Tijdens het bezoek van pater John Auping SJ uit Mexico – opgegroeid in Joppe – in september 2018 aan onze geloofsgemeenschap om met ons het 150-jarig jubileumfeest te vieren is het idee geboren contact met elkaar te houden. Het voornemen van pater Auping is om ons periodiek, zo eens in de drie weken, een overweging gewijd aan een tekst uit het Evangelie met ons te delen. Wij zijn pater Auping zeer erkentelijk voor dit initiatief en wensen u veel devotie bij het lezen.
Klik hier voor Een Gids voor het mediteren op het Evangelie door pater Auping

door Pompeo Vatoni (1708-1787)
Kunsthistorisch Museum Wenen,
Beeldenbank (bron Wikipedia publiek domein)
DE PARABEL VAN DE BARMHARTIGE VADER
Lucas 15,1-3,11-31
1 Telkens kwamen de tollenaars en zondaars van allerlei slag bij Hem om naar Hem te luisteren. 2 De farizeeën en de schriftgeleerden morden daarover en zeiden: ‘Die man ontvangt zondaars en eet met hen.’ 3 Hij hield hen deze gelijkenis voor:
11 Hij sprak: ‘Een man had twee zoons. 12 Nu zei de jongste van hen tot zijn vader: Vader, geef mij het deel van het bezit waarop ik recht heb. En hij verdeelde zijn vermogen onder hen. 13 Niet lang daarna pakte de jongste zoon alles bij elkaar en vertrok naar een ver land. Daar verkwistte hij zijn bezit in een losbandig leven. 14 Toen hij alles opgemaakt had, kwam er een verschrikkelijke hongersnood over dat land en hij begon gebrek te lijden. 15 Nu ging hij in dienst bij een der inwoners van dat land, die hem het veld in stuurde om varkens te hoeden. 16 En al had hij graag zijn buik willen vullen met de schillen die de varkens aten, niemand gaf ze hem. 17 Toen kwam hij tot zichzelf en zei: Hoeveel dagloners van mijn vader hebben eten in overvloed, en ik verga hier van de honger. 18 Ik ga weer naar mijn vader en ik zal hem zeggen: Vader, ik heb misdaan tegen de hemel en tegen u; 19 ik ben niet meer waard uw zoon te heten, maar neem mij aan als een van uw dagloners. 20 Hij ging dus op weg naar zijn vader. Zijn vader zag hem al in de verte aankomen, en hij werd door medelijden bewogen; hij snelde op hem toe, viel hem om de hals en kuste hem hartelijk. 21 Maar de zoon zei tot hem: Vader, ik heb misdaan tegen de hemel en tegen u; ik ben niet meer waard uw zoon te heten. 22 Doch de vader gelastte zijn knechts: Haalt vlug het mooiste kleed en trekt het hem aan, steekt hem een ring aan zijn vinger en trekt hem sandalen aan. 23 Haalt het gemeste kalf en slacht het; laten we eten en feestvieren, 24 want deze zoon van mij was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en is teruggevonden. Ze begonnen dus feest te vieren. 25 Intussen was zijn oudste zoon op het land. Toen hij echter terugkeerde en het huis naderde, hoorde hij muziek en dans. 26 Hij riep een van de knechts en vroeg wat dat te betekenen had. 27 Deze antwoordde: Uw broer is thuisgekomen en uw vader heeft het gemeste kalf laten slachten, omdat hij hem gezond en wel heeft teruggekregen. 28 Maar hij werd kwaad en wilde niet naar binnen. Toen zijn vader naar buiten kwam en bij hem aandrong, 29 gaf hij zijn vader ten antwoord: Al zoveel jaren dien ik u en nooit heb ik uw geboden overtreden, toch hebt gij mij nooit een bokje gegeven om eens met mijn vrienden feest te vieren. 30 En nu die zoon van u is gekomen die uw vermogen heeft verbrast met slechte vrouwen, hebt ge voor hem het gemeste kalf laten slachten. 31 Toen antwoordde de vader: Jongen, jij bent altijd bij me en alles wat van mij is, is ook van jou. 32 Maar er moet feest en blijdschap zijn, omdat die broer van je dood was en levend is geworden, verloren was en is teruggevonden.’
