Tijdens het bezoek van pater John Auping SJ uit Mexico – opgegroeid in Joppe – in september 2018 aan onze geloofsgemeenschap om met ons het 150-jarig jubileumfeest te vieren is het idee geboren contact met elkaar te houden. Het voornemen van pater Auping is om ons periodiek, zo eens in de drie weken, een overweging gewijd aan een tekst uit het Evangelie met ons te delen. Wij zijn pater Auping zeer erkentelijk voor dit initiatief en wensen u veel devotie bij het lezen.
Klik hier voor Een Gids voor het mediteren op het Evangelie door pater Auping
De bevrijding die Jezus proclameert
Lucas 4,14-30

14In de kracht van de Geest keerde Jezus terug naar Galilea en men sprak over Hem in heel de streek. 15Hij trad nu op als leraar in hun synagogen en werd algemeen geprezen. 16Zo kwam Hij ook in Nazaret, waar Hij was grootgebracht, ging volgens zijn gewoonte op de sabbatdag naar de synagoge en stond op om voor te lezen. 17Ze reikten Hem de boekrol van de profeet Jesaja aan. Hij opende de rol en vond de plaats waar geschreven stond: 18De geest des Heren is over mij gekomen, omdat Hij mij gezalfd heeft. Hij heeft mij gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen, aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken, en aan blinden, dat zij zullen zien; om verdrukten te laten gaan in vrijheid, 19om een genadejaar af te kondigen van de Heer.20Daarop rolde Hij het boek dicht, gaf het terug aan de dienaar en ging zitten. In de synagoge waren aller ogen gespannen op Hem gevestigd. 21Toen begon Hij hen toe te spreken: ‘Het Schriftwoord dat gij zojuist gehoord hebt, is heden in vervulling gegaan.’ 22Allen betuigden Hem hun instemming en verbaasden zich, dat woorden, zo vol genade uit zijn mond vloeiden. Ze zeiden: ‘Is dat dan niet de zoon van Jozef?’ 23Hij zei hun: ‘Natuurlijk zult ge Mij dit spreekwoord voorhouden: Geneesheer, genees uzelf. Doe al wat, naar wij hoorden, in Kafarnaüm gebeurd is, nu ook hier in uw vaderstad.’ 24Maar Hij gaf er dit antwoord op: ‘Voorwaar, Ik zeg u: geen profeet is heilzaam voor zijn eigen vaderstad. 25En het is waar wat Ik u zeg: in de tijd van Elia immers, toen de hemel drie jaar en zes maanden gesloten bleef en een grote hongersnood uitbrak over het hele land, waren er veel weduwen in Israël; 26toch werd Elia tot niemand van hen gezonden, behalve tot een weduwe in Sarepta in het gebied van Sidon. 27En in de tijd van de profeet Elisa waren er vele melaatsen in Israël; toch werd niemand van hen gereinigd, behalve de Syriër Naäman.’28Toen ze dit hoorden, werden allen die in de synagoge waren, woedend. 29Ze sprongen overeind, joegen Hem de stad uit en dreven Hem voort tot aan de steile rand van de berg waarop hun stad gebouwd was, om Hem daar in de afgrond te storten. 30Maar Hij ging midden tussen hen door en vertrok.
Jezus volgt de inspiraties van de Heilige Geest, en is trouw aan de religieuze normen
Het eerste wat opvalt, als Jezus zijn openbare leven begint, is dat Hij van de ene kant korrespondeert aan de inspiraties en de leiding van de Heilige Geest, en van de andere kant trouw is aan de tradities van de joodse religie. De Heilige Geest is zijn kompas en de kracht van de Heilige Geest doet Hem genezingen verrichten: “Vervuld van de heilige Geest ging Jezus weer weg van de Jordaan. Hij werd door de Geest naar de woestijn gevoerd, waar Hij veertig dagen verbleef” (Lucas 4,1). “In de kracht van de Geest keerde Jezus terug naar Galilea en men sprak over Hem in heel de streek” (Lucas 4,14). “En de kracht des Heren deed Hem genezingen verrichten” Lucas 5,17). “Heel die menigte deed pogingen Hem aan te raken, want er ging van Hem een kracht uit die allen genas” (Lucas 6,19).
