Tijdens het bezoek van pater John Auping SJ uit Mexico – opgegroeid in Joppe – in september 2018 aan onze geloofsgemeenschap om met ons het 150-jarig jubileumfeest te vieren is het idee geboren contact met elkaar te houden. We mochten 36 prachtige uitgebreide overwegingen ontvangen van pater Auping maar we gaan verder in een nieuwe vorm. Bij gelegenheid van een presentiële Mis zal pater Auping zijn commentaar gewijd aan de lezingen van de betreffende zondag met ons delen.
Wij zijn pater Auping zeer erkentelijk voor zijn inspirerende woorden en wensen u veel devotie bij het lezen.
Klik hier voor Een Gids voor het mediteren op het Evangelie door pater Auping
Zondag 23 oktober – 10 uur d.v.
Voorganger : pastor E. Wassink
30e zondag door het jaar C, 23 oktober 2022

Eerste lezing: Wijsheid van Jezus Sirach. 35, 12-14. 16-18
De Heer is een rechter, en bij Hem is er geen aanzien des persoons;
Hij neemt geen steekpenningen aan ten koste van de arme, maar luistert naar het pleit van de verdrukte. Hij wijst het gezucht van de wezen niet af, noch van de weduwe wanneer zij blijft klagen.
Wie anderen bijstaat, wordt welwillend ontvangen, en zijn gebed verheft zich tot de wolken toe. Het gebed van de arme dringt door de wolken heen, zolang het zijn doel niet bereikt, rust het niet; het laat niet af, totdat de Allerhoogste zich erbarmt, en de Rechtvaardige oordeel velt en recht
verschaft.
Tussenzang: Psalm 34 (33) 2-3, 17-18, 19 en 23
Refrein: Die roepen in nood, naar hen luistert de Heer.
De Heer zal ik prijzen iedere dag,
zijn lof ligt mij steeds op de lippen.
Mijn geest is fier op de gunst van de Heer,
laat elk die het hoort zich verheugen.
Van boosdoeners keert Hij zijn aangezicht af,
zij worden op aarde vergeten.
Naar vromen die roepen luistert de Heer
en redt hen uit iedere nood.
De Heer is nabij voor rouwmoedige harten,
Hij helpt wie zijn schuld erkent.
De Heer redt het leven van wie Hem dient,
alwie tot Hem vlucht heeft geen straf te duchten.
Tweede lezing: 2 Timoteüs 4, 6-8. 16-18
Dierbare, wat mij betreft, mijn bloed is weldra geplengd, het uur van mijn heengaan is nabij. Ik heb de goede strijd gestreden, de wedloop voleind, het geloof bewaard. Nu wacht mij de krans der gerechtigheid waarmee de Heer, de rechtvaardige Rechter, mij zal belonen op de grote dag, en niet alleen mij, maar allen, die met liefde uitzien naar zijn komst.
Bij mijn eerste verdediging heeft niemand mij bijgestaan, allen hebben mij in de steek gelaten. Moge het hun niet worden aangerekend. Maar de Heer heeft mij terzijde gestaan en mij kracht gegeven om mijn ambt als prediker van het evangelie ten einde toe te vervullen, zodat alle volkeren ervan horen. En ik werd verlost uit de muil van de leeuw. De Heer zal mij blijven beschermen tegen alle boze aanslagen en mij behouden overbrengen naar zijn hemels koninkrijk. Hem zij de heerlijkheid in de eeuwen der eeuwen!
Amen.
Vers voor het evangelie: Handelingen 16,14b
Alleluia.
Maak ons hart ontvankelijk, Heer, opdat wij de woorden van uw Zoon
zouden begrijpen.
Alleluia.
Evangelie: Lucas 18, 9-14
In die tijd zei Jezus tot hen die – overtuigd van eigen gerechtigheid – de anderen minachtten, de volgende gelijkenis:
“Twee mensen gingen op naar de tempel om te bidden; de een was Farizeeër en de andere een tollenaar. De Farizeeër stond met opgeheven hoofd en bad bij zichzelf als volgt: God, ik dank u dat ik niet ben als de rest van de mensen, rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of ook als die tollenaar daar. Ik vast tweemaal per week en geef tienden van al mijn inkomsten.
Maar de tollenaar bleef op een afstand en wilde zelfs zijn ogen niet opheffen naar de hemel; maar hij klopte zich op de borst en zei: God, wees mij zondaar genadig. Ik zeg u: deze ging gerechtvaardigd naar huis en niet die andere; want al wie zich verheft zal vernederd, maar wie zich vernedert zal verheven worden.”

