4 mei jl. ging Jaap van Kranenburg, pastoraal werker voor in de Woord en Communieviering. Op verzoek van parochianen is zijn mooie overweging over de Emmausgangers hier opgenomen. Een overweging voor u of jou?
Evangelie (Lucas 24,13-35)
In die tijd waren er twee van de leerlingen van Jezus op weg naar een dorp dat Emmaus heette en dat ruim elf kilometer van Jeruzalem lag. Zij spraken met elkaar over alles wat was voorgevallen. Terwijl zij zo aan het praten waren en van gedachten wisselden, kwam Jezus zelf op hen toe en Hij liep met hen mee. Maar hun ogen werden verhinderd Hem te herkennen. Hij vroeg hun: “Wat is dat voor een gesprek dat gij onderweg met elkaar voert?” Met een bedrukt gezicht bleven ze staan. Een van hen, die Kléopas heette, nam het woord en sprak tot Hem: “Zijt Gij dan de enige vreemdeling in Jeruzalem, dat Gij niet weet wat daar dezer dagen gebeurd is?” Hij vroeg hun: “Wat dan ?” Ze antwoordden Hem: “Dat met Jezus de Nazarener, een man die profeet was, machtig in daad en woord in het oog van God en van heel het volk; hoe onze hogepriesters en overheidspersonen Hem hebben overgeleverd om Hem ter dood te laten veroordelen en hoe zij Hem aan het kruis hebben geslagen. En wij leefden in de hoop, dat Hij degene zou zijn die Israël ging verlossen ! Maar met dit al is het reeds de derde dag sinds die dingen gebeurd zijn. Wel hebben een paar vrouwen uit ons midden ons in de war gebracht; ze waren in de vroegte naar het graf geweest, maar hadden zijn lichaam niet gevonden, en ze kwamen zeggen dat zij ook nog een verschijning van engelen hadden gehad, die verklaarden dat Hij weer leefde. Daarop zijn enkelen van de onzen naar het graf gegaan en bevonden het zoals de vrouwen gezegd hadden, maar Hem zagen ze niet.” Nu sprak Hij tot hen: “O onverstandigen, die zo traag van hart zijt in het geloof aan alles wat de profeten gezegd hebben ! Moest de Messias dat alles niet lijden om in zijn glorie binnen te gaan?” Beginnend met Mozes verklaarde Hij hun uit al de profeten wat in al de Schriften op Hem betrekking had. Zo kwamen ze bij het dorp waar ze heen gingen, maar Hij deed alsof Hij verder moest gaan. Zij drongen bij Hem aan: “Blijf bij ons, want het wordt al avond en de dag loopt ten einde.” Toen ging Hij binnen om bij hen te blijven. Terwijl Hij met hen aanlag nam Hij brood, sprak de zegen uit, brak het en reikte het hun toe. Nu gingen hun ogen open en zij herkenden Hem, maar Hij verdween uit hun gezicht. Toen zeiden ze tot elkaar: “Brandde ons hart niet in ons, zoals Hij onderweg met ons sprak en ons de Schriften ontsloot?” Ze stonden onmiddellijk op en keerden naar Jeruzalem terug. Daar vonden ze de elf met de mensen van hun groep bijeen. Dezen verklaarden: “De Heer is werkelijk verrezen, Hij is aan Simon verschenen.” En zij van hun kant vertelden wat er onderweg gebeurd was en hoe Hij door hen herkend werd aan het breken van het brood.
Woord van de Heer
allen: Wij danken God
Overweging:
Vorige week, 27 april waren de deuren en ramen gesloten, vandaag gaat het over harten en geesten die gesloten zijn. We hoorden zojuist het prachtige verhaal van de Emmaüsgangers, over de twee leerlingen van Jezus die zich teleurgesteld hebben afgewend van Jeruzalem, want Jerusalaim, stad van vrede, stad van God bleek een oord van moord.
Wie zijn die twee? Kleopas wordt bij name genoemd. Wie is zijn metgezel?Rembrandt schildert de apostel Petrus als metgezel. Of was het de vrouw van Kleopas, ook een leerling van Jezus? Twee volgelingen op weg van Jeruzalem naar Emmaus. Met veel enthousiasme waren ze Jezus gevolgd. Al hun hoop hadden ze op Hem gevestigd. Ze waren er bij geweest toen Jezus in Jeruzalem werd gearresteerd. Ze waren er getuige van geweest hoe Jezus werd gegeseld en aan het kruis geslagen werd. Vlak na zijn arrestatie hadden ze nog gehoopt dat Jezus zich op een of andere manier, desnoods door een wonder, zou bevrijden.
Maar toen er niets gebeurde, hadden ze de hoop al spoedig opgegeven en met eigen ogen hadden ze gezien hoe Jezus was gestorven en stijf en koud in het graf van Arimathea was neergelegd. Ze hadden de steen gezien die voorgoed het graf gesloten had. Met de steen die het graf van Jezus afsloot was ook hun verleden afgesloten. Hun idealen lagen aan scherven. Ze konden niet geloven wat de vrouwen vertelden, over de engelen en het lege graf.
Onderweg voegt de verrezen Jezus, de opgestane Heer zich bij hen, maar hun ogen herkennen hem niet. Logisch, want Jezus, die mens uit Nazareth is dood, en voor hen staat de Verrezene, de Christus.
Daarmee bedoel ik: Wie bijbels blind is, kan ook geen visioenen en idealen meer zien. Als je alle hoop hebt verloren, alle geloof en vertrouwen, dan ben je blind geworden voor de toekomst, voor het goede, blind voor Gods aanwezigheid en Gods droom.
