Lucas 1,28 dat de engel zei ‘Verheug u, vol van genade, de Heer is met u!’. Maar men weet dat ook enige anderen het privilege ontvingen geheiligd te zijn in de schoot van hun moeder”, bijvoorbeeld Jeremias (Jeremías 1,5) en Johannes de Doper (Lucas 1,15). “Het is dus redelijk te veronderstellen dat ook de Maagd María geheiligd werd voor haar geboorte”. 1 Maar dat betekent niet “dat ze nooit bevlekt is geweest met de vlek van de erfzonde” want, “in dat geval zou zij ook de redding en verlossing, die door Christus tot ons komt, niet nodig gehad hebben”, en dat is onaanvaardbaar: “het is onaanvaardbaar dat Christus niet de Verlosser van alle mensen is… zodat men de conclusie moet trekken dat de heiliging van de Maagd María plaats vond ná haar ontvangenis … vóór haar geboorte uit de schoot van haar moeder.2
Maar andere theologen, zoals de zalige Johannes Duns Scotus, in een theologische discussie in Parijs, rond 1305, en de jezuïeten Alfonso Salmerón en Diego Laynez, die in de 16e eeuw hun stempel drukten op de decreten van het Concilie van Trente, verdedigden de Onbevlekte Ontvangenis.
Het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis van María werd door de Paus ex cathedra geproclameerd op 8 december 1854:
“Wij verklaren, spreken uit en bepalen, dat de leer, welke houdt dat de allerzaligste Maagd Maria in het eerste moment van van haar Ontvangenis door een enige, bijzondere genade en bevoorrechting van de almachtige God, door de verdiensten van Christus Jezus de Verlosser van de mensheid, van alle smet van de erfschuld vrij is bewaard, door God is geopenbaard, en alzo door alle gelovigen vast en bestendig moet geloofd worden”.3

Vier jaar nadat de Paus het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis had uitgesproken, werd dit dogma door María zelf bevestigd in de 16e verschijning aan Bernadette. In antwoord op de insistente vraag van Bernadette dat zij haar naam zou onthullen, zei María, op 25 maart 1858: “Ik ben de Onbevlekte Ontvangenis”.
In de dogmaverklaring had de Paus gezegd: “door de verdiensten van Christus Jezus de Verlosser van de mensheid”. Het argument van Thomas van Aquino dat Maria door Christus geheiligd is, blijft dus staan. Maar de onjuiste interpretatie, dat de heiliging van María inhoudt dat zij gezuiverd werd van de smet van de erfzonde, wordt vervangen door de juiste interpretatie dat in haar, “door de verdiensten van Christus Jezus, de Verlosser van de mensheid”, zonde en erfzonde voorkomen zijn.
Veertig jaar na de dogmaverklaring, is het de heilige Theresia van Lisieux, die indirect (over haar eigen leven sprekend), dit theologisch fundament onder woorden brengt. Zij onderscheidt vergeving en voorkoming van de zonde, en merkt op dat God in haar leven voorkomen heeft dat ze in grote zonde zou vallen. Voorkoming van zonde is een nog grotere genade dan vergeving van zonde:
“Ik erken dat ik zo diep als de heilige Maria Magdalena had kunnen vallen,,,, maar ik weet ook dat mijn Jezus aan mij veel meer vergeven heeft dan aan de heilige Maria Magdalena, want Hij heeft mij bij voorbaat vergeven, het mij verhinderend dat ik zou vallen… Ik ben het object van de voorzienige liefde van een Vader… die gewild heeft dat ik zou weten hoeveel Hij van mij gehouden heeft, met een liefde van bewonderens-waardige voorkoming, opdat ik Hem zou liefhebben, buiten mijzelf van liefde ”. 4
Dit betekent ook dat, waar het Jezus veel gekost heeft voor om het even welke mens de vergiffenis van zonde te verdienen, de mens wier heiliging Hem het meest gekost heeft, Maria is, door voor haar de voorkoming van alle zonden, dat is de Onbevleke Ontvangenis, te verdienen.