We zien hoe Jezus beslissingen neemt met het licht van de Heilige Geest en handelt in de kracht van de Heilige Geest. Maar dit intieme kontakt met de Heilige Geest verhindert niet dat Hij tegelijk trouw is aan de gewoonten en normen van de joodse religie van zijn tijd. In zijn tijd was het de gewoonte op zaterdag naar de synagoge te gaan. De Sabbath liturgie van die tijd lijkt veel op onze liturgie van het Woord, het eerste gedeelte van de mis. Er waren lezingen uit de bijbel, er was een preek, en er waren liederen en gebeden. Jezus had de gewoonte op zaterdag naar de synagoge te gaan: “Hij trad nu op als leraar in hun synagogen” (Lucas 4,15). “Hij ging nu naar Kafarnaüm, een stad in Galilea, en trad daar op de sabbat voor de mensen als leraar op” (Lucas 4,31). “Het gebeurde op een andere sabbat, toen Hij de synagoge binnenging om daar te onderrichten, dat er een man aanwezig was met een verschrompelde rechterhand” (Lucas 6,6). “Eens onderrichtte Hij op sabbat in een van de synagogen” (Lucas 13,10).
Jezus is trouw aan de Geest en trouw aan zijn Joodse godsdienst. Waarom is deze dubbele trouw van Jezus belangrijk voor ons? Er zijn soms mensen die een geestelijk leven willen hebben, maar buiten de institutionele kerk. Het is duidelijk dat de institutionele kerk haar gebreken heeft, zoals ook de joodse godsdienst in de tijd van Jezus gebreken had. Maar juist zoals Jezus trouw was aan de Geest en aan de institutionele godsdienst van zijn tijd, zo kunnen ook wij trouw zijn aan de Geest en aan de institutionele kerk.
De institutionele kerk is als de rivierbedding, en de Heilige Geest is als het water van de rivier.
Zonder bedding kan het water niet stromen, en verzandt, zonder water is de bedding nutteloos.
Jezus neemt afstand van de wraak en het geweld van het Oude Testament
Uit de Evangelies is het duidelijk dat Jezus zijn bijbel kent en zijn leven en onderricht modelleert volgens wat er “geschreven staat” (Lucas 4,12; 4,17; 10,26; 19,46; 20,17; 20,37; 22,69; 23,46; 24,27). Ook op dit punt is Hij trouw aan zijn joodse godsdienst. Maar er is een heel duidelijke uitzondering. Het Oude Testament staat vol van wraak en geweld, en Jezus sluit alle vorm van wraak en geweld uit. In zijn preek in Nazareth citeert Hij de profeet Jesaja (61,1-2), maar laat één regel weg: “een dag van wraak van onze God” (Jesaja 61,2b). Dit is geen toeval. Hoe belangrijk dit is, ontdekt men als men ziet hoeveel wraak en moord er in het Oude Testament gepleegd worden. Jozua verovert 31 steden (kleine koninkrijken), en, te beginnen met Jericho (dat 20.000 inwoners had) vermoordt hij, na de verovering van die stad, alle inwoners: mannen, vrouwen, kinderen en dieren. Dat heette “anathema” (soms vertaald als “de ban”). We krijgen een goed idee wat dat anathema inhield als we de instructies zien die de profeet Samuel aan koning Saul geeft, met betrekking tot een strafexpeditie tegen de Amalekieten, in wraak voor het feit dat die driehonderd jaar geleden de Israëlieten hadden aangevallen toen ze uit Egypte naar het beloofde land optrokken: “Samuël sprak tot Saul: `Mij heeft Jahwe gezonden om u te zalven tot koning over zijn volk, over Israël; luister dus naar het woord van Jahwe. Dit zegt Jahwe van de machten: Ik ga de Amalekieten straffen, want zij hebben Israël de weg versperd, toen het optrok uit Egypte. Rukt dus uit en slaat de Amalekieten neer en voltrekt de ban (anathema) aan alles wat hun toebehoort; heb geen medelijden met hen, maar brengt allen ter dood, mannen en vrouwen, kinderen en zuigelingen, runderen en schapen, kamelen en ezels” (1 Samuel 15,1-3).