Twee zonen en drie soorten zonden
De context van de parabel van de barmhartige vader is het feit dat de tollenaars en zondaars naar Jezus luisteren, terwijl de farizeeën en schriftgeleerden Hem kritiseren:
“Telkens kwamen de tollenaars en zondaars van allerlei slag bij Hem om naar Hem te luisteren. De farizeeën en de schriftgeleerden morden daarover en zeiden: ‘Die man ontvangt zondaars en eet met hen.’ Hij hield hen deze gelijkenis voor: Hij sprak: ‘Een man had twee zonen” (vers 1-3).
In de parabel representeren de verwijten van de oudste zoon het gemor van de farizeeën en schriftgeleerden, en de losbandigheid en bekering van de jongste zoon vertegenwoordigen de weg van de tollenaars en zondaars, vóór en na hun contact met Jezus. Jezus zegt deze parabel voor de farizeeën en schriftgeleerden om ze te winnen voor Gods barmhartigheid.
Al is het waar dat objectief gezien de zonde van de jongste zoon erger was dan die van de oudste, het is een feit dat de jongste zich bekeert en terugkeert naar het huis van zijn Vader, en van de oudste zoon laat de parabel het einde open, juist zoals de zondares, die ‘vijfhonderd denariën’ schuldig was, zich bekeerde, en Simon de farizeeër, die ‘vijftig denariën’ schuldig was, zich niet bekeerde:
“Jezus gaf hem ten antwoord: ‘Simon, Ik heb u iets te zeggen,’ waarop deze zei: ‘Zeg het, Meester.’ ‘Een geldschieter had twee schuldenaars, de een was hem vijfhonderd, de ander vijftig denariën schuldig. Omdat zij die niet konden teruggeven, schold hij ze aan allebei kwijt. Wie van hen zal nu het meest van hem houden?’ ‘Ik veronderstel,’ antwoordde Simon, ‘diegene aan wie hij het meeste heeft kwijtgescholden.’ Jezus zei tot hem: ‘Uw oordeel is juist” (Lucas 7,40-43).
De zonde van de oudste zoon is meer verborgen, ook voor zijn eigen ogen, en de zonde van de jongste is voor iedereen zichtbaar, ook voor zijn eigen blik. In wat nu volgt zullen we eerst de zonden van de jongste overwegen, zijn zonden in het verre land, en zijn gebreken op de terugweg naar het huis van zijn Vader, en daarna die van de oudste zoon.
De zonden van de jongste zoon in het verre land
De zonden van de jongste zoon in het verre land zijn vaak, in woorden van onze tijd, zonden van verslaving: verslaving aan sex, alcohol, drugs, tabak en teveel eten. Ook kan het gaan om buitenechtelijke affaires, of sexuele relaties tussen priesters en zusters, of pedofiele misdaden. In uitzonderlijke gevallen kan het om diefstal of doodslag gaan, om geweld, in woord en daad, in huwelijksrelaties, of abortus. Het gaat om gebreken die we verbergen, we hebben liever niet dat anderen het te weten komen, maar we zijn heel bewust dat er iets mis is.
Als het geld op is en er een hongersnood uitbeekt, komt de jongste zoon tot inkeer: “Toen kwam hij tot zichzelf: Hoeveel dagloners van mijn vader hebben eten in overvloed, en ik verga hier van de honger” (vers 17). Het is een baatzuchtige inkeer, geen echt berouw over zijn onverantwoordelijk gedrag, maar genoeg om hem te motiveren terug te keren naar zijn Vader.
