Tijdens het bezoek van pater John Auping SJ uit Mexico – opgegroeid in Joppe – in september 2018 aan onze geloofsgemeenschap om met ons het 150-jarig jubileumfeest te vieren is het idee geboren contact met elkaar te houden. Het voornemen van pater Auping is om ons periodiek, zo eens in de drie weken, een overweging gewijd aan een tekst uit het Evangelie met ons te delen. Wij zijn pater Auping zeer erkentelijk voor dit initiatief en wensen u veel devotie bij het lezen.
Klik hier voor Een Gids voor het mediteren op het Evangelie door pater Auping
Het smeekgebed (Lucas 11,5-13)

“5 Hij vervolgde: ‘Stel, iemand van u heeft een vriend. Midden in de nacht gaat hij naar hem toe en zegt: Vriend, leen mij drie broden, 6 want een vriend van mij is van een reis bij mij aangekomen en ik heb niets om hem voor te zetten. 7 Zou die ander van binnenuit dan antwoorden: Val me niet lastig, de deur is al op slot en mijn kinderen en ik liggen in bed; ik kan niet opstaan om het je te geven? 8 Ik zeg u: als hij al niet opstaat en het hem geeft omdat hij zijn vriend is, zal hij toch opstaan en hem geven al wat hij nodig heeft, om zijn onbescheiden aandringen.
9 Tot u zeg Ik hetzelfde: Vraagt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en er zal worden opengedaan. 10 Want al wie vraagt, verkrijgt; wie zoekt, vindt; en voor wie klopt, wordt opengedaan. 11 Is er soms onder u een vader die aan zijn zoon een steen zal geven, als deze hem om brood vraagt? Of als hij om vis vraagt, zal hij hem toch in plaats van vis geen slang geven? 12 Of als hij een ei vraagt, zal hij hem toch geen schorpioen geven? 13 Als gij dus, ofschoon ge slecht zijt, goede gaven aan uw kinderen weet te geven, hoeveel te meer zal dan uw Vader in de hemel de heilige Geest geven aan wie Hem erom vragen’.”
Magische manipulatie van God
Als u iets aan God wil vragen, kunt u niet zomaar beginnen het Hem te vragen. U moet zich eerst te binnen brengen, wie het is aan aan wie u iets wil vragen, en hoe u Hem iets kunt vragen. God is niet iets of iemand die je kunt manipuleren, zoals in de hekserij of het bijgeloof: men doet een of ander ritueel, en de uitkomst is gegarandeerd. Daar doet Hij niet aan mee.
Ik herinner met het geval van twee vrouwen uit Mexico-stad, die mij op een zondagmiddag vroegen of ik ze ‘water van de heilige Ignatius’ kon geven. Beide vrouwen waren getrouwd met een echtgenoot die alcoholicus was. Beide mannen waren ook agressief en gewelddadig. Ze sloegen hun vrouwen en kinderen, vooral als ze dronken waren. De beide vrouwen legden me uit dat ze dit heilige water op de kleren van hun respectievelijke echtgenoten wilden sprenkelen, met het doel dat de duivel hen dan zou verlaten. Ik legde ze uit, dat dit gebruik van het heilig water hen niet zou helpen, dat het een poging was om God te manipuleren. Ze vroegen mij toen: “wat moeten we dan doen?”. Ik gaf hun toen de raad dat ze hun respectievelijke echtgenoten moesten confronteren. Ze moesten alle alcoholische dranken in huis weggooien, en dan, als hij die avond dronken uit de kantine thuis kwam, moest zij een meerderjarige getuige naast haar hebben, en hem zeggen: “ik wil niet dat je nog alcohol drinkt, de volgende keer dat je dronken bent ga je het huis uit, en komt niet terug, tot je permanent nuchter bent”. Ik voorspelde ze toen: “omdat hij er aan gewend is, zijn wil met geweld op te leggen, zal hij u een harde klap geven, en u uitschelden”. U moet hem dan, in tegenwoordigheid van de ooggetuige, zeggen: “nog één keer gebruik je geweld tegen mij of de kinderen, en ik klaag je aan bij de rechter”. En als hij u dan opnieuw slaat, moet u de volgende dag naar de rechter gaan en hem aanklagen. In de gevangenis kan hij dan nadenken over zijn nutteloze leven, en wellicht berouw verwekken. Beide vrouwen zeiden me toen, in koor: “maar pater, waar blijft de liefde?” Ik antwoordde ze toen: “u moet uw lafheid niet verwarren met liefde; uw man confronteren, dat is echte liefde, want u geeft hem een kans zich te bekeren”.