Dit is een gruwelijke instructie. Het is duidelijk voor iedereen die gezond verstand heeft, dat God, de Vader van Jezus, niet dit soort instructies geeft. In de tijd van Jozua en Samuel was dit anathema de gewoonte, wanneer een volk een ander volk overwon. We kunnen zeggen dat de openbaring van God, aan Jozua, aan Samuel en, in het algemeen, aan Israël, heel beperkt was, en tot op zekere hoogte verduisterd werd door de gewoontes van die tijd. De volle openbaring van God, zonder verwarring en verduistering, is de openbaring van God in Jezus. En in Hem openbaart zich een medelijdende en geweldloze God, een God die niet anderen vermoordt, maar zich laat doden, ter vergiffenis van onze zonden. In plaats van wraak komt het gebod te vergeven: “Toen kwam Petrus naar Hem toe en sprak: “Heer, als mijn broeder tegen mij misdoet, hoe dikwijls moet ik hem dan vergeven? Tot zevenmaal toe?” Jezus antwoordde hem: “Neen, zeg Ik u, niet tot zevenmaal toe, maar tot zeventigmaal zevenmaal” (Mattheüs 18,21-22).
Dit punt is belangrijk, want ook vandaag de dag zijn er mensen die in naam van hun godsdienst (het fundamentalisme in jodendom, islam, en christendom) of hun atheïsme (fascisme, communisme) bereid zijn anderen te vermoorden. En dat is niet alles. Sommige atheïsten van vandaag vallen de godsdienst aan, en citeren het Oude Testament en de Koran om te ‘bewijzen’ dat de godsdienst een gevaarlijke illusie is, die de mensen tot genocide inspireert. Zo bijvoorbeeld argumenteert Richard Dawkins, in The God Delusion, waar hij 1 Samuel 15,1-3 citeert als bewijs. Het christelijke tegenargument, zoals we dat bijvoorbeeld vinden in Alister McGrath’s The Dawkins Delusion: Atheist Fundamentalism and the Denial of the Divine, is wat ik zojuist gezegd heb over de gedeeltelijke en verduisterde openbaring van God in het Oude Testament, en de volledige openbaring van God, zonder vermenging met cultureel-histories gedetermineerde verwarring, in het Nieuwe Testament. Een volwassen geloof van onze kant houdt in dat we een aantal dingen rationeel kunnen argumenteren, bijvoorbeeld in de dialoog met het moderne atheïsme. Ook is het nodig, op school en thuis, onze kinderen dit alles uit te leggen, een soort preventieve inenting, want als volwassene zullen ze vroeger of later met deze atheïstische propaganda te maken krijgen.
De bevrijding die Jezus brengt: De sociale dimensie
Sint Lucas ontwikkelt in zijn evangelie een bevrijdingstheologie. Het woord ‘bevrijding’ (in het Grieks: afesis, αφεσις) komt in het evangelie van Lucas vijf keer voor, en het woord ‘bevrijden’ (in het Grieks: afiemi, αφιημι), dertig keer. In de vertaling merk je dat niet zo, want het wordt op zeven verschillende manieren vertaald. Maar in de grondtekst zie je dat ‘bevrijding’ en ‘bevrijden’ een rode draad zijn in het evangelie van Lucas, een centraal onderdeel van zijn blijde boodschap. Deze bevrijding heeft drie componenten: 1) sociale bevrijding; 2) vergeving en genezing; en 3) onthechting en innerlijk vrijheid.
In zijn evangelie is de sociale bevrijding heel belangrijk: “Hij heeft mij gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen, aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken, en aan blinden, dat zij zullen zien; om verdrukten te laten gaan in vrijheid” (Lucas 4, 18). Deze sociale bevrijding realiseert zich in de context van een ‘genadejaar’ of ‘jubeljaar’ (Lucas 4,19). Dit ‘genadejaar’ of ‘jubeljaar’ was een instelling van de Joodse godsdienst. Iedere zeven jaar was het een ‘Sabbat jaar’. In het Sabbat jaar schold een broer de schuld kwijt van zijn broer of van de naaste in het algemeen (Deut. 15,1-2) en werd de aarde niet gecultiveerd, zodat zij zich kon herstellen en de armen konden oogsten wat er, ook zonder dat er gezaaid was, toch ontlook en groeide. Elk zevende Sabbat jaar, dus elke vijftig jaar, waren de armen die hun werkkracht hadden verhuurd aan een werkgever, zonder van werkgever te kunnen veranderen (een soort halve slavernij), vrij om naar huis terug te keren, en kregen ze ook het land terug dat ze hadden moeten verkopen, gedwongen door nood en honger.