Ik verhaal u een voorbeeld uit mijn praktijk als psychotherapist, het geval van Ricardo, een man die verslaafd was aan sex. Van alle soorten van verslaafdheid, is de sex verslaafheid de moeilijkste van allemaal. Ricardo was 36 jaar, en woonde alleen. Enig kind van zijn moeder die prostituee was, zag hij als kind van nabij sexuele scenes, die hem vroeg sexueel stimuleerden. Al vanaf zijn 6e jaar masturbeerde hij zich. Als adolescent begon hij prostituees te frekwenteren. Hij had goed werk als lobbyist van grote bedrijven in de Mexicaanse Tweede Kamer, maar soms ging hij voor een paar dagen op een sex tour. Het begon altijd met pornografie in zijn komputer en masturbatie, en dan zocht hij aan hem bekende aan heroïne verslaafde prostituees op, die zich goedkoop prostitueerden, om snel aan geld te komen voor de aankoop van een nieuwe dosis heroïne, tot ze aan een overdosis zouden overlijden. Het gaat hier om de symbiose van twee verslaafden. Na een paar dagen, met meerdere bezoeken per dag aan verschillende prostituees, keerde hij terug naar zijn werk, om zijn inkomsten niet te riskeren. Hij had van alles geprobeerd om ervan af te komen, psychiaters, een maand durende internatie in Monte Phoenix (een inrichting voor verslaafden), priesters, psychotherapeuten, en heksen, alles tevergeefs. Hij had de gespleten persoonlijkheid die typies is voor verslaafden.[1] Deze mensen zijn in twee personen gespleten, die ik in mijn boeken de ‘dikke’ en de ‘magere’ noem. Het begint er mee, dat, soms op vroege leeftijd, het kind zijn eenzaamheid en depressie niet uithoudt, en dan een een mentale tumor produceert, waar hij zijn toevlucht kan nemen en zijn fantasieën uit kan leven zonder geremd te worden door schuldgevoelens. Het ‘ik’ van deze tumor is de ‘dikke’, die voelt dat hij intens en plezierig leeft, en zich ook heel machtig voelt. Maar de werkelijkheid (school, werk) legt zich dan op, en motiveert het ‘ik’ om terug te keren naar de ‘magere’, die zijn plichten vervult, maar met een groeiende tegenzin en depressie, een grijs en onbevredigend leven leidend. Zo iemand kan jaren en jaren heen en weer reizen, van de ‘dikke’ naar de ‘magere’, van de ‘magere’ naar de ‘dikke’, enz. Het gaat hier niet om schizofrenie, want in de schozfrenie kennen de verschillende persoonlijkheden elkaar niet, terwijl in de vertikale gespletenheid, de ‘dikke’ en de ‘magere’ elkaar heel goed kennen, en een soort samenwerkingsverband geschapen hebben.
In mijn praktijk als psychotherapeut heb ik geleerd dat in het geval van verslaafden, aan wat dan ook, een kombinatie van gedragstherapie, cognitieve terapie en gebed heel vruchtbaar is. Aan Ricardo hielp ik eerst het karakter van zijn vertikale gespletenheid te kennen, hoe in hem de ‘dikke’ en de ‘magere’ opereerden en samenwerkten, en wat de oorsprong van die gespletenheid was. Daarna hielp ik hem om de grens tussen de ‘dikke’ en de ‘magere’ te sluiten, op zodanige wijze dat hij die grens niet meer kon oversteken, al zou hij dat willen. Opdat hij geen pornografie zou zien in zijn komputer, kwamen we overeen dat, de komputer op zijn bureau zó gepositioneerd zou zijn, dat zijn sekretaresse voortdurend kon zien wat hij op de komputer zag. Uit schaamte hield hij er toen mee op pornografie op zijn komputer te zien. Omdat prostituees geld kosten, overtuigde ik hem ervan dat hij moest afzien van credit cards, geld in effektief, en cheques. Alle aankopen zouden door zijn huishoudelijke hulp gedaan worden, die zijn credit card beheerde. Om mij te betalen schreef zij de cheques uit die hij tekende. Hij leefde zonder een cent op zak te hebben. En tenslotte gaf ik hem teksten uit het evangelie om die te mediteren. Het werkte. Na een paar maanden, verschrompelde het tumor (de ‘dikke’), en begon de ‘magere’ zich beter te voelen, vooral dank zij de grote troost die het ‘ik’ van de magere vond in het gebed: het was de ervaring van de ontvangst van de jongste zoon door zijn Vader: “Zijn vader zag hem al in de verte aankomen, en hij werd door medelijden bewogen; hij snelde op hem toe, viel hem om de hals en kuste hem hartelijk” (vers 20).
