Tijdens het bezoek van pater John Auping SJ uit Mexico – opgegroeid in Joppe – in september 2018 aan onze geloofsgemeenschap om met ons het 150-jarig jubileumfeest te vieren is het idee geboren contact met elkaar te houden. We mochten 36 prachtige uitgebreide overwegingen ontvangen van pater Auping maar we gaan verder in een nieuwe vorm. Bij gelegenheid van een presentiële Mis zal pater Auping zijn commentaar gewijd aan de lezingen van de betreffende zondag met ons delen.
Wij zijn pater Auping zeer erkentelijk voor zijn inspirerende woorden en wensen u veel devotie bij het lezen.
Klik hier voor Een Gids voor het mediteren op het Evangelie door pater Auping
Zondag 13 november – 10:00 uur d.v.
Voorganger : pastor F. Zandbelt

33e zondag door het jaar C
Eerste lezing: Maleachi 3, 19-20a
Zie: de dag gaat komen, de dag, die als een oven brandt. Al de hoogmoedigen, alwie boosheid bedrijft, zij allen worden stoppels, in brand gezet door de dag die gaat komen – zo spreekt de Heer van de hemelmachten – zodat hij van hen geen wortel, geen halm meer overlaat. Maar voor u, die mijn Naam vreest, gaat de zon van de gerechtigheid op, en met haar vleugels brengt zij genezing. Zo spreekt de Heer van de hemelmachten.
Tussenzang: Psalm 98 (97) 5-6, 7-8, 9
Refrein: Rechtvaardig bestuurt de Heer de wereld, de volken met billijkheid.
Zingt voor de Heer bij de citer,
met citer en psalterspel.
Laat schallen trompet en bazuin
en danst voor de Heer, uw koning.
De zee stemt in met al haar gedierte,
de aarde met al wat daar leeft.
De beken klateren bijval,
de bergen jubelen mee.
Zij groeten de Heer, die nabij komt,
die nadert als koning der aarde.
Rechtvaardig bestuurt Hij de wereld,
de volken met billijkheid.
Tweede lezing: 2 Tess. 3, 7-12
Broeders en zusters, hoe gij ons moet navolgen is u bekend; wij hebben bij u geen werk geschuwd en niemands brood gegeten zonder te betalen. Dag en nacht hebben wij gearbeid, met veel inspanning en moeite om niemand van u tot last te zijn. Niet dat wij er geen recht toe hebben, maar wij wilden een voorbeeld geven ter navolging. Ook toen wij bij u waren hielden wij u telkens deze regel voor: als iemand niet wil werken, zal hij ook niet eten. Wij hebben namelijk gehoord dat sommigen bij u werkloos rondhangen en alle moeite schuwen, maar wel zich met alles bemoeien. In de Naam van de Heer Jezus Christus gebieden en vermanen wij zulke mensen, dat zij regelmatig moeten werken en hun eigen kost verdienen.
Vers voor het evangelie: Matteüs 24, 42a. 44
Alleluia.
Weest dus waakzaam, want gij weet niet op welk uur de Mensenzoon komt.
Alleluia.
Evangelie: Lucas 21,5-21
5 Toen sommigen opmerkten, hoe de tempel daar prijkte met zijn fraaie stenen en wijgeschenken, zei Hij: 6 ‘Wat ge daar ziet: er zal een tijd komen, dat er geen steen op de andere gelaten zal worden, alles zal verwoest worden.’ 7 Ze vroegen Hem nu: ‘Meester, wanneer zal dat dan plaats vinden? En wat zal het teken zijn dat dit gaat gebeuren?’ 8 Maar Hij zei: ‘Weest op uw hoede, dat gij niet in dwaling gebracht wordt. Want velen zullen optreden in mijn Naam en zeggen: Ik ben het, en: Het ogenblik is nabij. Loopt niet achter hen aan. 9 En wanneer gij hoort van oorlogen en onlusten, laat u dan niet uit het veld slaan. Dat alles moet wel eerst gebeuren, maar het einde volgt niet terstond.’ 10 Toen sprak Hij tot hen: “Er zal strijd zijn van volk tegen volk en van koninkrijk tegen koninkrijk; 11 er zullen hevige aardbevingen zijn, en hongersnood en pest, nu hier en dan daar, schrikwekkende dingen en aan de hemel geweldige tekenen. 12 Maar nog voor dit alles geschiedt, zullen zij u vastgrijpen en vervolgen; zij zullen u overleveren aan de synagogen en gevangenzetten, u voor koningen en stadhouders voeren omwille van mijn Naam. 13 Het zal voor u uitlopen op een getuigenis. 14 Welnu, prent het u in, dat gij dan uw verdediging niet moet voorbereiden. 15 Want Ik zal u een taal en een wijsheid geven, die geen van uw tegenstanders zal kunnen weerstaan of weerspreken. 16 Ge zult zelfs door ouders en broers, door bloedverwanten en vrienden overgeleverd worden en sommigen van u zullen ze ter dood doen brengen. 17 Ge zult een voorwerp van haat zijn voor allen omwille van mijn Naam; 18 geen haar van uw hoofd zal verloren gaan. 19 Door standvastig te zijn zult ge uw leven winnen. 20 Wanneer gij Jeruzalem door legers omsingeld ziet, weet dan dat zijn verwoesting nabij is. 21 Laten dan de mensen in Judea naar de bergen vluchten; die in de stad zijn eruit trekken, en die op het land vertoeven daar niet binnengaan.”
