Tijdens het bezoek van pater John Auping SJ uit Mexico – opgegroeid in Joppe – in september 2018 aan onze geloofsgemeenschap om met ons het 150-jarig jubileumfeest te vieren is het idee geboren contact met elkaar te houden. Het voornemen van pater Auping is om ons periodiek, zo eens in de drie weken, een overweging gewijd aan een tekst uit het Evangelie met ons te delen. Wij zijn pater Auping zeer erkentelijk voor dit initiatief en wensen u veel devotie bij het lezen.

Klik hier voor Een Gids voor het mediteren op het Evangelie door pater Auping.
De incarnatie (Lucas 1,26-38)
“26 In de zesde maand werd de engel Gabriël van Godswege gezonden naar een stad in Galilea, Nazaret,
27 tot een maagd die verloofd was met een man die Jozef heette, uit het huis van David; de naam van de maagd was Maria.
28 Hij trad bij haar binnen en sprak: ‘Verheug u, Begenadigde, de Heer is met u!’
29 Zij schrok van dat woord en vroeg zich af, wat die groet toch wel kon betekenen.
30 Maar de engel zei tot haar: ‘Vrees niet Maria, want gij hebt genade gevonden bij God.
31 Zie, gij zult zwanger worden en een zoon ter wereld brengen, die gij de naam Jezus moet geven.
32 Hij zal groot zijn en Zoon van de Allerhoogste genoemd worden. God de Heer zal Hem de troon van zijn vader David schenken
33 en Hij zal in eeuwigheid koning zijn over het huis van Jakob en aan zijn koningschap zal nooit een einde komen.’
34 Maria echter sprak tot de engel: ‘Hoe zal dit geschieden, daar ik geen gemeenschap heb met een man?’
35 Hierop gaf de engel haar ten antwoord: ‘De heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen; daarom ook zal wat ter wereld wordt gebracht heilig genoemd worden, Zoon van God.
36 Weet, dat zelfs Elisabet, uw bloedverwante, in haar ouderdom een zoon heeft ontvangen en, ofschoon zij onvruchtbaar heette, is zij nu in haar zesde maand;
37 want voor God is niets onmogelijk.’
38 Nu zei Maria: ‘Zie de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw woord.’ En de engel ging van haar heen.”
María verwachtte het niet
De engel verkondigt aan María de blijde boodschap dat ze de moeder van de Messias zal zijn. Maria verwachtte deze blijde boodschap niet. In Israël, koesterde iedere vrouw de hoop dat zij door God zou worden uitgekozen als moeder van de Messias. Niet trouwen en geen kinderen hebben was daarom erger dan de dood. Zo zien we dat Jefta aan God de (onvoorzichtige en niet verplichtende) belofte deed, dat hij, als God hem de overwinning op de Ammonieten zou geven, de eerste die hem bij terugkeer naar zijn huis in Mispa tegemoet zou komen, als brandoffer aan God zou opdragen. Hij behaalde de overwinning en de eerste die hem tegemoet kwam was zijn enig kind, zijn dochter. Omdat in die tijd in Israël mensenoffers gewoon waren, voelde hij zich verplicht die belofte na te komen. Zij vroeg toen aan haar vader toestemming om twee maanden met haar vriendinnen in de bergen te rouwen, niet over het feit dat ze zou sterven, maar over het feit dat ze maagd was (Rechters 11,37)! In haar nederigheid had María, uitgenodigd door de Heilige Geest, de belofte gedaan maagd te blijven. Daarmee had zij, zoals zij dat zag, de deur gesloten voor de mogelijkheid dat zij de moeder van de Messias zou worden. En juist die jonge vrouw die daar in haar nederighed van had afgezien, werd door God uitgekozen de moeder van de Messias te zijn.
Als wij gaan bidden, moeten ook wij dus niet zo gauw denken dat we al weten wat God ons gaat vragen. Misschien heeft Hij voor u een genade en een zending klaar die nooit bij u zijn opgekomen. We moeten het gebed ingaan met de instelling en de beschikbaarheid dat God ons mag verrassen, zoals María.