Het geval van Ricardo is een voorbeeld van onze zonden in het verre land en onze terugkeer naar het huis van de Vader.
Hier is het moment aangebroken in deze overweging, waar ook u in zichzelf kunt keren. Wat zijn in uw leven die zonden in het verre land? Dingen waar u zich over schaamt. Bijna alle mensen hebben zo’n donker geheim, soms van jaren geleden, of heel actueel. Laat God het maar weten. In feite kunt u Hem toch niets verbergen, want Hij weet het al en Hij veroordeelt u niet. Herinner u hoe de Vader de jongste zoon ontving.
De gebreken van de jongste zoon op weg naar het huis van zijn vader
De gebreken van de jonste zoon, op de terugweg naar het huis van zijn vader, worden in het algemeen over het hoofd gezien, als men de parabel bekommentariëert of overweegt. Toch gaat het om gebreken en neurosen die veel mensen veel doet lijden.
Al staat God klaar, om u te vergeven en te bevrijden, u kunt misschien uzelf niet vergeven. Zoals de jongste zoon op weg naar zijn Vader, geplaagd door schuld en schaamte, met een levensgroot minderwaardigheids kompleks, op de terugweg niet vooruitkomt en blijft steken: “Vader, ik heb misdaan tegen de hemel en tegen u; ik ben niet meer waard uw zoon te heten … ’Vader, ik heb misdaan tegen de hemel en tegen u; ik ben niet meer waard uw zoon te heten” (vers 19-21). De jongste zoon herhaalt zichzelf. Hoeveel keer heeft hij dat onderweg in zichzelf herhaald? Het heeft iets obsessiefs, zoals met obsessieve schuldgevoelens.
In de parabel komt de jongste zoon uiteindelijk wel aan bij zijn Vader, maar sommige mensen worden zo geplaagd door schuld, en schaamte, depressie en minderwaardigheids gevoelens dat ze niet aankomen. Op hun levensweg blijven ze steken in hun depressie. Daar heeft Ignatius het over in de Geestelijke Oefeningen: “het is eigen aan de slechte geest om te knagen, bedroefd te maken, en hindernissen in de weg te leggen, waarbij hij met drogredenen onrust verwekt, met het doel dat men niet vooruit zou gaan”[2]. Het gaat hier de slechte geest er niet zozeer om de mens, die op de goede weg is, tot zonde te verleiden, maar om hem in het moeras van de stagnatie ongelukkig te maken: “met het doel dat men niet vooruit zou gaan”. Er zijn ook mensen die geplaagd worden door neurotiese schuld en depressie, al hebben ze niks gedaan. Ze voelen zich schuldig over bepaalde verlangens die ze verdrongen hebben, omdat anderen die verlangens veroordelen. Zoals die secretaresse die mij zocht voor psycho- therapie.
De sekretaresse was 23 jaar, de zesde in een gezin met acht kinderen, geplaagd door neurotiese schuld en depressie, met veel pijnlijke somatisaties van een onbewust, verdrongen verlangen naar vrijheid. De somatisaties van deze patient waren hoofdpijn, maagpijn, pijn in de rug, slapeloosheid, vermoeidheid. Zij was codependent met haar ouders: al wat ze als secetaresse verdiende gaf ze aan haar ouders, en weerhouden door de affektieve en morele chantage van haar ouders, waagde ze het niet om het weekend uit te gaan, maar bleef haar ouders gezelschap houden, hen helpend in huis en winkel.