Kort commentaar van Pater John Auping
Jezus spreekt een profetie uit over de verwoesting van Jerusalem (vers 5-7 en 20-21). Inderdaad werd Jerusalem verwoest door de legioenen van Titus (in 69 n. C.) en nog eens, geen steen op de andere latend, door de legioenen van Adrianus (in 134 n. C.). Jezus koestert geen wraakgevoelens over de stad die Hem verwierp, zo in de zin van “net goed”, maar Hij heeft medelijden:
“Toen Hij naderbij kwam, liet Hij zijn blik over de stad gaan en weende over haar, terwijl Hij zei: ‘Mocht ook gij op deze dag inzien wat u tot vrede strekt! Maar nu is dat voor uw ogen verborgen. Er zullen dagen over u komen, dat uw vijanden een wal tegen u opwerpen, u omsingelen en u van alle kanten insluiten; zij zullen u met uw kinderen die in u wonen, neersmakken en zij zullen in u geen steen op de andere laten, omdat gij de tijd, waarin barmhartig op u werd neergezien, niet hebt erkend” (Lucas 19,41-44).
De evangelisten voegen aan deze profetie een apocalyptische voorspelling toe over het einde van de wereld, dat wordt voorafgegaan door oorlogen, aardbevingen, hongersnood en pest en andere schrikwekkende dingen. Deze tekenen zeggen maar weinig, want in feite is de mensengeschiedenis een ononderbroken serie van oorlogen, aardbevingen, hongersnoden, en besmettelijke ziekten. Vandaar Jezus’ waarschuwing geen geloof te hechten aan wie het einde ven de wereld aankondigen:
“Maar Hij zei: ‘Weest op uw hoede, dat gij niet in dwaling gebracht wordt. Want velen zullen optreden in mijn Naam en zeggen: Ik ben het, en: Het ogenblik is nabij. Loopt niet achter hen aan. En wanneer gij hoort van oorlogen en onlusten, laat u dan niet uit het veld slaan. Dat alles moet wel eerst gebeuren, maar het einde volgt niet terstond.’ ” (vers 8-9).
We weten in feite maar één ding zeker, namelijk, dat we het niet weten:
“Van die dag en dat uur weet niemand iets af, ook niet de engelen in de hemel, zelfs niet de Zoon, maar de Vader alleen. Zoals het ging in de dagen van Noach, zo zal het gaan bij de komst van de Mensenzoon. Zoals toch de mensen in de dagen voor de zondvloed doorgingen met eten en drinken, met huwen en ten huwelijk geven, tot op de dag, waarop Noach de ark binnenging, en zij niets vermoedden, totdat de zondvloed kwam en allen wegrukte: zo zal het ook gaan bij de komst van de Mensenzoon” (Matteüs 24,36-39).
Jezus gaat dus niet in op deze apocalyptische fantasieën, waar sommige sekten zich graag het hoofd over breken, maar Hij blijft liever stilstaan over de conflicten en vervolgingen die we moeten lijden gedurende ons leven hier op aarde, wanneer we voor Hem uitkomen. Jezus’ brengt verdeeldheid: “Zij zullen u vastgrijpen en vervolgen; zij zullen u overleveren aan de synagogen en u gevangenzetten, u voor koningen en stadhouders voeren omwille van mijn Naam” (Lucas 21,12). Is God dan geen God van vrede? Ja, zegt Jezus, Ik ben wel de vredebrenger, vrede in uw hart, maar in uw menselijke relaties, zult u in conflict treden met wie van Jezus en zijn Kerk niets willen weten: “Dit heb Ik u gezegd, opdat gij vrede zoudt bezitten in Mij. Weliswaar leeft gij in de wereld in verdrukking, maar hebt goede moed: Ik heb de wereld overwonnen” (Johannes 16,33). Dat is wel om er een beetje bang van te worden. Maar, ondanks het feit dat we bange mussen zijn, houdt Jezus vast aan zijn eis dat wij van Hem en zijn evangelie getuigenis moeten geven. Wie uit angst zijn mond dichthoudt en Hem verloochent, zal wellicht in een oppervlakkige vrede met anderen leven, maar de prijs die deze laffe mens betaalt, is dat hij in conflict zal treden met Jezus en door Jezus verloochend zal worden.