Dit voorbeeld is typisch voor de nutteloze poging om God te manipuleren. De beide vrouwen mengden een aantal geloofsovertuigingen met het bijgelovige gebruik van heilig water, en dat alles was een vroom zelfbedrog dat de onbewuste functie had dat zij zich niet van hun ondeugd van lafheid bewust zouden worden. Maar echte liefde moet sterk zijn. Zwakke liefde is geen echte liefde, maar lafheid. En het geloof moet geen voorwendsel van onze lafheid of luiheid zijn, dat is geen geloof maar bijgeloof. Men moet op intelligente en ijverige wijze de middelen gebruiken om het doel te bereiken. Als men dat doet, en dan God vraagt te helpen, zal Hij helpen.
Het authentieke smeekgebed
Het smeekgebed tot God gaat in drie stappen. De eerste stap is wat Ignatius van Loyola ‘heilige onverschilligheid’ noemt. U kunt God niet iets afdwingen. Voordat u Hem een gunst vraagt, moet u eerst innerlijk vrij zijn, vrij om verhoord, of niet verhoord te worden. Dat betekent niet dat u niet graag zou hebben dat Hij u zal verhoren, maar dat u daarop niet zó moet fixeren, dat u God zou verwerpen, of zijn bestaan zou ontkennen, als het smeekgebed niet verhoord zou worden. Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond, dat sommige adolescenten het geloof verliezen, als God hun gebed niet verhoort (al keren ze vaak terug tot het geloof van hun ouders, later in hun leven).[1]
En niet alleen adolescenten. Ook volwassenen kunnen soms boos worden op God omdat Hij zoveel lijden toelaat. We zijn hier aangeland in een vicieuze cirkel: als een mens God iets wil afdwingen, zal Hij, in het algemeen, geen acht slaan op zo’n onvrij smeekgebed. Zo’n mens wordt dan boos op God, en in zijn boosheid zal hij bevestigen dat God nutteloos is, of niet bestaat. En deze conditie betekent dat God uit zo iemands leven wordt uitgesloten.
Het geloof en vertrouwen van de kleinen
Eenmaal innerlijk vrij, moeten we God zijn hulp vragen met het geloof en vertrouwen van de ‘kleine’. Zoals een klein kind het volle vertrouwen heeft dat zijn ouders van hem houden, hem beschermen als dat nodig is, hem te eten geven en hem helpen bij zijn huiswerk, zo groot moet ons vertrouwen in God de Vader zijn, als van een klein kind in zijn goede vader. We moeten klein worden als een klein kind:
“In diezelfde tijd richtten de leerlingen tot Jezus de vraag: “Wie is nu wel de grootste in het Rijk der hemelen?” Hij riep een klein kind, zette het in hun midden en zei: “Voorwaar, Ik zeg u: als gij niet opnieuw wordt als de kleine kinderen, zult gij het Rijk van God zeker niet binnengaan. Wie dus zichzelf gering acht zoals dit kind is de grootste in het Rijk der hemelen”
Matteüs 18,1-4
Hoe moet dat nou in de praktijk, klein worden als een kind? Het kan niet zonder God. Het is in feite een houding tegenover God. Een anekdote kan een en ander verhelderen. Ik geef iedere maand therapie aan groepen van echtparen. Elke eerste zaterdag middag van de maand, één groep, elke derde zaterdag middag van de maand, een andere groep. Vijf jaar geleden nodigden een groep van jonge echtparen met kleine kinderen mij uit voor het feest van “Las Posadas”. Ze vieren daarin de reis van Jozef en María naar Bethlehem, en de slechte ontvangst in de herberg. De kinderen slaan daarbij met een stok op kartonnen ballen vol snoepjes. Ze waren daar zo mee bezig, en ik zat op een stoel tegen de wand van de muur van de binnenplaats. Op twee meter afstand van mij zat Paula, een klein kind van vijf jaar, op haar knieën te spelen met blokken en poppen, die op een houten kist geplaatst waren. Ik keek daarnaar met een gevoel van tederheid en welbehagen. Op een gegeven moment, hief zij haar hoofd op, en zag dat ik naar haar keek met tederheid en welbehagen. Zij glimlacht toen van troost door het feit dat ik met die gevoelens naar haar keek. En daarna ging ze door met spelen. Jezus’ commentaar is: “Voorwaar, Ik zeg u: als u niet opnieuw wordt als die kleine Paula, zult u het Rijk van God zeker niet binnengaan”.