Haar moeder had meer dan eens, gedurende het middagmaal, opgemerkt: “wat zou ik graag maar vijf kinderen gehad hebben”. Het zesde kind voelde zich schuldig dat ze bestond, een ‘last’ voor haar moeder, en die schuld motiveerde haar om codependent te zijn, en zo, onbewust, die schuld die zij had door te bestaan, af te betalen. Als ze bad, zonder zelfkennis, blind, vroeg ze God dat Hij haar toch mocht helpen om liefdadig en gehoorzaam te zijn aan haar ouders.
Dit soort neurose veroorzaakt veel lijden en stagnatie, maar in de therapie zijn een paar sessies genoeg om die arme mensen te bevrijden. In de tweede sessie werd het haar duidelijk dat Christus haar vroeg haar ouders te verlaten: “Ieder die zijn huis, broers of zusters, vader of moeder, vrouw, kinderen of akkers heeft achtergelaten om mijn Naam, zal het honderdvoudig terugkrijgen en eeuwig leven ontvangen” (Matteüs 19,29). “Onmiddellijk riep Hij hen. Zij lieten hun vader Zebedeüs met de dagloners in de boot achter en volgden Hem” (Marcus 1,20). Door deze overwegingen aangemoedigd, vroeg ze nu in haar gebed aan God de onthechting om haar ouders achter te laten, en vroeg aan haar ouders geen toestemming meer om op vrijdagavond of het weekend uit te gaan; ze spaarde nu het leeuwendeel van haar inkomen, en ging onderwijspsychologie studeren in de UNAM. De therapie duurde maar kort, maar jaren lang kwam ze af en toe voor een follow-up sessie. Zo wist ik dat ze afstudeerde, de titel van doctoranda ontving, dat ze een verloofde vond, met wie zij trouwde en kinderen kreeg.
Gebed en therapie hadden haar zo geholpen om in korte tijd van een codependente neurotica omgevormd te worden in een gezonde, sterke en onafhankelijke vrouw, helemaal vrij van somatisaties, die ‘nee’ kon zeggen aan haar ouders en ‘ja’ aan Christus en haar partner.
Ook Ricardo, die we hierboven leerden kennen, eenmaal bevrijd van zijn sex verslaafdheid, had moeite om helemaal, en niet ten dele, aan te komen in het huis van zijn Vader. Na zijn bevrijding, onmoette hij een jonge vrouw. Verliefd en verloofd, had hij niet de moed haar te konfronteren, wanneer zij als een verwend kind, door boos te worden, hem wilde dwingen om te doen wat zij wilde. Zij was in feite, als enig kind, verwend door haar ouders. Wanneer Ricardo bij zulke gelegenheden een impuls voelde om haar te konfonteren, kwam er in hem een andere impuls op, van schaamte, die hem zei “met welk recht kan ik, een sex verslaafde, met mijn verleden, een onschuldige jonge vrouw konfronteren”, en dat liet hij haar chantage toe. Ik legde hem uit dat zijn verleden geen reden was om haar niet te konfronteren, wanneer dat nodig was, en hij bracht de volgende keren mijn goede raad in praktijk. Zij heroverwoog en korrigeerde haar gedrag. Nu was Ricardo pas echt helemaal bij God thuis aangekomen. Ik heb ze toen in Queretaro getrouwd.
De verborgen zonden van de oudste zoon
De verborgen zonden van de oudste zoon worden soms niet bekommentariëerd, al zijn ze voor Jezus de reden waarom hij de parabel verkondigde, gezien het feit dat vele farizeeën en schriftgeleerden Hem verwierpen. Het is niet zo moeilijk er achter te komen wat nu die karakter gebreken van de oudste zoon zijn. Het is genoeg dat u dat deel van de parabel goed leest:
Irritatie en boos worden: “hij werd kwaad” (vers 28).
