Tijdens het bezoek van pater John Auping SJ uit Mexico – opgegroeid in Joppe – in september 2018 aan onze geloofsgemeenschap om met ons het 150-jarig jubileumfeest te vieren is het idee geboren contact met elkaar te houden. We mochten 36 prachtige uitgebreide overwegingen ontvangen van pater Auping maar we gaan verder in een nieuwe vorm. Bij gelegenheid van een presentiële Mis zal pater Auping zijn commentaar gewijd aan de lezingen van de betreffende zondag met ons delen. Wij zijn pater Auping zeer erkentelijk voor zijn inspirerende woorden en wensen u veel devotie bij het lezen.
Klik hier voor Een Gids voor het mediteren op het Evangelie door pater Auping

Eerste lezing: Jer. 1, 4-5. 17-19
In die dagen kwam het woord van de Heer tot mij:
“Voordat Ik u in de moederschoot vormde, kende Ik u;
voordat ge geboren werd, heb Ik u mij voorbehouden,
tot profeet voor de volken heb Ik u bestemd.
Omgord dan uw lenden;
sta op en zeg tot het volk
alles wat Ik u opdraag.
Laat u door hen niet afschrikken;
anders jaag Ik u voor hun ogen de schrik op het lijf.
Ikzelf maak u heden
tot een versterkte stad,
een ijzeren zuil,
een koperen muur
tegenover het hele land,
voor de koningen en edelen van Juda,
de priesters en de burgers van het land.
Zij zullen u bestrijden, maar niets tegen u vermogen.
Want Ik ben bij u om u te redden.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.
Tussenzang: Psalm 71 (70), 1-6, 15, 17
Refrein:
Mijn tong zal uw rechtvaardigheid prijzen.
Tot U, Heer, neem ik mijn toevlucht,
stel mij toch nimmer teleur.
Gij zijt rechtvaardig, red en bevrijd mij,
luister en kom mij te hulp.
Wees mij een vluchtoord, een veilige plaats;
mijn rots en mijn burcht zijt Gij altijd geweest.
Bevrijd mij, mijn God, uit de handen der zondaars,
de vuist die mij wreed omklemt.
Want Gij, mijn God, Gij zijt mijn verwachting,
mijn hoop zijt Gij, Heer, sinds mijn vroegste jeugd.
Vanaf de moederschoot steun ik op U,
Gij waart mijn beschermer sinds mijn geboorte.
Ik zal uw rechtvaardigheid prijzen,
uw bijstand de hele dag.
Van jongsaf heb ik het ondervonden,
en nu nog prijs ik uw daden.
Tweede lezing: 1 Kor. 13, 1-13
1 Al spreek ik met de tongen van engelen en mensen: als ik de liefde niet heb, ben ik een galmend bekken of een schelle cimbaal. 2 Al heb ik de gave der profetie, al ken ik alle geheimen en alle wetenschap, al heb ik het volmaakte geloof dat bergen verzet: als ik de liefde niet heb, ben ik niets. 3 Al deel ik heel mijn bezit uit, al geef ik mijn lichaam prijs aan de vuurdood: als ik de liefde niet heb, baat het mij niets.
4 De liefde is lankmoedig en goedertieren; de liefde is niet afgunstig, zij praalt niet, zij beeldt zich niets in. 5 Zij geeft niet om de schone schijn, zij zoekt zichzelf niet, zij laat zich niet kwaad maken en rekent het kwade niet aan. 6 Zij verheugt zich niet over onrecht, maar vindt haar vreugde in de waarheid. 7 Alles verdraagt zij, alles gelooft zij, alles hoopt zij, alles duldt zij. 8 De liefde vergaat nimmer. De gave der profetie zal verdwijnen, tongen zullen verstommen, de kennis zal een einde nemen. 9 Want ons kennen is stukwerk en stukwerk ons profeteren. 10 Maar wanneer het volmaakte komt, heeft het onvolmaakte afgedaan. 11 Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, voelde ik als een kind, dacht ik als een kind; nu ik man geworden ben, heb ik het kinderlijke afgelegd. 12 Thans zien wij in een spiegel, onduidelijk, maar dan van aangezicht tot aangezicht. Thans ken ik slechts ten dele, maar dan zal ik ten volle kennen zoals ik zelf gekend ben. 13 Nu echter blijven geloof, hoop en liefde, de grote drie; maar de liefde is de grootste.