Het woord ‘bevrijding’ dat Jesaja gebruikt in de tekst die Jezus in de synagoge leest (Is. 61,1) is het woord dat het Oude Testament gebruikt voor deze sociale bevrijding (in het Hebreeuws: derûr = דרור): de armen krijgen hun vrijheid en hun land terug in het genadejaar. Dit woord komt maar zeven maal voor in het Oude Testament (in Deuteronomium, Leviticus, Jesaja en Jeremia) en heeft een heel precieze betekenis die in Leviticus goed uitgelegd wordt: “Dat vijftigste jaar moet een heilig jaar voor u zijn; dan moet ge in het land afkondigen dat alle bewoners hun slaven vrijlaten. Het moet een jubeljaar voor u zijn; iedereen wordt hersteld in zijn vroeger bezit en keert terug naar zijn familie. Het vijftigste jaar is een jubeljaar voor u; ge moogt dan niet zaaien, de na-groei niet oogsten en de druiven van uw on-gesnoeide wijngaard niet plukken, want het is het jubeljaar; dat moet heilig voor u zijn. Alleen wat het land uit zichzelf voortbrengt, moogt ge eten. In het jubeljaar zal iedereen in zijn vroeger bezit worden hersteld” (Leviticus 25,10-13).
Deze geïnstitutionaliseerde sociale bevrijding was voor de armen in Israël heel belangrijk. Al moesten zij soms uit nood hun werkkracht en hun land verkopen, ze konden altijd de hoop koesteren hun vrijheid en hun land terug te krijgen in het genadejaar.

Deze instelling van het genadejaar of jubeljaar is, mutatis mutandis, van de joodse godsdienst op het katholicisme overgedragen. Wij hebben ook elke vijftig jaar een jubileum. Eens bracht Bono, een Ierse pop zanger, een bezoek aan Paus Johannes Paulus II, en suggereerde aan de paus dat deze in het volgende jubileum de rijke landen zou uitnodigen de buitenlandse schuld van de armste landen kwijt te schelden. De paus deed dat, en inderdaad waren er rijke landen die deze goede raad in praktijk brachten. Bijvoorbeeld, president Clinton van de Verenigde Staten schold de schuld kwijt die de armste landen van de wereld de Verenigde Staten schuldig waren.
In het algemeen hebben in de katholieke kerk het idee en de praktijk van sociale bevrijding wortel geschoten en veel vrucht gedragen. Denken we slechts aan het sociale apostolaat van honderden religieuze ordes en congregaties, vooral zuster congregaties: ze hebben duizenden scholen, ziekenhuizen, parochie-apotheken, weeshuizen, en missies in de armste zones van de arme landen. We kunnen ook denken aan de collectes die gedaan worden in de parochies van de rijke landen om projecten te ondersteunen van de kerk in arme landen, en aan internationale hulp organisaties zoals Caritas.
De bevrijding die Jezus brengt: Vergeving en genezing
Een tweede, niet minder belangrijk onderdeel van de bevrijdingstheologie in het Lucas evangelie is de vergeving en de genezing van de wonden van de ziel. Wanneer Jezus de boetvaardige zondares vergeeft in het huis van de farizeeër, zegt Hij: “Daarom zeg Ik u: haar zonden zijn haar vergeven, al waren er vele, want zij heeft veel liefde betoond. Aan wie weinig wordt vergeven, hij betoont weinig liefde.’ Daarop sprak Hij tot haar: ‘Uw zonden zijn vergeven.’ De mede-aanliggenden vroegen zich af: ‘Wie is deze man, die zelfs zonden vergeeft?’ (Lucas 7,47-49). In de vertaling zegt Jezus: ‘haar zonden zijn haar vergeven’; ‘aan wie weinig wordt vergeven, hij betoont weinig liefde’; ‘wie is deze man die zelfs zonden vergeeft?’ Maar in het Grieks wordt het werkwoord ‘αφιημι’ gebruikt: zij is bevrijd van haar zonden’; ‘wie van weinig wordt bevrijd, hij betoont weinig liefde’; ‘wie is deze man die zelfs van zonden bevrijdt?’. Dit betekent dat het evangelie vergeving als bevrijding ziet. Vergeving is bevrijdend, zowel voor wie vergeeft ‒ want die bevrijdt zich van rancune en wraak ‒ als voor degene die vergeven wordt ‒ want die bevrijdt zich van de onderdrukkende schuld die hij had in relatie met degene die hem vergeeft ‒.