Het mysterie van de incarnatie
Vanaf dit moment van de incarnatie, zijn de geschiedenis van God en de geschiedenis van de mens één geschiedenis geworden. Wat in de mensengeschiedenis gebeurt, gebeurt aan God. Als alles zou mislukken, zou ook God mislukken. Dat kan niet. Dus de incarnatie of menswording van het Woord van God is een garantie dat de mensengeschiedenis goed zal aflopen, ook al heeft het soms de schijn van het tegendeel.
De incarnatie is iets van alle tijden, en gebeurt tegen de achtergond van de slechte dingen die gebeuren in de geschiedenis, wat ook van alle tijden is. De heilige Ignatius zegt het op de volgende wijze:
“Kijken wat de personen op het aardoppervlak doen. Zij verwonden, doden, gaan naar de hel, enz. Kijken ook wat de goddelijke personen doen. Zij bewerken de heilige menswording, enz. Kijken ook wat de engel en Onze-Lieve-Vrouw doen. De engel oefent zijn taak uit als gezant en Onze-Lieve-Vrouw, deemoedig, dankt de goddelijke Majesteit. Daarna tot mezelf inkeren om enig voordeel te trekken uit elk van deze dingen.”
Ignatius van Loyola, Geestelijke Oefeningen, no. 108.
De mystieke incarnatie van Gods woord is dus van alle tijden. Daarover meer wat verder op in deze meditatie.
De openbaring van het werk van de Vader
De engel zegt drie zinnen (Lc. 1,28; Lc. 1,31-33; Lc. 1,35). De eerste zin openbaart het aandeel van God de Vader in de incarnatie. De tweede zin openbaart het aandeel van God de Zoon, en de derde zin, dat van God de Heilige Geest. We gaan nu elk van die drie delen specifiek mediteren, te beginnen met God de Vader.
De engel zegt tot María: “Verheug u, Begenadigde, de Heer is met u! ” Deze uitdrukking is een echo van de oudtestamentische groet “de Heer zal met u zijn” of “Ik zal met u zijn”. God zegt dat tot de mens die schrikt als God hem een menselijk onmogelijke missie toeverrouwt. Bijvoorbeeld, in het geval van Mozes. God ‘daalt neer’, dat wil zeggen, Hij incarneert in Mozes:
“‘Ik ben de God van uw vader, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob.’ Toen bedekte Mozes zijn gezicht want hij durfde niet naar God op te zien. Jahwe sprak: `Ik heb de ellende van mijn volk in Egypte gezien, de jammerklachten om zijn onderdrukkers gehoord; ja, Ik ken zijn lijden. Ik daal af om mijn volk te bevrijden uit de macht van Egypte, om het weg te leiden uit dit land naar een land dat goed en ruim is, een land van melk en honing”
Exodus 3,6-8
God draagt nu aan Mozes een menselijkerwijze onmogelijke zending op:
“Het geweeklaag van de Israëlieten is nu tot Mij doorgedrongen en Ik heb ook gezien hoezeer de Egyptenaren hen onderdrukken. Ga er dus heen, Ik zend u naar Farao. Gij moet mijn volk, de Israëlieten, uit Egypte leiden’”
Exodus 3,9-10
Mozes voelt zich onmachtig, niet in staat deze opdracht uit te voeren. Hij is maar een zwakke mens, en wie is hij tegenover faraon en al zijn macht. In zijn antwoord, zegt God hem dat hij niet zozeer moet letten op wat hij niet kan, maar op wat God wél kan, en dat die almachtige God met hem zal zijn:
“Maar Mozes sprak tot God: `Wie ben ik dat ik naar Farao zou gaan en dat ik de Israëlieten uit Egypte zou leiden?’ God antwoordde hem: `Ik zal met u zijn’”
Exodus 3,11-12
Wat menselijkerwijze onmogelijk is, wordt mogelijk want `Ik zal met u zijn’. Hetzelfde zien we, bijvoorbeeld, in de roeping van Gideon (Rechters 6). Elk jaar, gedurende de zomer, kwamen de Midjanieten op hun kamelen uit de woestijn, en roofden in Israël vee, graan en vrouwen om dan weer terug te keren naar de woestijn. God geeft Gideon de opdracht een leger bijeen te brengen en tegen de Midjanieten op te trekken. Gideon protesteert, met hetzelfde argument als Mozes:
“`Als ik het zeggen mag, Heer: Hoe zou ik Israël kunnen bevrijden? Mijn geslacht is het armste van heel Manasse en ik ben de jongste van de familie’”
Rechters 6,15
En hij krijgt van God hetzelfde antwoord als Mozes:
“Maar Jahwe zei: `Ik zal met u zijn; gij zult de Midjanieten verslaan alsof het maar een enkele man was’”
Rechters 6,16
Hetzelfde zien we in andere roepingsverhalen, bijvoorbeeld dat van Jeremia. God stelt hem aan als zijn profeet: “Voordat Ik u in de moederschoot vormde, koos Ik u uit; voordat ge geboren werd, bestemde Ik u voor Mij; als profeet voor de volken heb Ik u aangewezen” (Jeremia 1,5). Jeremia protesteeert, net zoals Mozes en Gideon: “Ach, Jahwe, mijn Heer, ik kan niet spreken; ik ben veel te jong” (Jeremia 1,6). En hij krijgt hetzelfde antwoord:
“Zeg niet: `Ik ben veel te jong!’ Naar iedereen tot wie Ik u zend, moet gij gaan en alles wat Ik u opdraag, moet ge hun zeggen. Wees niet bang voor hen, want Ik ben bij u om u te redden – godsspraak van Jahwe. Jahwe stak toen zijn hand uit, raakte mijn mond aan en Jahwe sprak tot mij: Ik leg hiermee mijn woorden in uw mond. Ik stel u heden aan over volken en over koninkrijken, om ze uit te rukken en af te breken…om ze op te bouwen en te planten”
Jeremia 1,7-10
Zo kan ik doorgaan met voorbeelden uit het Oude Testament, maar u hebt niet nog meer voorbeelden nodig, u hebt het al begrepen. Als God u iets opdraagt wat u heel moeilijk lijkt, dan moet u zich niet fixeren op wat u niet kunt, maar uw aandacht wenden naar wat Hij wél kan, en dat Hij met u zal zijn.
Deze bekering, dat wil zeggen, zich afkeren van de fixatie op de eigen onmacht, en zich omkeren om te letten op Gods macht die ons bijstaat, produceert een ervaring van blijdschap (in het Hebreeuws: גיל o גול, in het Grieks: χαιρω) en vreugde (in het Hebreeuws: שמח), zoals de profeten dat aankondigen en de engel het zegt aan Maria:
“Vrees niet…, jubel en verblijd u, want Jahwe heeft een machtig werk verricht”
Joël 2,21
“Jubel, dochter Sion! Israël, juich! Verheug en verblijd u met heel uw hart, dochter Jeruzalem! Jahwe heeft uw vonnis teniet gedaan, Hij heeft uw vijanden weggejaagd. De koning van Israël, Jahwe, Hij is binnen uw muren: gij hebt geen kwaad meer te vrezen.
Sefanja 3,14-18a.
Op die dag zal men tot Jeruzalem zeggen: Vrees niet, Sion;laat uw handen niet verslappen.
Jahwe, uw God, is binnen uw muren, een reddende held.Hij zal opgetogen zijn van blijdschap om u en zijn liefde opnieuw laten blijken. Luidkeels roept Hij zijn vreugde om u uit.”