Vers voor het evangelie: Joh. 1,14.12b
Alleluia.
Het woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond. Aan allen die Hem aanvaardden gaf Hij het vermogen om kinderen van God te worden.
Alleluia.
Evangelie: Lc. 4, 16-30
16 Zo kwam Hij ook in Nazaret, waar Hij was grootgebracht, ging volgens zijn gewoonte op de sabbatdag naar de synagoge en stond op om voor te lezen. 17 Ze reikten Hem de boekrol van de profeet Jesaja aan. Hij opende de rol en vond de plaats waar geschreven stond: 18 De geest des Heren is over mij gekomen, omdat Hij mij gezalfd heeft. Hij heeft mij gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen, aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken, en aan blinden, dat zij zullen zien; om verdrukten te laten gaan in vrijheid, 19 om een genadejaar af te kondigen van de Heer. 20 Daarop rolde Hij het boek dicht, gaf het terug aan de dienaar en ging zitten. In de synagoge waren aller ogen gespannen op Hem gevestigd. 21 Toen begon Hij hen toe te spreken: ‘Het Schriftwoord dat gij zojuist gehoord hebt, is thans in vervulling gegaan.’ 22 Allen betuigden Hem hun instemming en verbaasden zich, dat woorden, zo vol genade uit zijn mond vloeiden. Ze zeiden: ‘Is dat dan niet de zoon van Jozef?’ 23 Hij zei hun: ‘Natuurlijk zult ge Mij dit spreekwoord voorhouden: Geneesheer, genees uzelf. Doe al wat, naar wij hoorden, in Kafarnaüm gebeurd is, nu ook hier in uw vaderstad.’ 24 Maar Hij gaf er dit antwoord op: ‘Voorwaar, Ik zeg u: geen profeet is heilzaam voor zijn eigen vaderstad. 25 En het is waar wat Ik u zeg: in de tijd van Elia immers, toen de hemel drie jaar en zes maanden gesloten bleef en een grote hongersnood uitbrak over het hele land, waren er veel weduwen in Israël; 26 toch werd Elia tot niemand van hen gezonden, behalve tot een weduwe in Sarepta in het gebied van Sidon. 27 En in de tijd van de profeet Elisa waren er vele melaatsen in Israël; toch werd niemand van hen gereinigd, behalve de Syriër Naäman.’ 28 Toen ze dit hoorden, werden allen die in de synagoge waren, woedend. 29 Ze sprongen overeind, joegen Hem de stad uit en dreven Hem voort tot aan de steile rand van de berg waarop hun stad gebouwd was, om Hem daar in de afgrond te storten. 30 Maar Hij ging midden tussen hen door en vertrok.
Kort commentaar van Pater John Auping
De evangelietekst van vandaag (de vierde zondag van het jaar) is het twee deel van het bezoek van Jezus aan Nazaret, waarvan het eerste deel werd gelezen als het evangelie van de derde zondag van het jaar (vorige week). Omdat de beide delen in feite een eenheid vormen en er vorige zondag geen eucharistieviering was in de kerk van Joppe, geef ik een commentaar op beide delen samen, en suggereer ik dat beide delen samen als evangelie gelezen worden in de zondagsmis.
De bevrijding die Jezus brengt: de sociale dimensie
De evangelist Lucas ontwikkelt in zijn evangelie een bevrijdingstheologie. Het woord ‘bevrijding’ (in het Grieks: afesis, αφεσις) komt in het evangelie van Lucas vijf keer voor, en het werkwoord ‘bevrijden’ (in het Grieks: afiemi, αφιημι), dertig keer. In de vertaling merk je dat niet zo, want het wordt op zeven verschillende manieren vertaald. Maar in de grondtekst zie je dat ‘bevrijding’ en ‘bevrijden’ een rode draad zijn in het evangelie van Lucas, een centraal onderdeel van zijn blijde boodschap. Deze bevrijding heeft drie componenten: 1) sociaaleconomische bevrijding; 2) vergeving en genezing; en 3) onthechting en innerlijk vrijheid. We zullen nu alle drie aspecten overwegen.