Een voorbeeld kan dit illustreren. Een jonge zuster, ongeveer 23 jaar oud, komt gedurende een achtdaagse retraite voor een interview met de pater die de retraite geeft. Ze vertelt me dat ze niet kan bidden, dat ze verteerd wordt van verontwaardiging op haar provinciale overste, in de stad van Monterrey, en dat ze zich niet van die obsessie kan bevrijden. De provinciale overste had een andere jonge zuster uit de congregatie ontslagen, en de zuster legt mij in het interview uit dat de provinciale overste volgens haar onrecht had gepleegd tegen die andere zuster. Ik vroeg haar toen “hoe was uw relatie met uw moeder, was zij soms onrechtvaardig met u omgegaan?”. De jonge zuster wordt nu heel boos op mij, en haar stem verheffend zegt ze “het is een schande dat u kwaad denkt van mijn moeder, mijn moeder en ik hebben altijd een heel liefdevolle relatie gehad, dat komt er nu van als een priester psychoanalyse gebruikt”. Ik zie dat ik te snel gegaan ben, en zeg onmiddellijk “neemt u mij niet kwalijk”, en verzoek haar mijn vraag te vergeten. Dan nodig ik haar uit mij te vertellen over de tijd dat ze een kind was, wat er gebeurde op school, bij haar thuis, met haar vriendinnen, dat ze me maar vertelt wat er in haar opkomt.
In een volgende interview vertelt ze mij iets wat er gebeurd was in het tweede jaar van de lagere school. De lerares had een andere leerling geslagen en toen de zuster (toen een kind) dat zag werd ze vervuld van blijdschap. De zuster wilde doorgaan met een ander verhaal, maar ik onderbrak haar, en vroeg haar “waar dacht u aan toen u die blijdschap voelde?”. Ze antwoordde mij “dus ik ben niet de enige die geslagen wordt”. Toen ik haar vroeg naar de details hiervan, vertelde ze mij dat haar moeder de gewoonte had haar slagen te geven, bijna iedere dag, soms met een bezem, soms met de kabel van het strijkijzer; en ze sloeg zo hard dat er rode merken in haar lichaam achter bleven. Toen ik haar vroeg of die straffen rechtvaardig waren, zei ze “integendeel”, en toen ik haar vroeg of ze ooit geprotesteerd had zei ze “nee, want dan verdubbelde ze de straf”. Toen ik haar vroeg hoe deze feiten te verzoenen waren met haar bevestiging, twee dagen terug, dat in haar relatie met haar moeder alles liefde en eenheid was, bleef ze mij het antwoord schuldig. Ze begreep nu, dat ze in haar geheugen een vals beeld van haar relatie met haar moeder gevormd had, een valse herinnering, als een psychologische verdediging tegen de al te pijnlijke herinnering van de harde feiten. Dit is wat Sigmund Freud “verdringing” noemt.
Een Schotse psychoanalyticus, Ronald Fairbairn, heeft uitgelegd hoe de kinderen van werkelijk wrede en slechte ouders, zoals de moeder van deze jonge zuster, er de voorkeur aan geven een valse herinnering in hun geest te scheppen, waarin het kind slecht is, en de moeder (of de vader) goed, want in deze vervalsing is er nog hoop op verlossing, namelijk dat het kind zich goed gaat gedragen en dan kan rekenen op de vergiffenis van een goede moeder of een goede vader. Maar als het kind de harde werkelijkheid zou aanvaarden, namelijk dat het een goed kind was met een slechte moeder, dan zou alle hoop op verlossing verloren zijn: want de moeder is de basis van het bestaan van het kind en als de basis slecht is, is er geen hoop meer op verlossing en bevrijding, gezien het feit dat de moeder (of de vader) almachtig is.
