Tijdens het bezoek van pater John Auping SJ uit Mexico – opgegroeid in Joppe – in september 2018 aan onze geloofsgemeenschap om met ons het 150-jarig jubileumfeest te vieren is het idee geboren contact met elkaar te houden. We mochten vele prachtige uitgebreide overwegingen ontvangen van pater Auping maar we gaan verder in een verkorte vorm.
Wij zijn pater Auping zeer erkentelijk voor zijn inspirerende woorden en
wensen u veel devotie bij het lezen.
Zondag 23 april 2023-10:00 uur
Voorganger : pastoor H. Scheve

3e zondag van Pasen, jaar A
Eerste lezing: Handelingen 2, 14. 22-32
Op de dag van Pinksteren trad Petrus naar voren met de elf en verhief zijn stem om het woord tot de menigte te richten: “Gij allen, Joodse mannen en bewoners van Jeruzalem, weet dit wel en luistert aandachtig naar mijn woorden. Jezus van Nazareth was een man wiens zending tot u van Godswege bekrachtigd is. Gij kent immers zelf de machtige daden, wonderen en tekenen, die God door Hem onder u heeft verricht: Hem, die volgens Gods vastgestelde raadsbesluit en voorkennis is uitgeleverd, hebt gij door de hand van goddelozen aan het kruis genageld en gedood. Maar God heeft Hem ten leven gewekt na de strikken van de dood te hebben ontbonden; want het was onmogelijk, dat Hij daardoor werd vastgehouden. Doelend op Hem toch zegt David: De Heer had ik voor ogen, altijd door, Hij is aan mijn rechterhand, opdat ik niet zou wankelen; daarom is er blijdschap in mijn hart en jubelt mijn mond van vreugde; ja, ook mijn lichaam zal rust vinden in hoop, omdat Gij mijn ziel niet zult overlaten aan het dodenrijk en uw heiligen geen bederf laten zien. Wegen ten leven hebt Gij mij doen kennen, Gij zult mij met vreugde vervullen voor uw aanschijn. Mannenbroeders, ik mag wel vrijuit tot u zeggen van de aartsvader David dat hij gestorven en begraven is; we hebben immers zijn graf bij ons tot op deze dag. Welnu, omdat hij een profeet was, en wist, dat God hem een eed gezworen had dat Hij een van zijn nakomelingen op zijn troon zou doen zetelen, zei hij met een blik in de toekomst over de verrijzenis van Christus, dat Hij niet is overgelaten aan het dodenrijk en dat zijn lichaam het bederf niet heeft gezien. Deze Jezus heeft God doen verrijzen en daarvan zijn wij allen getuigen.”
Tussenzang: Psalm 16 (15), 1-2a en 5, 7-8, 9-10, 11
Refrein: Wijs ons, Heer, de weg van het leven.
Behoed mij, God, tot U neem ik mijn toevlucht;
Gij zijt mijn Heer, ik erken het, ik vind geen geluk buiten U.
De Heer is mijn erfdeel, de dronk uit de beker,
Hij heeft mijn lot in zijn hand.
Ik dank de Heer die mij altijd geleid heeft,
Hij spreekt ook des nachts in mijn hart.
Steeds houd ik mijn ogen gericht op de Heer,
ik val niet want Hij staat naast mij.
Daarom ben ik vrolijk en blij van geest,
daarom kan ik rustig gaan slapen.
Mijn ziel laat Gij niet aan het dodenrijk over,
Gij levert uw dienaar niet uit aan het graf.
Gij zult mij de weg van het leven wijzen
om heel mijn vreugde te vinden bij U,
bestendig geluk aan uw zijde.