Kort commentaar van P. John Auping
Gerechtvaardigd door het geloof in Gods barmhartigheid
De farizeeën minacht de zondaar. Jezus daarentegen bevestigt dat de nederige zondaar zich rechtvaardigt door zijn geloof in Gods barmhartigheid, en dat de hoogmoedige farizeeër, die zich beroemt op zijn wetsvervulling, in zijn zonde blijft steken en niet door God gerechtvaardigd wordt. In deze zin, is in deze parabel van Lucas de essentie te vinden van de theologie van de heilige Paulus, zoals we die vinden in zijn brief aan de Romeinen, namelijk, dat onze rechtvaardiging gerealiseerd wordt door ons geloof in Christus en niet door ons beroep op de wetsvervulling. Dit parallelisme is niet iets dat ons moet verbazen, want Lucas schreef zijn evangelie tussen 70 en 80 n.C. en Paulus, zijn brief in het jaar 57-58 n.C. en Lucas was reisgenoot van Paulus: Paulus hoorde van Lucas de parabels van Jezus en Lucas hoorde de preken van Paulus. Paulus drukt het zo
uit: “de mens wordt gerechtvaardigd door het geloof, onafhankelijk van het onderhouden van de wet” (Romeinen 3,28); “gerechtvaardigd door het geloof, leven wij in vrede met God door Jezus Christus onze Heer” (Romeinen 5, 1).
Gods goedheid en barmhartigheid in het Oude Testament
Dat God barmhartig is, en van ons barmhartigheid vraagt in onze menselijke relaties, is een hoofdthema van het Oude Testament. In het Hebreeuws is barmhartigheid חםד = chesed.
Het wordt ook vertaald als ‘goedheid’, ‘liefde’ of ‘genade’. Het is de moeite waard deze boodschap wat nader te overwegen.
God is barmhartig met Jozef: “Jahwe was met Jozef. Hij bewees hem zijn barmhartigheid door te zorgen dat hij bij het hoofd van de gevangenis in de gunst kwam” (Génesis 39,21). Hij is barmhartig als Hij Israël de weg baant, uit Egypte en uit de slavernij: “Uw barmhartigheid wees de weg aan het volk, door U verlost; uw kracht heeft het geleid, naar uw heilige plaats” (Exodus 15,13). God zelf geeft zich deze titel: “Jahwe ging hem voorbij en Hij riep uit: ‘[Ik ben] Jahwe! Jahwe is een barmhartige en medelijdende God, lankmoedig, rijk aan barmhartigheid en trouw… ” (Exodus 34,6-7).
Als het volk door zijn zonden op het punt staat Gods genade te verliezen, doet een barmhartige Mozes een beroep op Gods barmhartigheid, om voor het volk vergiffenis te vragen:
“Maar Mozes zei tot Jahwe: Laat nu de grote macht van mijn Heer zich tonen. Gij hebt immers gezegd: Jahwe is lankmoedig, rijk aan barmhartigheid, misdaad en zonde vergeeft Hij... Wil toch in uw grote barmhartigheid de misdaad van dit volk vergeven, zoals Gij het steeds vergiffenis geschonken hebt, van Egypte tot hier.Toen zei Jahwe:
Ik schenk vergiffenis zoals gij vraagt” (Numeri 14,16-20).
In de profeten Jesaja, Micha en Hosea is Gods hart zo ontroerd door gevoelens van
barmhartigheid en goedheid, dat Hij zich haast om zijn volk te vergeven.
“Een kort ogenblik heb Ik u in de steek gelaten, maar… maar met eeuwige goedheid erbarm Ik Mij over u, zegt uw Verlosser, Jahwe… Al wijken de bergen en wankelen de heuvels, mijn goedheid zal niet van u wijken, en mijn vredesverbond wankelt nooit, dat zegt Jahwe, die zich over u erbarmt” (Jesaja 54,7-8.10).
“Neigt uw oor en komt naar Mij, luistert en gij zult leven; een eeuwig verbond zal Ik met u sluiten, een blijk van mijn blijvende goedheid aan David gezworen” (Jesaja 55,3).
“De blijken van Jahwes goedheid wil ik bezingen, de roemvolle daden van Jahwe, alles wat Jahwe voor ons heeft gedaan, zijn grote goedheid voor Israëls huis, het mededogen dat Hij ons bewees, en de vele blijken van zijn goedheid” (Jesaja 63,7).
De laatste woorden van Micha doen een beroep op deze barmhartigheid van God:
“Welke God is als Gij, die de schuld vergeeft, die voorbijgaat aan de zonde, door de rest van zijn erfdeel bedreven, die zijn toorn niet altijd laat duren, maar zijn vreugde vindt in goedheid? Hij zal zich opnieuw over ons ontfermen, Hij zal onze schuld onder zijn voeten verpletteren. Al onze zonden zal Hij naar de bodem van de zee verwijzen. Aan Jakob zult Gij uw trouw, aan Abraham uw goedheid tonen, zoals Gij het onze vaderen hebt bezworen, in de dagen van weleer” (Micha 7,18-20).