“Juich en verheug u, dochter Sion, want zie, Ik kom en Ik zal bij u wonen – zo luidt de godsspraak van Jahwe. Op die dag zullen vele volken zich bij Jahwe aansluiten; zij zullen mijn volk zijn en Ik zal bij u wonen. Dan zult gij weten, dat Jahwe van de machten mij tot u gezonden heeft”
Zacharias 2,14-15
“Jubel luid, gij dochter Sion, juich, gij dochter Jeruzalem! Zie, uw koning komt tot u, rechtvaardig en zegevierend; hij is deemoedig, hij rijdt op een ezel, op een veulen, het jong van een ezelin… Dan kondigt hij vrede af onder de volken, dan gaat zijn heerschappij van zee tot zee, van de Rivier tot de grenzen der aarde”
Zac. 9,9-10
“’Verheug u, Begenadigde, de Heer is met u!’ Zij schrok van dat woord en vroeg zich af, wat die groet toch wel kon betekenen. Maar de engel zei tot haar: ‘Vrees niet Maria, want gij hebt genade gevonden bij God’. ”
Lucas 1,28.30
Dit is dezelfde blijdschap en vreugde die de herders ervaren bij de aankondiging van de engel over de geboorte van Jezus, de Redder:
“Ik verkondig u een vreugdevolle boodschap die bestemd is voor het hele volk. Heden is u een Redder geboren, Christus de Heer, in de stad van David.”
Lucas 2, 10-11
God zelf is zo vol van vreugde over de incarnatie en de geboorte van Jezus, dat die vreugde op de herders, en op Maria overslaat. Degene die zich het meest, en als eerste verheugd heeft over de komst van Jezus in deze wereld is God zelf, buiten zichzelf van blijdschap dat Hij dit voor ons mensen kan doen. Zozeer heeft Hij ons lief! Als iemand zo blij is over iets waar hij vol van is, kan hij het niet voor zich houden, en moet anderen deelgenoot maken van zijn blijdschap. U kunt dat zelf ervaren.
Als u nu voor de kerststal staat die u in uw huis hebt gezet, probeert u dan iets dieper te kijken, met de ogen van het geloof, en God zal dan ook u deelgenoot maken van zijn blijdschap en vreugde.
De openbaring van het werk van de Zoon
We komen nu aan bij de zin van de engel over het aandeel van God de Zoon in de incarnatie:
“Zie, gij zult zwanger worden en een zoon ter wereld brengen, die gij de naam Jezus moet geven. Hij zal groot zijn en Zoon van de Allerhoogste genoemd worden. God de Heer zal Hem de troon van zijn vader David schenken en Hij zal in eeuwigheid koning zijn over het huis van Jakob en aan zijn koningschap zal nooit een einde komen.’
Waarom geeft de engel aan de Zoon de naam ‘Jezus’? Dat heeft te maken met wat die naam betekent. Hij betekent “God is onze redder”. De eerste keer dat die naam in de bijbel voorkomt, is in het boek Exodus. Het volk van Israël zit vast, ze kunnen niet vooruit, want daar ligt de Rode Zee, en ze kunnen niet achteruit, want daar komt het leger van Egypte aan. Het is in die situatie, waar er, menselijkerwijs gesproken, geen redding mogelijk is, dat Mozes het over Jezus heeft. Hij zegt tot het volk:
“`Vrees niet en blijf volhouden: dan zult u zien hoe Jahwe u vandaag nog zal redden. Want vandaag ziet u de Egyptenaren nog; daarna zult u ze niet meer zien, nooit meer! Jahwe zal voor u strijden; zelf hoeft u geen vinger uit te steken’ ”
Exodus 14,13-14
In de vertaling ziet u die naam van Jezus niet, maar in het Hebreeuws zie je die wel. Waar Mozes in de Nederlandse vertaling zegt: “dan zult u zien hoe Jahwe u vandaag nog zal redden”, zegt hij in het Hebreeuw “u zult Jezus zien”. “Jezus” of “Jozua” is een Hebreeuwse naam en bestaat uit twee Hebreeuwse woorden, namelijk, “iashah” (ישועה = redden) en een korte vorm van Jahwe (יהוה). De naam ‘Jezus’ betekent dus ‘God redt”. Hij redt ons heel speciaal van situaties waar, menselijkerwijs gesproken, geen redding mogelijk lijkt.
Deze geïncarneerde, reddende God, Jezus, zal “koning zijn” en “aan zijn koningschap zal nooit een einde komen (vers 33). Dat wil zeggen dat de historische strijd tussen Christus en satan voor ons goed zal aflopen: Christus zal uiteindelijk een eclatante overwinning behalen en het Rijk van God zal eeuwig duren.