Tweede lezing: 1 Petrus 1, 17-21
Dierbaren, God die gij aanroept als Vader, is ook de onpartijdige rechter over al onze daden; koestert daarom ontzag voor Hem, zolang gij hier in ballingschap leeft. Gij weet dat gij niet met vergankelijke dingen, zoals goud en zilver, zijt verlost uit het zinloze bestaan, dat gij van uw vaderen had geërfd. Gij zijt verlost door het kostbaar bloed van Christus, het Lam zonder vlek of gebrek, dat uitverkoren was vóór de grondlegging der wereld, maar eerst op het einde der tijden is verschenen, om uwentwil. Door Hem gelooft gij in God, die Hem van de doden opgewekt en Hem de heerlijkheid gegeven heeft; daarom is uw geloof in God tevens hoop op God.
Vers voor het evangelie: Lc. 24, 32
Alleluia. Heer Jezus, ontsluit voor ons de Schriften: doe ons hart branden, terwijl Gij tot ons spreekt. Alleluia.
Evangelie: Lc. 24, 13-35
In die tijd waren er twee van de leerlingen van Jezus op weg naar een dorp dat Emmaüs heette en dat ruim elf kilometer van Jeruzalem lag. Zij spraken met elkaar over alles wat was voorgevallen. Terwijl zij zo aan het praten waren en van gedachten wisselden, kwam Jezus zelf op hun toe en Hij liep met hen mee. Maar hun ogen werden verhinderd Hem te herkennen. Hij vroeg hun: “Wat is dat voor een gesprek, dat gij onderweg met elkaar voert?” Met een bedrukt gezicht bleven zij staan. Een van hen, die Kléopas heette, nam het woord en sprak tot Hem: “Zijt Gij dan de enige vreemdeling in Jeruzalem, dat Gij niet weet wat daar dezer dagen gebeurd is?” Hij vroeg hun: “Wat dan?” Ze antwoordden Hem: “Dat met Jezus, de Nazarener, een man die profeet was, machtig in daad en woord, in het oog van God en van heel het volk; hoe onze hogepriesters en overheidspersonen Hem hebben overgeleverd om Hem ter dood te laten veroordelen en hoe zij Hem aan het kruis hebben geslagen. En wij leefden in de hoop, dat Hij degene zou zijn, die Israël ging verlossen! Maar met dit al is het reeds de derde dag sinds die dingen gebeurd zijn. Wel hebben een paar vrouwen uit ons midden ons in de war gebracht; ze waren in de vroegte naar het graf geweest, maar ze hadden zijn lichaam niet gevonden, en ze kwamen zeggen dat zij ook nog een verschijning van engelen hadden gehad, die verklaarden dat Hij weer leefde. Daarop zijn enkelen van de onzen naar het graf gegaan en bevonden het zoals de vrouwen gezegd hadden, maar Hem zagen zij niet.”
Nu sprak Hij tot hen: “O onverstandigen, die zo traag van hart zijt in het geloof aan alles wat de profeten gezegd hebben! Moest de Messias dat alles niet lijden om in zijn glorie binnen te gaan?” Beginnend met Mozes verklaarde Hij hun uit al de profeten wat in al de Schriften op Hem betrekking had. Zo kwamen ze bij het dorp waar ze heen gingen, maar Hij deed alsof Hij verder moest gaan. Zij drongen bij Hem aan: “Blijf bij ons, want het wordt al avond en de dag loopt ten einde.” Toen ging Hij binnen om bij hen te blijven. Terwijl Hij met hen aanlag nam Hij brood, sprak de zegen uit, brak het en reikte het hun toe. Nu gingen hun ogen open en zij herkenden Hem, maar Hij verdween uit hun gezicht. Toen zeiden ze tot elkaar: “Brandde ons hart niet in ons, zoals Hij onderweg met ons sprak en ons de Schriften ontsloot?” Ze stonden onmiddellijk op en keerden naar Jeruzalem terug. Daar vonden ze de elf[1] met de mensen van hun groep bijeen. Dezen verklaarden: “De Heer is werkelijk verrezen, Hij is aan Simon verschenen.” En zij van hun kant vertelden wat er onderweg gebeurd was en hoe Hij door hen herkend werd aan het breken van het brood.