In zijn evangelie is de sociale bevrijding heel belangrijk: “Hij heeft mij gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen, aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken, en aan blinden, dat zij zullen zien; om verdrukten te laten gaan in vrijheid” (Lucas 4,18). Deze sociale bevrijding realiseert zich in de context van een ‘genadejaar’ of ‘jubeljaar’ (Lucas 4,19). Dit ‘genadejaar’ of ‘jubeljaar’ was een instelling van de Joodse godsdienst. Iedere zeven jaar was er een ‘sabbat jaar’. In het sabbat jaar schold een broer de schuld kwijt van zijn broer of van zijn naaste in het algemeen (Deuteronomium 15,1-2) en werd de aarde niet gecultiveerd, zodat zij zich kon herstellen en de armen konden oogsten wat er, ook zonder dat er gezaaid was, toch ontlook en groeide. Elk zevende sabbat jaar, dus elke vijftig jaar, waren de armen die hun werkkracht hadden verhuurd aan een werkgever, zonder van werkgever te kunnen veranderen (een soort halve slavernij), vrij om naar huis terug te keren, en kregen ze ook het land terug dat ze hadden moeten verkopen, gedwongen door nood en honger.
Het woord ‘bevrijding’ dat Jesaja gebruikt in de tekst die Jezus in de synagoge leest (Jesaja 61,1) is het woord dat het Oude Testament gebruikt voor deze sociaaleconomische bevrijding (in het Hebreeuws: derûr = דרור): de armen krijgen hun vrijheid en hun land terug en in het genadejaar. Dit woord komt maar zevenmaal voor in het Oude Testament (in Deuteronomium, Levíticus, Jesaja en Jeremia) en heeft een heel precieze betekenis die in Leviticus goed uitgelegd wordt (Levíticus 25,10-13).
Deze geïnstitutionaliseerde sociale bevrijding was voor de armen in Israël heel belangrijk. Al moesten zij soms uit nood hun werkkracht en hun land verkopen, ze koesterden altijd de hoop hun vrijheid en hun land terug te krijgen in het genadejaar.
Deze instelling van het genadejaar of jubeljaar is, mutatis mutandis, van de joodse godsdienst op het katholicisme overgedragen. Wij hebben ook elke vijftig jaar een jubileum. Eens bracht Bono, een Ierse popzanger, een bezoek aan Paus Johannes Paulus II, en suggereerde aan de paus dat deze in het volgende jubileum de rijke landen zou uitnodigen de buitenlandse schuld van de armste landen kwijt te schelden. De paus deed dat, en inderdaad waren er rijke landen die deze goede raad in praktijk brachten. Bijvoorbeeld, president Clinton van de Verenigde Staten schold de schuld kwijt die de armste landen van de wereld de Verenigde Staten schuldig waren.
In het algemeen hebben in de katholieke kerk het idee en de praktijk van sociale bevrijding wortel geschoten en veel vrucht gedragen. Denken we slechts aan het sociale apostolaat van honderden religieuze ordes en congregaties, vooral zustercongregaties: ze hebben duizenden scholen, ziekenhuizen, parochie-apotheken, weeshuizen, en missies in de armste zones van de arme landen.
De bevrijding die Jezus brengt: vergeving en genezing
Een tweede, niet minder belangrijk onderdeel van de bevrijdingstheologie in het Lucas evangelie is de zondevergeving en de genezing van de zielewonden. Wanneer Jezus de boetvaardige zondares vergeeft in het huis van de farizeeër (Lucas 7,47-49), leest u in de vertaling: ‘haar zonden zijn haar vergeven’, maar in het Grieks wordt het werkwoord ‘αφιημι’ gebruikt: zij is bevrijd van haar zonden’; ‘wie van weinig wordt bevrijd, hij betoont weinig liefde’; ‘wie is deze man die zelfs van zonden bevrijdt?’. Dit betekent dat het evangelie vergeving als bevrijding ziet. Vergeving is bevrijdend, zowel voor wie vergeeft ‒ want hij bevrijdt zich van rancune en wraak ‒ als voor degene die vergeven wordt ‒ want die wordt bevrijd van de onderdrukkende schuld die hij had in relatie met degene die hem vergeeft ‒.