María ten Hemel Opneming
De eerste lezing verhaalt ons de volgende visioen van Johannes:
“En er verscheen een groot teken aan de hemel: een vrouw, bekleed met de zon, de maan onder haar voeten en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren. Zij was zwanger en kreet in haar weeën en barensnood. Toen verscheen aan de hemel een ander teken: een grote, vuurrode draak. …Zodra de draak zich op aarde zag neergeworpen, begon hij de vrouw die het mannelijk kind had gebaard, te vervolgen. Maar aan de vrouw werden de twee vleugels van de grote adelaar gegeven, om naar de woestijn te vliegen, naar de plaats voor haar bestemd, waar zij buiten het bereik van de slang wordt gespijzigd een tijd en twee tijden en een halve tijd” (Apocalyps 12,1-16).
Na Pinksteren, begon Satan Maria “te vervolgen” (Apocalyps 12,13). Maria week uit naar “de woestijn, waar zij buiten het bereik van de slang wordt gespijzigd” (Apocalyps 12,14). Toen Johannes dit schreef, leefde Maria nog bij hem in. Maria’s lijdensweg heeft niet bestaan in het martelaarschap, maar in de jarenlange eenzaamheid die zij leed in de woestijn, waar zij van de ene kant niet meer van deze aarde was, en van de andere kant nog niet definitief met God en haar Zoon verenigd was. Dit is de laatste etappe van het geestelijk leven, in de woorden van Penning de Vries: “Hoe dichter bij de vereniging, des te pijnlijker wordt het gemis voelbaar. Deze diepe en doordringende eenzaamheid, die door de Godservaring niet wordt opgeheven maar juist geaccentueerd, is een troosteloze vereniging te noemen. Beide woorden schijnen elkaar op te heffen, maar hier scheppen zij in elkaar een nieuwe diepte. Deze desolatie doet denken aan die van de Gekruisigde: Hij kon niet anders dan troost zoeken en gezelschap, maar Hij vond ze noch bij de mens noch bij God: hangend tussen hemel en aarde in. De bijzondere Godskennis verhevigt de troosteloosheid”.5
Tenslotte, aangekomen op het einde van haar leven op aarde, wordt het verlangen van Maria om bij God en haar Zoon te zijn vervuld.
In 1950 kondigde paus Pius XII het dogma van Maria’s ten hemel opneming af:
“Tot glorie van de Almachtige God, die met bijzondere welwillendheid zijn gaven aan de Maagd Maria heeft uitgedeeld: ter ere van zijn Zoon, de onsterfelijke Koning der eeuwen en de overwinnaar op zonde en dood; tot grotere roem van Christus’ eerbiedwaardige Moeder en tot blijdschap en jubel van heel de Kerk; op gezag van Onze Heer Jezus Christus,van de Zalige Apostelen Petrus en Paulus en dat van Onszelf: roepen Wij uit, verklaren en definiëren Wij, dat het een door God geopenbaard dogma is: dat de Onbevlekte Moeder Gods altijd Maagd Maria, na het voltooien van haar aardse levensbaan, met lichaam en ziel tot de hemelglorie is opgenomen”.6
1 Sint Thomas van Aquino, Suma Teológica, Deel IIIa , Kwestie 27, art. 2, mijn vertaling.
2 Ibidem.
3 Paus Pius IX, Ineffabilis Deus, artikel 19.
4 Theresia van Lisieux, Histoire d’une âme, Manuskript A, blz.38v en 39r, 1898. Mijn vertaling.
5 Piet Penning de Vries, Gebed en Leven, Uitgave “De Heraut”, Nijmegen, 1969, p. 73.
6 Paus Pius XII, in de Apostolische Constitutie Munificentissimus Deus.