Kort commentaar van P. John Auping
Jezus doet alsof Hij niet weet wat er gebeurd is:
“Hij vroeg hun: ‘Wat is dat voor een gesprek dat gij onderweg met elkaar voert?’ Met een bedrukt gezicht bleven ze staan. Een van hen, die Kleopas heette, nam het woord en sprak tot Hem: ‘Zijt Gij dan de enige vreemdeling in Jeruzalem, dat Gij niet weet wat daar dezer dagen gebeurd is?’ Hij vroeg hun: ‘Wat dan?’”
Net als in de psychotherapie, doet Jezus dit met het doel dat zij in contact treden met zichzelf en zelf tot uitdrukking brengen wat hun ware gevoelens zijn:
“En wij leefden in de hoop, dat Hij degene zou zijn die Israël ging verlossen! Maar met dit al is het reeds de derde dag sinds die dingen gebeurd zijn. ”
Hier brengen ze hun diepe teleurstelling tot uitdrukking. Ze hadden zó gehoopt dat deze machtige profeet het rijk van God op aarde zou beginnen, en nu is alles mislukt.
Het is belangrijk, als u bidt, dat u niet te snel gaat. Niet te snel de troost van Gods aanwezigheid willen voelen, maar eerst in contact treden met uw soms wat verdrongen gevoelens van teleurstelling, of van depressie, angst, onmacht of boosheid. Dan die gevoelens tot uitdrukking brengen, aan God zeggen “zo voel ik me nou”. Pas dan, u in geloof openstellen voor Gods actie in uw ziel. Het ritme van kruis en verrijzenis is eigen aan het christelijk leven. En het gebed heeft daarom datzelfde ritme: eerst het kruis, de dood, en de negatieve gevoelens van troosteloosheid, en dan de verrijzenis en de troostende ervaring van Gods ingrijpen.
Op weg van Jeruzalem naar Emmaüs, vluchten de beide leerlingen van hun deelname in Jezus’ kruis, want ze hebben nog geen ervaring van zijn verrijzenis. Het is te begrijpen als we stilstaan bij de enormiteit van deze tragedie van het lijden en de kruisdood van Jezus. Het is daarom goed wat langer stil te staan bij de kruisdood van deze machtige profeet. Het gaat hier om een tragisch gebeuren, een noodlottige bestemming. In het Grieks van het evangelie van Lucas wordt dat uitgedrukt met een woord van maar drie letters: δει (dei) = “het moet”, “het kan niet anders”
“De Mensenzoon, zo sprak Hij, moet (Grieks: δει) veel lijden… ” (Lucas 9,22).”
“Maar eerst moet Hij veel lijden en door dit geslacht verworpen worden” (Lucas 17,25).
“Ik zeg u: in Mij moet dit Schriftwoord vervuld worden: Hij is tot de booswichten gerekend. Wat over Mij werd beschikt, gaat nu vervuld worden” (Lucas 22,37).
“De Mensenzoon moet overgeleverd worden in zondige mensenhanden en aan het kruis geslagen, maar op de derde dag verrijzen” (Lucas 24,7).
“Moest de Messias dat alles niet lijden om in zijn glorie binnen te gaan?” (Lucas 24,26).
“Alles wat over Mij geschreven staat in de Wet van Mozes, in de profeten en psalmen moet vervuld worden” (Lucas 24,44).
Dit is eigenlijk geen echte uitleg van de tragedie. Waarom moest dat nou zo aflopen?