God kijkt zo naar ons, als we ergens bezig zijn. Je moet je die blik bewust maken. Een blik van tederheid en welbehagen: “Jij bent mijn zoon / mijn dochter, mijn veelgeliefde, in wie Ik welbehagen heb” (Mattheüs 3,17). U bent niet alleen, Hij kijkt naar u, klaar om je een helpende hand te lenen, wanneer u die nodig hebt. U moet aandacht hebben voor die liefdevolle blik van God. Als u die blik bewust wordt, voelt u de troost van zo door God gezien te zijn, en daarna gaat u door met wat u doet, maar zonder bezorgdheid, onbekommerd, zoals een kind dat speelt aan de voeten van God zijn Vader. Werk dat normalerwijze moeilijk en vermoeiend is, wordt zo omgevormd in een zachte en lichte last:
“Komt allen tot Mij die uitgeput zijt en onder lasten gebukt, en Ik zal u rust en verlichting schenken. Neemt mijn juk op uw schouders en leert van Mij: Ik ben zachtmoedig en nederig van hart; en u zult rust vinden voor uw zielen, want mijn juk is zacht en mijn last is licht”
Matteüs 11,28-30
Zo klein worden is een levenskunst. Je kunt die veroveren door je dag door te brengen onder Gods blik, in zijn tegenwoordigheid. Als iemand die zo klein is, vol geloof en vertrouwen iets aan God vraagt, kan Hij moeilijk nee zeggen. Het geloof van de kleine beschikt op mysterieuze wijze over Gods wil, om hem te geven wat hij vraagt. En hij beschikt op mysterieuze wijze over Gods macht, zodat wat menselijkerwijze onmogelijk lijkt, ervaren wordt als een kinderspel wordt. Dit vertrouwen gaat zover dat de biddende mens bij voorbaat ervaart dat God hem heeft verhoord, en daarom God bij voorbaat dank zegt voor iets wat nog niet gebeurd is.
Voorbeelden van geanticipeerde dankbaarheid
In de 9e meditatie presenteerde ik de case studie van de bevrijding van Déborah, als een voorbeeld van smeekgebed met geloof dat bergen verzet. Ik geef hier een samenvatting van deze case studie. Déborah werd eind november 2011 door de rechter tot 27 jaar gevangenisstraf veroordeeld voor een moord die zij niet gepleegd had. Statistisch gezien, is er een kans van één op 20.000 dat iemand na zo’n veroordeling vrij komt. Ik zocht Déborah op in de gevangenis. In de gevangenis bad Déborah iedere avond een uur, met het geloof en vertrouwen van de kleine, aan God vragend iemand op haar weg te plaatsen die haar uit de gevangenis kon bevrijden. Ik begreep dat mijn interventie Gods antwoord op haar gebed was. Ik zelf was zo vervuld van dankbaarheid dat God besloten had Déborah te bevrijden, dat ik niet anders kon dan Hem daarvoor te danken, met tranen van troost, al was een en ander hier op aarde nog niet gebeurd. Het gaat hier om de ‘geanticipeerde dankbaarheid’ waar ik het zojuist over had. Een en ander motiveerde mij om te onderzoeken wie de echte moordenaar was.
Dit onderzoek deed ik in de maanden januari en februari 2012. Ik wist van Déborah dat zij op 26 december 2009 op bezoek was bij haar verloofde, en dat later in de avond vier jonge mannen, van wie zij er twee kende van het fitnesscentrum Gym 24 Horas, (Alfredo Olazcoava en Oscar Chirinos) zich de toegang forceerden tot het appartement. De leider van deze vier, was Alfredo die Marcus met een dolk vermoordde. Hij probeerde ook Déborah te vermoorden, met twee japen in haar keel, maar al bloedde zij hevig, haar halsader en luchtpijp werden niet doorgesneden en ze overleefde de aanval.