Het is een overbekende en heel menselijke reactie na een traumatische ervaring: jezelf terugtrekken in je verdriet, in je teleurstelling, in je ontgoocheling. Weggaan van die plek waar je hoop lag, de deur achter je sluiten.
Zo staat het verhaal van de Emmaüsgangers symbool voor hoe je omgaat met teleurstellingen en trauma’s.
Dat geldt ook voor de kerk. Er kunnen verschillende redenen zijn waarom mensen de deur van de kerk achter zich dichttrekken (sommigen dichtslaan).
Ontgoocheling, omdat ze in de kerk niet vinden wat ze verwachten, geen antwoord krijgen op de vragen die hen bezig houden. Rancune, omdat ze dingen hebben gehoord of zien gebeuren die hen gekwetst hebben.
Het is druk op de weg tussen Jeruzalem en Emmaüs. Maar: niet alleen in de richting van de uittocht uit Jeruzalem, ik bedoel dus de uittocht uit de kerk. Ook in de omgekeerde richting lopen er mensen, op terugtocht. Die richting zijn ook de Emmaüsgangers ingeslagen, nadat die vreemde verschijning hun de ogen had geopend. Zij hem hadden herkend toen hij op het avondmaal het brood brak en met hen deelde.
Herkennen, dat is: ze geloofden opnieuw, God opende hun harten.
Ze zijn haastig teruggekeerd om in Jeruzalem het blijde nieuws te melden: in het breken en dele van het brood hebben wij ons geloof teruggevonden, hebben we Jezus gekend!!
Misschien lopen er nu kerkgangers terug die op de weg van hun uittocht een barmhartige Samaritaan ontmoet hebben, iemand die hun kwetsuren heeft verzorgd en geheeld.
Er lopen mensen terug die in hun Emmaüs die het gemis van bevredigende antwoorden hebben gevoeld op de vragen naar de zin van hun leven en die ze toch in de kerk vonden, in de gezangen, de liturgie, de bijbel.
Er zijn véél méér mensen teruggelopen van Emmaus naar Jeruzalem, Mensen die weer geloof, vertrouwen en moed hebben gekregen dankzij iemand in wie ze Gods liefde hebben herkend. Mensen die getroffen zijn door de ellende van anderen, die er iets willen aan doen en de kracht daarvoor willen putten in een herwonnen geloof…
Als we dit alles bedenken en de beeldspraak volgen, komen we vanzelf bij de vraag waar WIJ ergens lopen op die weg tussen Jeruzalem en Emmaüs. Is het op de weg van de uittocht, omdat we kerkmoe aan het worden zijn, omdat we te weinig herkennen van ons oude vertrouwde geloof, of omgekeerd, te weinig van de vernieuwingen zien die we wensen?
Nee toch! Het antwoord moet zijn: nee, we geven het niet op! We blijven naar Jeruzalem komen, de kerk, de samenkomst van gemeenschap, en we steken er de handen uit de mouwen, met moed en volharding en met verbeeldingskracht. We laten ons leiden en helpen door het voorbeeld van anderen. We spreken en discussiëren onderweg met vrienden en bekenden over de kerk en over Jezus die ons blijft inspireren.
We houden vast aan het geloof dat we de Heer van het leven in ons midden kunnen herkennen daar waar mensen in zijn naam samen het brood brekenen met elkaar delen. (Amen)
Het verhaal van de Emmaüsgangers is een reisverhaal. We kunnen het lezen als een verhaal van onze reis door het leven, een weg waarop twijfel en teleurstelling soms de bovenhand krijgen op de zekerheden van het geloof en we gaandeweg, geholpen door anderen, tot het vertrouwen kunnen komen dat God dicht bij ons is. Altijd zijn we op weg naar het leven dat voor ons ligt, soms vol verwachting en vreugde en soms verlaten en vol zorgen en intens verdriet.
Maar nooit zijn we alleen op weg. We zijn samen met Hem die met ons meegaat. Om ons de goede richting te wijzen, om ons om te doen keren als we de weg een beetje kwijt zijn.
Die weg van geloof, naar Jeruzalem toe.
Amen
Gedicht
Vreemdeling die je bent, God in ons midden.
Jij mag aanzitten, voorgaan….
Het brood wordt gebroken.
Zij herkennen het heilig gebaar.
Hun ogen gaan open…
Hij is het zelf.
Hij die onderweg met ons sprak is Jezus.
Maar Hij verdwijnt…
Op het moment van de herkenning
ontglipt Hij ons.
We krijgen geen macht over Hem.
We hebben Hem niet.
Wat blijft is dit:
dat Hij de lange weg van het leven
en van het geloof bij ons zal zijn.
Hij is er en zal er altijd zijn
in Zijn woord dat wij mogen beluisteren
in het samen zijn rond de tafel:
het breken en delen,
hier en u in het leven van elke dag.
De ervaring is
dat hun ongeloof en hun ontgoocheling
opnieuw plaats maken
voor een intense vreugde
en een krachtig geloof.
Ze voelen hoe hun hart warm wordt
en zich stilaan vult
met een onbeschrijfelijk geluk.
Deze hartverwarmende ontmoeting
doet hen terug gaan naar Jeruzalem.
Wat kunnen ze anders doen
dan terug naar de mensen gaan…
anderen laten delen
in wat ze ervaren hebben
wat hen is overkomen…
en mee de weg verder gaan
wetend dat Hij er altijd is en zal zijn!