Het moest, het kon niet anders, het staat geschreven, zegt Jezus. Het tragische aspect van het menselijk bestaan is niet weg te praten. Het evangelie, tot en met de dood van Jezus aan het kruis, is een tragedie, en lijkt op de Griekse tragedie. Een voorbeeld van deze Griekse tragedie is “Koning Oedipus” van Sofocles (496-406 v. C.). Oedipus is de zoon van Layo, de koning van Tebe, en koningin Yocasta. Layo hoort van het orakel van Apollo in Delfos dat zijn zoon hem zal vermoorden en zijn vrouw tot echtgenote zal nemen. Om deze tragische gebeurtenissen te vermijden, geeft Layo zijn kind Oedipus aan een herder, die hem in het bos achterlaat, waar hij gevonden wordt door de koning en de koningin van Korinthe, die hem als zoon adopteren. Als hij opgroeit hoort Oedipus geruchten dat hij niet het kind is van het koningshuis van Korinthe, en raadpleegt het orakel van Apollo in Delfos. Hij hoort dan hetzelfde als voorheen zijn vader: dat hij zijn vader zal vermoorden en met zijn moeder zal trouwen. Om deze tragische gebeurtenissen te vermijden, vlucht hij weg uit Korinthe. Op een smalle brug komt hij een andere koets tegen. Geen van beide wil de ander voorrang verlenen. Ze nemen het zwaard en Oedipus doodt zijn vader, al weet hij niet dat het zijn vader is. Voordat hij Thebe binnenrijdt, bevrijdt hij de stad van een monster die in de toegang tot de stad de bewoners van de stad terroriseerde. Uit dankbaarheid trouwt de koningin-weduwe met hem, zonder dat hij weet dat het zijn moeder is en zonder dat zij weet dat hij haar zoon is. Hij en zijn moeder krijgen kinderen. De stad wordt door de goden gestraft met de pest. De blinde ziener Tiresias werpt hem in het gezicht, dat niet hij, Tiresias, maar Oedipus blind is, en legt Oedipus uit dat hij zijn vader vermoord heeft en met zijn moeder getrouwd is. Yocasta pleegt zelfmoord, en Oedipus berooft zich van het licht van zijn ogen en vlucht uit de stad. De hoofdpersonen in dit drama deden alles om hun tragische bestemming te vermijden, en juist zo werd vervuld wat het noodlot bepaald had.
In het algemeen geeft Jezus geen uitleg van het “omdat” (de oorzaken) van zijn lijden, maar van het “opdat” (het goede gevolg dat men uit een slechte gebeurtenis kan halen). De wetenschap, vooral de sociologie en psychologie, proberen uit te leggen, waarom bepaalde gebeurtenissen in de geschiedenis plaats hebben gevonden, bijvoorbeeld, de kruisiging van Christus. In het evangelie, weet Pilatus dat het Sanhedrin en de Joden Jezus uit nijd aan hem hebben overgeleverd (Matteüs 27,18; Marcus 15,10), en de vervolging van de apostelen en Paulus door het Sanhedrin is ook uit nijd (Handelingen 5,17; 13,45). Maar Jezus staat niet stil bij deze vraag naar het “waarom”, maar geeft antwoord op de vraag naar het “opdat” (Grieks: ινα)van het lijden van de mensen, bijvoorbeeld in het geval van de blindgeborene, of de ziekte en dood van Lazarus:
“Zijn leerlingen vroegen Hem: “Rabbi, wie heeft gezondigd, hijzelf of zijn ouders, dat hij blindgeboren werd?” Jezus antwoordde: “Noch hij noch zijn ouders hebben gezondigd, maar [hij is blind] opdat (Grieks: ινα) in hem de werken Gods openbaar worden” (Johannes 9,2-3).
“De zusters stuurden Hem nu de boodschap: “Heer, hij die Gij liefhebt, is ziek.” Toen Jezus dit hoorde, zei Hij: “Deze ziekte voert niet tot de dood, maar is om Gods glorie, opdat (Grieks: ινα) de Zoon Gods erdoor verheerlijkt moge worden” (Johannes 11,3-4).