De openbaring van het werk van de Heilige Geest
De derde zin van de engel openbaart het werk van God de Heilige Geest in de incarnatie. Het werk van de heilige Geest is analoog aan het werk van een man in de seksuele relatie met zijn vrouw. De man komt over de vrouw en bevrucht haar met zijn seksuele potentie, en dat doet de Heilge Geest met Maria: “De heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen” (vers 35).
Dit kan ook u overkomen, als u een gecompromitteerd geestelijk leven leidt. Dat punt zal ik uitwerken in het volgende deeltje over de mystieke incarnatie.
De mystieke incarnatie
De menswording van Gods Woord is iets van alle tijden, zoals ik dat aanduidde in de 12e Meditatie op het Evangelie door pater Auping. In het geval van menswording van Gods Woord in het mystieke lichaam van Christus (de Kerk), gaat het om de mystieke incarnatie. Paulus zegt dat zo: “Want die Hij tevoren heeft gekend, heeft Hij ook tevoren bestemd tot gelijkvormigheid met het beeld van zijn Zoon, opdat Deze de eerstgeborene zou zijn onder vele broeders” (Romeinen 8,29). Sommige heiligen hebben zo geleefd dat zij aan die genade van de mystieke incarnatie 100% beantwoord hebben. Dank zij deze mystieke incarnatie, was in hen Christus zelf onder de mensen aanwezig, zoals in het geval van Mozes die Israël uit de slavernij van Egypte bevrijdde; of de heilige Benedictus, die in Benediktijner kloosters de cultuur van het Westen bewaarde; of de heilige Franciscus van Assisi, die in zijn leven bewees dat je het Evangelie helemaal in praktijk kunt brengen; of de heilige Ignatius van Loyola die de Kerk bevrijdde uit de greep van de afvalligheid; of de heilige Pastoor van Ars en de heilige Pater Pio, die door hun penitenties boete deden voor de zonden van hun duizenden biechtelingen; of de zalige Concepción Cabrera de Armida, de mede-stichteres van de Missionarissen van de Heilige Geest en de Zusters van het Kruis, in Mexico; of de heilige Johannes Paulus II, die via zijn reizen over de hele wereld het Evangelie en het respect aan de Mensenrechten proclameerde.
Als u zich open wilt stellen voor de genade van de mystieke incarnatie, is het nodig dat u dicht bij Maria blijft, zodat haar zuiverheid en haar kracht u kunnen doordringen. Op het Concilie van Efeze (431) is Maria uitgeroepen tot Moeder van God in u, de moeder van God die in u wil inkarneren, die in uw ziel geboren wil worden en wil opgroeien. Dicht bij haar leert u dit geheim te onderkennen, te eerbiedigen en te kultiveren.
Ook zijn er politieke leiders, die een zekere graad van deze mystieke incarnatie van Gods Wijsheid in hun persoon toelieten, en op beslissende wijze de mensen geschiedenis positief beïnvloed hebben. Iedere keer opnieuw redt God zo de mensheid die op het punt staat verloren te raken. We zien het in Winston Churchill die op het moeilijkste uur van de Tweede Wereldoorlog standvastig bleef en zo de overwinning op de nazi’s mogelijk maakte. We zien het in Mahatma Gandhi die, door middel van het door hem geplande en geleidde geweldloos verzet, India bevrijdde van het Europees kolonialisme. We zien het in DagHammarskjöld, die als eerste sekretaris generaal van de Verenigde Naties, de creatie overzag van de Comission on Human Rights, die van 1946 tot 1948 de Universal Declaration of Human Rights redacteerde. We zien het in Mijail Gorbachov die Oost Europa bevrijdde van de onderdrukking van het Sovjet regime. We zien het in Nelson Mandela die op geweldloze wijze Zuid-Afrika bevrijdde van de apartheid.
U kunt dat in uw eigen leven zien, als u meewerkt met de Heilige Geest in de vervulling van het mysterie van de mystieke incarnatie. Jezus wil in u geboren worden.
Heeft u vragen of wilt u iets delen met pater Auping, mailt u naar [email protected]