Wraak: “hij wilde niet naar binnen” (vers 28).
Wrok: “Al zoveel jaren dien ik u en nooit heb ik uw geboden overtreden, toch hebt gij mij nooit een bokje gegeven om eens met mijn vrienden feest te vieren” (vers 29).
Afgunst: “nu die zoon van u is gekomen die uw vermogen heeft verbrast met slechte vrouwen, hebt ge voor hem het gemeste kalf laten slachten” (vers 30).
Hoogmoedige koppigheid: “hij wilde niet naar binnen. Toen zijn vader naar buiten kwam en bij hem aandrong, gaf hij zijn vader ten antwoord: … nooit hebt gij mij een bokje gegeven” (vers 28-29).
Zo kunnen soms heel plichtgetrouwe mensen veel verborgen ondeugden in hun hart koesteren. Maar God wil ons hart, niet alleen uiterlijke plichtsvervulling: “Gaat heen en leert wat het zeggen wil: Ik wil liever barmhartigheid dan offers” (Matteüs 9,13). God wil ons hart gelijk aan het zijne: een hart vol medelijden, vergeving, zachtmoedigheid, nederigheid, en edelmoedigheid.
En goed voorbeeld van een ‘oudste zoon’ die innerlijk en niet alleen uiterlijk goed is, is de heilige Josef. Altijd werkzaam, zijn plicht als timmerman en stiefvader vervullend in het huis van de Vader, het huis van Maria, Josef en Jezus in Nazaret. Maar bovenal, innerlijk goed, barmhartig met Maria, van wie hij in stilte wil scheiden om haar niet in opspraak te brengen (Matteüs 1,19), en innerlijk verenigd met God de Vader, van Wie hij licht ontvangt om te weten wat hij moet doen in moeilijke momenten (Matteüs 1,20-24; 2,13-14; 2,19-21). Van wie beter dan van hem, kan God belijden: “jij bent altijd bij me en alles wat van mij is, is ook van jou”.
De nederigheid en goedheid van de Vader
Wat in de parabel het meest de aandacht trekt, is de goedheid en de nederigheid van de Vader. Hij is nederig ten opzicht van de jongste zoon, door hem tegemoet te snellen: “door medelijden bewogen, snelde hij op hem toe” (vers 20). Hij is ook nederig ten opzichte van de oudste zoon, door het feest en het huis te verlaten en bij hem aan te dringen: “hij wilde niet naar binnen, maar zijn vader kwam naar buiten en drong bij hem aan” (vers 28-29).
U moet hier bij stilstaan en het tot u door laten dringen: God vernedert zich om u voor Hem te winnen.
Dan is er zijn bodemloze goedheid: het feest voor de jongste zoon: “er moet feest en blijdschap zijn, omdat hij verloren was en is teruggevonden” (vers 32); en de beloften aan de oudste: “Jongen, jij bent altijd bij me en alles wat van mij is, is ook van jou” (vers 31). Altijd bij God zijn is iets wat u gebeurt in het gebed van rust en van eenheid[3]; en dat alles wat van God is (dat wil zeggen, alles: voedsel, kleding, geld, onderdak, transport, voorspraak, persoonlijke hulp, toestemming) ook van u is, kunt u ervaren als de goddelijke voorzienigheid u alles geeft wat u nodig hebt om vrucht te dragen voor zijn Rijk[4].
[1] Zie voor de verticaal gespleten persoonlijkheid de goede analyse van Arnold Goldberg, Being of Two Minds. The Vertical Split in Psychanalysis and Psychotherapy, The Analytc Press, Hillsdale, NJ, 1999.
[2] Ignatius van Loyola, Geestelijke Oefeningen, nr. 315, vertaling van P. Penning de Vries, Lannoo, Tielt, 1968-
[3] Zie in dit boek de meditatie over In hem blijven en vrucht dragen (Johannes 15,1-17).
[4] Zie in dit boek de meditatie over Weest niet bezorgd (Matteüs 6,24-34).