Lucas heeft hetzelfde idee als Johannes, bijvoorbeeld in het geval van de verlamde. Die is verlamd opdat wij zouden weten dat Jezus macht heeft op aarde zonden te vergeven:
“Welnu, opdat(Grieks: ινα) ge zult weten, dat de Mensenzoon macht heeft op aarde zonden te vergeven’ – en nu sprak Hij tot de lamme: ‘Ik zeg u, sta op, neem uw bed op en ga naar huis.’ Onmiddellijk stond hij voor aller ogen op, nam het bed waarop hij gelegen had mee en ging God verheerlijkend naar huis” (Lucas 5,24-25).
De wetenschap probeert uit te vinden wat de oorzaken zijn van bepaalde negatieve, veel menselijk lijden inhoudende gebeurtenissen; de authentieke godsdienst daarentegen helpt ons uit te vinden wat de mogelijke, van Gods genade en onze vrije beslissing afhangende, positieve gevolgen kunnen zijn van bepaalde negatieve gebeurtenissen.
Het evangelie zou gelijk zijn aan het Griekse melodrama, als het zou eindigen met de dood van Jezus aan het kruis. Maar het verschil tussen het Griekse melodrama en het evangelie is, dat de dood van Jezus niet het einde is. Gods macht opent het graf van de tragische bestemming van de Mensenzoon en doet Hem uit de doden verrijzen. Het melodrama verandert zo in een drama met een goede afloop. Dat is de blijde boodschap die de leerlingen van Emmaüs naar Jeruzalem brengen.
Het christendom heeft onze visie van crisis en tegenslag veranderd. Waar de Griekse toneelschrijvers uitdrukten hoe het noodlot onontkoombaar is en ons gevangen houdt, schonk het christendom ons hoop op verrijzenis: de crisis is nu een gelegenheid om te groeien en van de moeilijkheden en het lijden een positieve vrucht te oogsten. Deze wijsheid is inmiddels erfgoed van de mensheid geworden. In haar boek What doesn´t kill you makes you stronger, heeft Maxine Schnal[2] verhalen verzameld van mensen die door een diepe crisis hee kwamen, dankzij een innerlijke Godservaring, gevolgd door een providentiële, uiterlijke verandering ten goede van hun levenssituatie. In hun eigen ervaring beleefden zij kruisdood en verrijzenis. De titel van het boek is een parafrase van een citaat van Friedrich Nietzsche: wat u niet doodt, maakt u sterker[3].
Schnal heeft als psychotherapeut opgemerkt dat de moeilijkheden van het leven haar patiënten vaak hielpen hun karakter te sterken en nieuw wegen te verkennen. Zij stelde vast dat op het moment dat haar patiënten het vertrouwen in God en zichzelf terugvonden, zij kort daarna wegen vonden om opnieuw te beginnen. Ik heb daar meer over gezegd in een andere meditatie in dit boek.[4]
Wij christenen gaan zover dat wij geloven dat zelfs wat ons doodt, ons beter maakt, want de dood opent ons de deur tot het eeuwig leven.
Een voorbeeld van deze wijsheid is het gezegde van de Braziliaanse, katholieke novellist Paolo Coelho: “God vormt de crisis om in een nieuwe gelegenheid, de beproevingen in onderricht, en de problemen in zegens.” En Leonardo Boff, een Braziliaanse, katholieke theoloog scheef een boek, getiteld “De crisis als een gelegenheid om te groeien”[5].
[1] Het waren er maar tien, want Judas Iskariot had inmiddels zelfmoord gepleegd, en Thomas was er die zondag niet bij.
[2] Maxine Schnal, What doesn´t kill you makes you stronger. Turning bad breaks into blessings, Perseus Publishing, 2002.
[3] Friedrich Nietzsche, Götzendämmerung: Sprüche und Pfeile, nummer 8: “Was mich nicht umbringt macht mich stärker”.
[4] Zie in dit boek de meditatie over De zaligsprekingen (Matteüs 5,1-16).
[5] Leonardo Boff, La crisis como oportunidad de crecimiento. Vida según el espíritu, Sal Terrae, 2008.