In mijn praktijk als psychotherapeut heb ik dit vele keren bevestigd. Een en ander maakt ook duidelijk hoe belangrijk vergeving en genezing zijn in de psychotherapie. Eerst moet de patiënt de harde werkelijkheid zien zoals die is en die aanvaarden. Dan moet ze haar gevoelens van boosheid en wanhoop bewust maken, en die opnieuw gaan voelen, hoe pijnlijk dat ook is. Dan leg ik de patient uit dat de basis van ons mensenbestaan niet moeder of vader zijn, maar God zelf. Dan kan de patient in haar gebed, in kontakt met God, de gruwelijke scenes uit haar jeugd herinneren, zonder ze te verdringen, en gaat ervaren hoe Gods barmhartigheid helend is. Er bestaan geen zielewonden die voor God te groot of te diep zijn: hoe diep de persoon ook gewond is, God is in haar altijd op nog dieper niveau aanwezig en daar begint dan het genezingsproces, vanuit de diepte van de eigen Godservaring van de patiënt. Hier worden gebed en psychotherapie geintegeerd, wat heel effektief is, zoals William Parker en Elaine St. Johns bewezen hebben in een wetenschappelijk onderzoek (Prayer can change your life).
De jonge zuster was nu in staat de werkelijkheid onder ogen te zien, haar gevoelens van boosheid en wanhoop niet meer te verdringen, maar in het gebed bewust te verwerken en te overkomen, en ten slotte haar wrede en slechte moeder te vergeven. Wat zou er met haar gebeurd zijn als ze niet die ervaring van vergeving en genezing had gehad? Ze zou een heel conflictief persoon gebleven zijn, die in sociale organisaties voortdurend in conflict geraakt zou zijn met gezagsfiguren, dan uitgestoten zou worden, en in die vicieuze cirkel van conflicten en rancune en boosheid en wanhoop, zou haar leven een mislukking geworden zijn.
God zij dank, hebben vergeving en genezing haar bevrijd.
De bevrijding die Jezus brengt: Wraak en vergeving in de geschiedenis
De geschiedenis van vergeving en genezing als een bevrijdingservaring in het geval van deze jonge zuster, maakt het ons ook mogelijk de rol van wraak en vergeving op collectief niveau te begrijpen. In de mensen geschiedenis is wraak ongelooflijk destructief, vergeving daarentegen heelt diepe sociale wonden in de samenleving.
Laten we eerst een voorbeeld analyseren van wraak geschiedenis. Op het einde van de Eerste Wereldoorlog waren Georges Eugène Benjamin Clemenceau van Frankrijk en David Lloyd George van Engeland er op uit wraak te nemen tegen Duitsland en uit wraak Duitsland als samenleving te verwoesten. Zij sleurden de goedwillende president van de Verenigde Staten, Woodrow Wilson, in hun wraaklust mee. De reparatie betalingen die ze Duitsland oplegden waren in totaal, in dollars van vandaag, $442 duizend miljoen dollars, onbetaalbaar John Maynard Keynes, die lid was van de Engelse delegatie, waarschuwde tegen deze wraakneming, en publiceerde daarna zijn ideeën in een boek van 1919, The Economic Consequences of the Peace. Het was tevergeefs: Duitsland moest betalen en ging failliet; de hyperinflatie van de Weimar Republiek verwoestte de waarde van het geld en de harmonische samenleving; en het hele volk werd in de armoede gestort. In deze situatie kwam Hitler aan de macht. Hij was verteerd van wraakzucht tegen het Verdrag van Versailles, en begon daarom de Tweede Wereldoorlog, en ging er mee door ook toen hij inzag dat hij die oorlog zou gaan verliezen. In de Tweede Wereldoorlog kwamen er 70 tot 85 miljoen mensen om. Hitler gaf de schuld aan de Joden, van wie hij en zijn medeplichtigen er zes miljoen vermoordde. Deze geschiedenis geeft ons een idee hoe verwoestend wraak is in de geschiedenis.

Nu een voorbeeld van hoe vergeving in de geschiedenis diepe sociaal wonden geneest. Nelson Mandela zat in de gevangenis van 1964 tot 1991, de eerste achttien jaren op Robben eiland. Maar in plaats van wraakgevoelens te koesteren, cultiveerde hij de onthechting en de vrijheid van zijn ziel. Gedurende zijn 27 jaar in de gevangenis, inspireerde hij zich in een gedicht van William Henley, Invictus, dat eindigt met de woorden:
“I am the master of my fate, I am the captain of my soul.”