In mijn praktijk als psychotherapeut heb ik dit vele keren bevestigd. Een en ander maakt ook duidelijk hoe belangrijk vergeving en genezing zijn in de psychotherapie. Eerst moet de patiënt de harde werkelijkheid zien zoals die toen was en die aanvaarden en verwerken. Ze moet haar gevoelens van boosheid, onmacht en wanhoop bewust maken, en die opnieuw gaan voelen, hoe pijnlijk dat ook is. Dan leg ik de patiënt uit dat de basis van ons mensenbestaan niet moeder of vader zijn, maar God zelf. Dan kan de patiënt in haar gebed, in contact met God, de gruwelijke scenes uit haar jeugd herinneren, zonder ze te verdringen, en gaat ervaren hoe Gods barmhartigheid helend is. Er bestaan geen zielewonden die voor God te groot of te diep zijn: hoe diep de persoon ook gewond is, God is in haar altijd op nog dieper niveau aanwezig en daar begint dan het genezingsproces, vanuit de diepte van de eigen Godservaring van de patiënt. Hier worden gebed en psychotherapie geïntegreerd, wat heel effectief is, zoals Parker en St. Johns bewezen hebben in een wetenschappelijk onderzoek[1].
Wij zijn soms een beetje nonchalant met betrekking to het christendom, alsof alle godsdiensten hetzelfde zijn. Zonder uit het oog te verliezen dat er ook in andere godsdiensten diepe waarden te vinden zijn, en wegen om met God in contact te treden, zou het goed zijn als we zouden begrijpen en waarderen wat een schatten van wijsheid God ons geschonken heeft in de leer en het voorbeeld van Jezus, heel in het bijzonder, de wijsheid die bevat is in zijn leer over vergeving en genezing.
De bevrijding die Jezus brengt: Onthechting en innerlijke vrijheid
De derde betekenis van ‘bevrijden’ (in het Grieks: afiemi, αφιημι) in het Lucas evangelie is onthechting en innerlijke vrijheid. In de vertaling heet dat ‘alles achterlaten’: “Ze brachten de boten aan land en lieten alles achter om Hem te volgen” (Lucas 5,11). Dat onthechting een werkelijke bevrijding is die ons innerlijk vrijmaakt, is zichtbaar in het voorbeeld van Jezus in zijn bezoek aan Nazaret. Hij zou het zeker fijn gevonden hebben als ze Hem aanvaard hadden. Maar Hij was innerlijk vrij om aanvaard of verworpen te worden, wat ook de houding mocht zijn van de mensen. De loftuitingen maakten Hem niet ijdel, noch maakte de ervaring van verworpen worden Hem depressief. Hij was vrij: “Hij ging midden tussen hen door en vertrok” (Lucas 4,30). Jezus is vrij.
Deze vergevingsgezindheid en innerlijke vrijheid maken het ons mogelijk vrij van rancune en wraaklust onze echtgenoot te vergeven en te beminnen:
“De liefde is lankmoedig en goedertieren;
de liefde is niet afgunstig,
zij praalt niet,
zij beeldt zich niets in.
Zij geeft niet om de schone schijn,
zij zoekt zichzelf niet,
zij laat zich niet kwaad maken en rekent het kwade niet aan.
Zij verheugt zich niet over onrecht, maar vindt haar vreugde in de waarheid.
Alles verdraagt zij,
alles gelooft zij,
alles hoopt zij,
alles duldt zij.”
(1 Korintiërs 13, 4-7)

[1] William Parker en Elaine St. Johns, Prayer can change your life, Simon & Schuster, 1991.