In de psalmen worden Gods barmhartigheid en goedheid maar liefst 96 keer aangeroepen. We kunnen die ervaring van de biddende mens in de psalmen zo samenvatten: “uw goedheid (barmhartigheid) is meer waard dan dit leven” (psalm 63,4).
Deze barmhartigheid van God voor de mens heeft als voorwaarde en gevolg de barmhartigheid van de mens voor zijn medemens. God is barmhartig met wie barmhartig zijn. Het prototype van een barmhartig mens is koning David. God is hem barmhartig, omdat hij zelf barmhartig is met anderen, zelfs met zijn vijanden (de bondgenoten van Saul) (2 Samuel 2,4-6). Deze edelmoedige barmhartigheid van David, is er de reden voor dat hij als zondaar vol vertrouwen een beroep doet op Gods barmhartigheid, ook als het om een doodzonde gaat, bijvoorbeeld na zijn overspel met
Batseba en de moord op haar man Urias:
“Wees mij, God, in uw barmhartigheid genadig, neem in uw oneindige erbarmen mijn
overtredingen weg. Zuiver mij geheel van mijn zonde, reinig mij van wat ik misdeed”
(psalm 51,3).
De barmhartigheid in het Nieuwe Testament
Voor Jezus is de gehoorzaamheid aan dit door Hosea uitgesproken goddelijk gebod de rechtvaardiging van zijn houding tegenover de zondaars en zieken: “Ik wil liever barmhartigheid dan offers” (Hosea 6,6 = Matteüs 9,13 = Matteüs 12,7; in het Grieks: ελεος).
De zieken doen een beroep op Jezus’ medelijden, en herkennen in zijn medelijden de barmhartigheid van David, wiens zoon Hij is: “Heb medelijden met ons, zoon van David”; (Matteüs 9,27; 20,30-31); “heb medelijden met mij, zoon van David” (Matteüs 15,22); “heb medelijden met mijn kind” (Matteüs 17,15).
De kritische farizeeër schrijft de zondige tollenaar af. Soms kunnen mensen met een linkse ideologie, ‘overtuigd van eigen gerechtigheid’ (Lucas 18,9), heel onbarmhartig zijn in hun kritiek op mensen die barmhartig zijn met zondaars die politiek rechts zijn, bijvoorbeeld, de kritiek op de heilige Paus Paulus VI toen hij de zoon van Somoza in het Vaticaan ontving, of de kritiek op de heilige Paus Johannes Paulus II, toen hij Pinochet de communie gaf. Of omgekeerd, mensen met een rechtse ideologie, ‘overtuigd van eigen gerechtigheid’ (Lucas 18,9), kunnen soms onbarmhartig zijn in hun kritiek op mensen die barmhartig zijn met mensen die volgens hen niet orthodox genoeg zijn, bijvoorbeeld de kritiek op Paus Franciscus waar die in zijn apostolische
aansporing Amoris Laetitia de deur opendoet voor echtparen die gescheiden zijn van hun eerste echtgenoot, dan opnieuw voor het civiel getrouwd zijn, om in de mis de communie ontvangen. Maar Jezus wil dat wij onze medemensen niet kritisch afschrijven, maar hen beschouwen met een barmhartige blik.
Soms kunnen mensen ook onbarmhartig zijn voor zichzelf, in hun ongeordende,
neurotische schuldgevoelens. Al heeft God ze vergeven, ze kunnen maar moeilijk
zichzelf vergeven en blijven zich kwellen met gevoelens van schuld en schaamte. Als u
geplaagd wordt door schuldgevoelens, kan het u helpen dat u zich laat doordringen door
de ervaring van Gods barmhartigheid, waarvan Paulus de lof zingt in zijn brieven:
“God heeft… de voorwerpen van zijn toorn, gereed voor de ondergang, met grote lankmoedigheid verdragen, juist met de bedoeling de rijkdom van zijn heerlijkheid te openbaren voor hen die het voorwerp zijn van zijn barmhartigheid, die Hij tot heerlijkheid heeft bestemd?” (Romeinen 9,22-23).
“God, die rijk is aan barmhartigheid, heeft wegens de grote liefde waarmee Hij ons heeft liefgehad, ons met Christus ten leven gewekt, hoewel wij dood waren door onze zonden; aan zijn genade dankt gij uw redding. En Hij heeft ons samen met Hem doen opstaan en zetelen in de hemelen, in Christus Jezus, om de naderbij komende eeuwen de overgrote rijkdom van zijn genade te tonen door zijn goedheid jegens ons in Christus Jezus” (Efeziërs 2,4-7).