“Ik ben meester over mijn lot, Ik ben de gezagvoerder van mijn ziel.”
Hij was in de gevangenis, maar hij was innerlijk vrij! In 1994 werd Nelson Mandela tot president van Zuid Afrika gekozen. In plaats van wraak te zoeken tegen de blanken die de Afrikanen jarenlang hadden onderdrukt in het Apartheid systeem, koos hij de weg van nationale verzoening, o.a. door blanken in zijn kabinet op te nemen en door middel van de Commissie van Waarheid en Verzoening. Zo was hij de initiatief nemer van de genezing van de diepe wonden die de Apartheid de bevolking hadden toegebracht, genezing door middel van vergeving.
Wij zijn soms een beetje nonchalant met betrekking tot het christendom, alsof alle godsdiensten hetzelfde zijn. Zonder uit het oog te verliezen dat er ook in andere godsdiensten diepe waarden te vinden zijn, zou het goed zijn als we zouden begrijpen en waarderen wat een schatten van wijsheid God ons geschonken heeft in de leer en het voorbeeld van Jezus, heel in het bijzonder, de wijsheid die bevat is in zijn leer over vergeving en genezing.
De bevrijding die Jezus brengt: Onthechting en innerlijke vrijheid
De derde betekenis van ‘bevrijden’ (in het Grieks: afiemi, αφιημι) in het Lukas evangelie is onthechting en innerlijke vrijheid. In de vertaling heet dat ‘in de steek laten’ of ‘achterlaten’: “Ze brachten de boten aan land en lieten alles achter om Hem te volgen” (Lukas 5,11). In het evangelie van Marcus wordt het duidelijk dat deze bevrijding door onthechting niet alleen betrekking heeft op de arbeidsverhoudingen, maar ook op de familie relaties:
“Toen Hij eens langs het meer van Galilea liep, zag Hij Simon en de broer van Simon, Andreas, terwijl zij bezig waren het net uit te werpen in het meer; zij waren namelijk vissers. Jezus sprak tot hen: ‘Komt, volgt Mij, Ik zal maken dat gij vissers van mensen wordt.’ Terstond lieten zij hun netten in de steek en volgden Hem. Iets verder gaande zag Hij Jacobus, de zoon van Zebedeus en diens broer Johannes; ook zij waren in de boot bezig met hun netten klaar te maken. Onmiddellijk riep Hij hen. Zij lieten hun vader Zebedeus met de dagloners in de boot achter en volgden Hem” (Markus 1,16-20).
Dat onthechting een werkelijke bevrijding is die ons innerlijk vrij maakt, was hierboven al duidelijk in het voorbeeld van Nelson Mandela. Deze onthechting is ook zichtbaar in het voorbeeld van Jezus in zijn bezoek aan Nazareth. Hij zou het zeker fijn gevonden hebben als ze Hem aanvaard hadden. Maar Hij was innerlijk vrij om aanvaard of verworpen te worden, wat ook de houding mocht zijn van de mensen. De loftuitingen maakten Hem niet ijdel, noch maakte de ervaring van verworpen te worden Hem depressief. Hij was vrij: “Hij ging midden tussen hen door en vertrok” (Lukas 4,30).
We zijn nu aangekomen aan het einde van deze overweging. Hier is het zaak in mezelf te keren en me af te vragen: zijn er in mijn hart resten van rancune en wraaklust? Of voel ik in mij dat mijn hart geheeld is, heel is, dank zij de helende hand van God, die mij genezen heeft door vergeving te schenken en te ontvangen? Voor echtparen die op pijnlijke wijze gescheiden zijn, is dit geen theoretisch punt. En ook kan ik mij afvragen of ik innerlijk vrij ben, zodat de herinnering aan het verlies van geliefde personen of dingen die voor mij veel waarde hadden, mij geen depressie veroorzaken, maar dat ik dat verlies in vrede kan herinneren.
En tenslotte mijn geweten onderzoeken om te zien op welke wijze ik deelneem aan de sociale bevrijding van Jezus’ missie. We moeten werken en geld verdienen om onze familie te ondersteunen, maar in de marge van deze activiteiten hebben we wellicht tijd en middelen om de armen te helpen en de kerk van dienst te zijn.