“Weest dus niet bevreesd; gij zijt toch meer waard dan een zwerm mussen. Ieder die Mij bij de mensen belijdt, hem zal ook Ik als de mijne erkennen bij mijn Vader die in de hemel is. Maar ieder die Mij zal verloochenen tegenover de mensen zal Ik ook verloochenen tegenover mijn Vader die in de hemel is. Denkt niet, dat Ik vrede ben komen brengen op aarde; Ik ben geen vrede komen brengen, maar het zwaard. Tweedracht ben Ik komen brengen tussen een man en zijn vader, tussen dochter en moeder, schoondochter en schoonmoeder; en iemands huisgenoten zullen zijn vijanden zijn” (Matteüs 10, 31-36).
Wij moeten dus niet bang zijn voor de mensen, wat ze ons kunnen aandoen, maar we moeten wel voor God een heilige vrees hebben. Bang zijn is geen zonde, en God zal ons bange mussen beschermen, maar als wij ons door onze vrees laten overwinnen, in plaats van onze vrees te overwinnen, dan lopen we het risico dat God ons verwerpt:
“Tot u, die mijn vrienden zijt, zeg Ik: Vreest niet hen die het lichaam doden, maar daarna niets ergers kunnen doen. Ik zal u zeggen wie gij moet vrezen: vreest Hem die, nadat Hij gedood heeft, macht bezit om in de hel te werpen. Ja, Ik zeg u, vreest Hem! Kan men niet vijf mussen kopen voor twee stuivers? Toch vergeet God niet een van hen. Ja, zelfs de haren op uw hoofd zijn alle geteld. Weest dus niet bevreesd: gij zult meer waard zijn dan een zwerm mussen. Ik zeg u: ieder die Mij bij de mensen belijdt, hem zal de Mensenzoon als de zijne erkennen bij Gods engelen” (Lucas 12, 4-8).
Jezus heeft begrip voor onze angst. Hij laats ons niet aan ons lot over. Hij begrijpt dat wij soms een bange mus (in het Grieks: στρουθιον, in het Hebreeuws: צפור) zijn. Hij stelt ons bange mussen gerust: “Weest dus niet bevreesd: gij zult meer waard zijn dan een zwerm mussen”:
“Vindt zelfs de mus niet een huis, heeft niet de zwaluw haar nest waar zij haar jongen mag bergen? … Gelukkig die wonen in uw huis, die immer u mogen loven; gelukkig de mensen die sterk zijn in U” (Psalm 84,4-8).
Soms is maar het net op het nippertje, maar God zal ons bevrijden, als een mus uit de vogelaarsstrik:
“Was het niet dat God ons bij had gestaan… toen mensenmacht ons vervolgde, vast hadden ze, als beesten, ons levend verscheurd: zo hoog laaide hun haat tegen ons… Gezegend de Heer: Hij gaf ons niet prijs, niet ten prooi aan hun tanden! Onze ziel, als een mus, kwam vrij uit de vogelaarsstrik: de strik brak – en wij, wij ontkwamen” (Psalm 124,2-7).
Het is natuurlijk niet zo dat Jezus en zijn dappere volgelingen het zwaard nemen om zich gewelddadig te bevrijden. Onze wapens zijn geweldloos en geestelijk:

“Legt de wapenrusting Gods aan om te kunnen standhouden tegen de listen van de duivel. Want onze strijd gaat niet tegen vlees en bloed maar tegen de heerschappijen, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van deze duisternis, tegen de boze geesten in de hemelen. Grijpt daarom naar de wapenrusting Gods; dan kunt ge weerstand bieden op de dag der verschrikking en staande blijven, strijdend tot het einde. Staat dan, uw lendenen omgord met de waarheid, bekleed met het harnas der gerechtigheid, de voeten geschoeid met ijver voor het evangelie van de vrede. Hanteert daarbij het grote schild van het geloof, waarmee gij alle brandende pijlen van de boze kunt doven. Neemt ook de helm van het heil en het zwaard van de Geest, dat is, het woord Gods” (Efeziërs 6,11-17).
God zal u graag deze geestelijke en geweldloze wapens geven, als u Hem die met een groot vertrouwen vraagt.