Diezelfde nacht dat haar verloofde vermoord was, had Déborah zelf de politie opgebeld, en toen die kwam, had zij de politie de namen van Alfredo Olazcoava en Oscar Chirinos gegeven, de twee jonge mannen die zij herkend had. De politie van onderzoek had beide mannen gezocht op hun werk en woonadres, maar beiden waren voortvluchtig. Toen de politie de moordenaar en zijn medeplichtige niet vond, besloot de lokale procureur Déborah van de moord te beschuldigen, er aan toevoegend dat zij zelf zich die diepe wonden in haar hals had toegebracht.
De advocaat van Déborah (Sergio López Jaimes) informeerde mij dat iemand hem gezegd had dat Marcos met iemand gevochten had, niet lang vóór de moord op Marcos, in het Table Dance Excess, in Insurgentes Sur, om de voorkeur van een danseres te winnen. Ik onderzocht wie de fotograaf was die foto’s maakte van de danseressen in Table DanceExcess (Victor González), en waar zijn fotostudio was (in de Colonia Condesa). Ik zocht hem op in zijn studio en hij vertelde mij dat El Vaquero ooggetuige was geweest van die ruzie. El Vaquero was stripper in Women’s Club in Insurgentes Sur. Ik onderzocht waar El Vaquero woonde en werkte. We ontmoetten elkaar in een restaurant dicht bij Gym 24 Horas. Zijn echte naam was Arturo Martínez Mena.
Arturo vertelde mij niet alleen dat hij ooggetuige was geweest van de ruzie tussen Marcos en Alfredo, op 19 december 2009, in Table Dance Excess, maar ook dat twee dagen na de moord, Alfredo hem via zijn mobiele telefoon had opgebeld (ze waren vrienden) en hem had laten weten dat hij Marcos en Déborah om zeep gebracht had[2], en dat hij was ondergedoken opdat de politie hem niet zou vinden. Ik verzocht hem in zijn eigen handschrift op schrift te stellen wat hij wist. Hij voldeed aan mijn verzoek, en ondertekende het geschrift, er zijn adres en mobiele telefoonnummer aan toevoegend. Via Jezus González Schmal en Sergio López Jaimes overhandigde ik dit getuigenis aan de drie magistraten van de zevende rechtszaal van het hooggerechtshof.
Op 12 april 2012, spraken de drie magistraten haar unaniem vrij. Dit is een voorbeeld van de macht van het smeekgebed, de macht van het geloof van een kleine mens.
God zal zo´n smeekgebed altijd verhoren. Maar dat betekent niet dat Hij u onmiddellijk verhoort. Het kan soms wat duren, wat een manier is om uw geloof op de proef te stellen, en te louteren. Daarom geeft Jezus ons die parabel van de vriend die bij zijn vriend aandringt (Lucas 11,5-8). Het is om ons aan te moedigen, dat we in het smeekgebed de hoop en het geloof niet moeten verliezen.
Deze houding van hoop en geloof, soms van vriendelijk aandringen, is een houding in het leven, niet alleen ten opzichte van God, maar ook ten opzichte van de mensen. Als u bij de mensen aandringt met de energie en de vrede van de Heilige Geest, zullen de mensen u vroeger of later de deur openen en u geven wat u vraagt: “Vraagt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en er zal worden opengedaan. Want al wie vraagt, verkrijgt; wie zoekt, vindt; en voor wie klopt, wordt opengedaan” (Lucas 11,9-10).
Tenslotte, het allerbelangrijkste: als u God vraagt om zijn Geest, om te groeien in het geestelijk leven, zal Hij u verhoren. U vraagt Hem immers wat Hij u het liefste geeft: in liefde één zijn met Hem.
- Carl E.Pickhardt, Surviving your child’s adolescence, Wiley, 2013. Zie ook: Marcie Goeke-Morey, Laura Taylor, Christine Merrilees, Peter Shirlow, & Mark Cummings, “Adolescents’ relationship with God and internalizing adjustment over time: The moderating role of maternal religious coping”, in: Journal of Family Psychology, Vol. 28, 2014, pp. 749–758. Zie ook: Mark Regnerus & Jeremy Uecker, “Finding Faith, Losing Faith: The Prevalence and Context of Religious Transformations during Adolescence”, in: Review of Religious Research, Vol. 47, 2006, pp. 217-237.
- In het Spaans waren zijn woorden: “ya le di en la madre a Marcos y a su vieja”.
